Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering van de benadeelde partij
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2021. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor een vermogensdelict en bevond zich in een proeftijd. Het hof heeft het hoger beroep beperkt tot zaak B, met parketnummer 13-091726-20, waarin de verdachte werd beschuldigd van diefstal in een hotelkamer. Tijdens de behandeling van de zaak heeft de raadsman vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de bewezenverklaring van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 88 dagen met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 3 weken, terwijl de raadsman vroeg om een lichtere straf van 2 weken, al dan niet voorwaardelijk. Het hof heeft de straf uiteindelijk vastgesteld op 1 maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, waaronder een telefoon, en heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat deze zich niet opnieuw had gevoegd in hoger beroep. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. V.M.A. Sinnige, die buiten staat was om te ondertekenen.