ECLI:NL:GHAMS:2021:3509
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep na te late indiening van de appelschriftuur
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2019. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld, maar de raadsman van de verdachte stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de te late indiening van de appelschriftuur. De officier van justitie had op 27 mei 2019 hoger beroep ingesteld, maar de schriftuur met grieven werd pas op 12 juni 2019 ingediend, wat twee dagen buiten de wettelijke termijn van veertien dagen viel.
Het hof overwoog dat, hoewel er sprake was van een geringe termijnoverschrijding, het belang van het hoger beroep in dit geval niet boven het belang van de sanctionering van het verzuim kon worden gesteld. De advocaat-generaal had aangevoerd dat de termijnoverschrijding gerechtvaardigd was, maar het hof vond deze onderbouwing onvoldoende. Het hof verwees ook naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, die relevant was voor de beoordeling van de zaak.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat het verweer van de verdediging gegrond was en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M. Senden, R.D. van Heffen en M.K. Durdu-Agema aanwezig waren. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2021.