ECLI:NL:GHAMS:2021:3507
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep na te late indiening van de appelschriftuur
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2019. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld, maar de raadsman van de verdachte stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de te late indiening van de appelschriftuur. De officier van justitie had op 27 mei 2019 hoger beroep ingesteld, maar de schriftuur met grieven werd pas op 12 juni 2019 ingediend, wat twee dagen buiten de wettelijke termijn van veertien dagen viel.
Het hof overwoog dat, hoewel er sprake was van een geringe termijnoverschrijding, het belang van het ingestelde hoger beroep niet boven het belang van de sanctionering van dit verzuim kon worden gesteld. De advocaat-generaal had aangevoerd dat de termijnoverschrijding gerechtvaardigd was, maar het hof vond deze argumentatie onvoldoende. Het hof verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep.
De beslissing van het hof was dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, wat betekent dat het hoger beroep niet verder kon worden behandeld. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.