ECLI:NL:GHAMS:2021:3503
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan belang en handhaving
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gedateerd 30 september 2020. De verdachte, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, maar tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de verdachte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Er is geen schriftelijke indiening van grieven gedaan en er is ook geen ander rechtens te respecteren belang aangetoond dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder onderzocht zou worden.
Het hof heeft in zijn overwegingen het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegepast. Dit artikel stelt dat een verdachte niet-ontvankelijk kan worden verklaard in het hoger beroep indien er geen grieven zijn ingediend en er geen belang is bij verder onderzoek. Gezien de omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare zitting.