ECLI:NL:GHAMS:2021:3506
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep na te late indiening van de appelschriftuur
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2019. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de raadsman van de verdachte stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege de te late indiening van de appelschriftuur. De advocaat-generaal betoogde echter dat het openbaar ministerie, ondanks de termijnoverschrijding, ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 27 mei 2019 hoger beroep heeft ingesteld, maar de schriftuur met grieven pas op 12 juni 2019 indiende, wat twee dagen buiten de wettelijke termijn van veertien dagen viel. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van een geringe termijnoverschrijding, het belang van het hoger beroep in dit geval niet boven het belang van de sanctionering van dit verzuim kon worden gesteld. De door de advocaat-generaal aangevoerde redenen voor de te late indiening werden door het hof als onvoldoende rechtvaardiging beschouwd.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat het verweer van de verdediging gegrond was en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak werd gedaan op een openbare terechtzitting.