In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die eerder was veroordeeld voor gewoonteheling. Het openbaar ministerie had gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 409.441,60 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie het bedrag verlaagd naar € 383.981,26. De rechtbank had eerder een verplichting opgelegd tot betaling van € 338.745,87. De betrokkene, die gedetineerd is, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken van het dossier en de verklaringen van de betrokkene en zijn raadsman. Het hof oordeelt dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit zijn strafbare feiten, gepleegd tussen 1 januari 2010 en 7 april 2013. De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de opbrengsten van de verkoop van gestolen Apple computers, die de betrokkene via eBay heeft verhandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de bruto opbrengst € 724.103,92 bedraagt, met een brutowinst van € 402.337,16.
De verdediging heeft kosten voor onderdelen, reparatie en opslag gepresenteerd, maar het hof heeft slechts een deel van deze kosten in mindering gebracht. Uiteindelijk heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 315.927,00, dat de betrokkene aan de Staat moet betalen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verplichting tot betaling aan de Staat heeft opgelegd. De duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 1080 dagen.