ECLI:NL:GHAMS:2021:3543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
000445-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling voor belaging met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2021. De verdachte was veroordeeld voor belaging, waarbij hij stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte diverse vormen van ongewenst contact, waaronder het versturen van negatieve berichten en dreigementen via sociale media en e-mail. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging door gedurende een periode van meer dan twee jaar herhaaldelijk contact te zoeken met de benadeelde, ondanks haar duidelijke verzoeken om geen contact meer te willen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, en er werd een contactverbod opgelegd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij voldoende schade had geleden als gevolg van de gedragingen van de verdachte, en kende een schadevergoeding toe van € 1.385,00, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van belaging en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000445-21
datum uitspraak: 3 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-160462-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2017 tot en met 10 mei 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde], door in voornoemde periode (telkens)
  • (negatieve) berichten (waarin voornoemde [benadeelde] zwart wordt gemaakt) over die [benadeelde] op [website 1] te plaatsen en/of
  • via [website 1] vriendschapsverzoeken te sturen aan die [benadeelde] en/of
  • nieuwe [profielen] aan te maken teneinde via [website 1] vriendschapsverzoeken aan die [benadeelde] te sturen en/of
  • te bellen naar die [benadeelde] en/of
  • via e-mail die [benadeelde] te benaderen en/of (vervolgens) om advies te vragen en/of
  • aanmeldingen voor sessies/meditaties te sturen/verzoeken per mail en/of via de nieuwsbrief/website van (de praktijk van) die [benadeelde] (teneinde zicht te krijgen op de werklocaties/werkactiviteiten van die [benadeelde]) en/of
  • berichten/reacties bij/onder het [website 2]-account van die [benadeelde] te plaatsen/achter te laten en/of - dreigende e-mailberichten te sturen aan die [benadeelde], onder meer het/de bericht(en): "En door mij niet terug te mailen. En de hoorn op de haak te gooien wanneer ik je onlangs gebeld had. Dat komt je onder andere op een executie te staan als je zo door blijft gaan." en/of "Namelijk dat je zal worden geexecuteerd op het God tribunaal van mijn vader Ra (..)" en/of "En dat kost je de kop, tenzij je met mij elk weekend de liefde gaat bedrijven (..)" en/of "En als ik dinsdag 10 juli 2018 om 00:00 uur niets van je gehoord heb is het voor jou weldra voorbij. Wordt je pijnloos gedood (..)", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • e-mailberichten aan die [benadeelde] te sturen met seksueel getinte/pornografische teksten, onder meer het/de bericht(en): "En tijdens deze super-geile trio's hielp Maria ons zodat ik je 'werkelijk''waar' heerlijk diep en fluwel zacht maar ferm in je anus neukte" en/of "Kortom ik hou van je en wil zo graag met je neuken. (..) En je zachtjes fist-fucken om je zo vaak een orgasme te laten voelen, dat je zo blij bent en opgelucht, dat je de knoop hebt doorgehakt en mij gebeld hebt.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, met het oogmerk die [benadeelde], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking van de verweren

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de belaging niet kan worden bewezen en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet alle handelingen opgenomen achter de gedachtestreepjes op de tenlastelegging kunnen worden bewezen. Het contact dat de verdachte wel zocht met aangeefster was doorgaans positief of heeft een zakelijk karakter, op de seksueel getinte e-mail na. De handelingen die wel kunnen worden bewezen zijn – ook in onderling verband en samenhang bezien – echter niet van dien aard dat de verdachte daardoor stelselmatig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gemaakt.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de aangeefster onduidelijk is geweest en nooit concreet heeft aangegeven dat zij geen contact meer met de verdachte wilde.
Het hof overweegt als volgt.
De verklaring van aangeefster vindt steun in de overige stukken in het dossier, waaronder in het bijzonder de inhoud van de bij de aangifte gevoegde brieven en e-mails. In hetgeen door de raadsman is aangevoerd ziet het hof geen grond om aan het waarheidsgehalte van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Sprake is van een variëteit aan gedragingen en de door de verdachte verstuurde berichten waren (deels) dreigend en dwingend van toon. Het hof gaat voorbij aan het betoog van de verdediging dat de brief over het God Tribunaal geen dreigend karakter had omdat hiermee alleen een reïncarnatie naar een lagere dimensie werd bedoeld. Uit de brief blijkt duidelijk dat de verdachte dreigt dat de executie van aangeefster zou plaatsvinden als zij zou blijven weigeren contact dan wel seks met hem te hebben. Ter zitting heeft aangeefster verklaard zich niet te kunnen vinden in de uitleg van de verdachte met betrekking tot het God Tribunaal en dat de e-mail zeer bedreigend voor haar was.
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte op indringende en obsessieve wijze heeft geprobeerd met het slachtoffer in contact te komen, gedurende een periode van ruim twee jaar. Nadat aangeefster in maart 2017 de verdachte heeft aangegeven dat zij geen contact meer wilde, zocht de verdachte desondanks via diverse kanalen contact met aangeefster. Op advies van de politie negeerde zij de verdachte. Voorts is de verdachte in februari 2019 op het politiebureau verschenen voor een verhoor over de hem verweten gedragingen. Desondanks zocht hij opnieuw contact met aangeefster. Het door de raadsman aangevoerde verweer dat de aard van deze pogingen om contact te krijgen met aangeefster veelal zakelijk was en de berichten over het algemeen positief van aard waren, maakt dit niet anders. Door aldus te handelen heeft de verdachte aangeefster gedwongen tot het dulden van contact met hem, terwijl zij hem duidelijk te kennen had gegeven geen contact meer met hem te willen. Uit de verklaringen van aangeefster volgt dat de gedragingen van de verdachte grote gevolgen voor haar persoonlijk leven en haar persoonlijke vrijheid teweeg hebben gebracht. Het hof overweegt daarbij dat de omstandigheid dat de frequentie van de contacten gedurende de periode van ruim twee jaar waarin deze hebben plaatsgevonden niet op alle momenten hoog was, niet in de weg staat aan het bestaan van een "stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer" in de betekenis die daaraan toekomt in artikel 285b Sr (zie Hoge Raad 16 oktober 2018. ECLI:NL:HR:2018:1949.)
Anders dan de rechtbank, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte nieuwe [profielen] heeft aangemaakt om via [website 1] vriendschapsverzoeken aan [benadeelde] te sturen, en zal het de verdachte hiervan vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2017 tot en met 10 mei 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde], door in voornoemde periode (telkens)
  • (negatieve) berichten (waarin voornoemde [benadeelde] zwart wordt gemaakt) over die [benadeelde] op [website 1] te plaatsen en
  • via [website 1] vriendschapsverzoeken te sturen aan die [benadeelde] en
  • te bellen naar die [benadeelde] en via e-mail die [benadeelde] te benaderen en (vervolgens) om advies te vragen en
  • aanmeldingen voor sessies/meditaties te sturen/verzoeken per mail en via de nieuwsbrief/website van (de praktijk van) die [benadeelde] (teneinde zicht te krijgen op de werklocaties/werkactiviteiten van die [benadeelde]) en
  • berichten/reacties bij/onder het [website 2]-account van die [benadeelde] te plaatsen/achter te laten en
  • dreigende e-mailberichten te sturen aan die [benadeelde], onder meer: "En door mij niet terug te mailen. En de hoorn op de haak te gooien wanneer ik je onlangs gebeld had. Dat komt je onder andere op een executie te staan als je zo door blijft gaan." en "Namelijk dat je zal worden geexecuteerd op het God tribunaal van mijn vader Ra (..)" en "En dat kost je de kop, tenzij je met mij elk weekend de liefde gaat bedrijven (..)" en "En als ik dinsdag 10 juli 2018 om 00:00 uur niets van je gehoord heb is het voor jou weldra voorbij. Wordt je pijnloos gedood (..)", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
  • e-mailberichten aan die [benadeelde] te sturen met seksueel getinte/pornografische teksten, onder meer: "En tijdens deze super-geile trio's hielp Maria ons zodat ik je 'werkelijk''waar' heerlijk diep en fluwel zacht maar ferm in je anus neukte" en "Kortom ik hou van je en wil zo graag met je neuken. (..) En je zachtjes fist-fucken om je zo vaak een orgasme te laten voelen, dat je zo blij bent en opgelucht, dat je de knoop hebt doorgehakt en mij gebeld hebt", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
met het oogmerk die [benadeelde], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van drie jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur.
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf in de vorm van een geldboete of taakstraf op te leggen, waarbij aansluiting dient te worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor bedreiging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging door herhaaldelijk met aangeefster, via diverse (sociale media) kanalen, contact te zoeken, terwijl zij hem uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat niet te willen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de grens van het toelaatbare ver overschreden en daarmee op indringende wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster en heeft hij gevoelens van onrust en angst bij haar veroorzaakt, hetgeen blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Blijkens een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 oktober 2021 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld, zodat hij dient te worden aangemerkt als een zogenoemde
first offender.
Om de verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst dient te onthouden van voor het slachtoffer bedreigende en overige strafbare feiten, acht het hof – alles afwegend – oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur noodzakelijk. Aan die voorwaardelijke straf zal als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster worden verbonden en daarbij een relatief lange proeftijd worden vastgesteld. Anders dan de raadsman is het hof niet van oordeel dat in de strafmaat aansluiting moet worden gezocht bij straffen die worden opgelegd voor een enkele bedreiging, namelijk een (voorwaardelijke) geldboete of taakstraf. Dit wordt niet passend geacht, gezien de aard en ernst van onderhavige bewezenverklaring.
Voorts zal het hof de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden aangeefster (opnieuw) te belagen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.039,66.
De vordering bestond uit de volgende posten:
  • Eigen risico zorgverzekering : € 385,00
  • Verhuiskosten : € 497,50
  • Reis- en parkeerkosten : € 537,16
  • Eigen bijdrage fysiotherapie : € 120,00
  • Immateriële schade : € 2.500,00
--------------------------------------------------------------------------
totaal : € 4.039,66
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.542,16, bestaande uit een bedrag van € 1.402,16 ter compensatie van materiële schade en een bedrag van € 1.500,00 als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, waarbij de post eigen bijdrage fysiotherapie is komen te vervallen en de reis- en parkeerkosten zijn verhoogd tot een bedrag van
€ 739,85.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de vordering ten aanzien van de materiële schadevergoeding de rechtbank dient te worden gevolgd en de vordering van immateriële schade volledig dient te worden toegewezen.
Primair heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de vordering benadeelde partij een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding. Niet is komen vast te staan dat de behandeling bij de psycholoog en fysiotherapeut enkel zijn oorzaak vindt in de belaging. Ten aanzien van de post ‘verhuiskosten’ is aangevoerd dat verdachte zich nimmer in de omgeving van de woning van benadeelde heeft vertoond. Ook wat betreft de immateriële schadevergoeding dient deze post niet-ontvankelijk te worden verklaard volgens de verdediging en voorts is aangevoerd dat de aangehaalde jurisprudentie niet passend is.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De benadeelde partij heeft haar vordering voldoende onderbouwd, ook voor wat betreft het causale verband tussen de als ‘eigen risico’ opgevoerde schade en het bewezenverklaarde feit. De vordering zal ten aanzien van de post ‘eigen risico’ worden toegewezen.
Voor ‘reis- en parkeerkosten’ is het hof van oordeel dat behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, mede gelet op het feit dat in hoger beroep een ander bedrag is gevorderd dan in eerste aanleg. Ten aanzien van de post ‘verhuiskosten’ is onvoldoende vast komen te staan dat de gevorderde schade voldoende rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit en het hof neemt daarbij in aanmerking dat, mede gelet op het door de raadsman aangevoerde standpunt, niet is komen vast te staan dat de verdachte zich rondom de woning van de benadeelde heeft opgehouden. Op deze punten zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verder is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft haar vordering voldoende onderbouwd dat zij gediagnosticeerd is met een posttraumatische stressstoornis. Voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij zich langdurig angstig en onveilig heeft gevoeld, zoals ook naar voren is gekomen in de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting in hoger beroep heeft voorgedragen. Naar de maatstaf van billijkheid wordt de immateriële schade vastgesteld op
€ 1.000, - en zal de vordering op dit punt voor het overige worden afgewezen.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zoals hiervoor aangegeven, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de volledige proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1959).
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1959) en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.385,00 (duizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij met betrekking tot de gevorderde materiële schade voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.385,00 (duizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 23 (drieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële op 12 juni 2019 en de immateriële schade op 10 mei 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. W.F. Groos en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 november 2021.