ECLI:NL:GHAMS:2021:3492

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
23-000340-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een verkeerszaak met strafoplegging na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken door de politierechter in een strafzaak die betrekking had op het rijden zonder geldig rijbewijs. Het openbaar ministerie ging tegen deze vrijspraak in hoger beroep. Het gerechtshof vernietigde het vonnis van de politierechter en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. Deze uitspraak werd echter door de Hoge Raad der Nederlanden op 9 februari 2021 vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling van de straf.

Tijdens de zitting op 26 oktober 2021 heeft het hof de zaak opnieuw behandeld. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, terwijl de raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en geschorst. Dit gedrag werd als bijzonder kwalijk beschouwd, vooral gezien eerdere veroordelingen van de verdachte voor verkeersdelicten.

Het hof oordeelde dat de bewezen verklaarde feiten zo ernstig waren dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte vormden geen beletsel voor de opgelegde straf. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week onvoorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000340-21
datum uitspraak: 9 november 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 9 februari 2021 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-035033-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
Het openbaar ministerie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 20 februari 2020 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 9 februari 2021 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 oktober 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf, waarvan één week voorwaardelijk.
De raadsman heeft bepleit om de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een auto bestuurd terwijl een ingevorderd en voor alle categorieën geschorst rijbewijs niet aan hem was teruggegeven. De verdachte heeft met deze gedraging getoond zich niets aan te trekken van door het bevoegd gezag genomen beslissingen. Dit gedrag van de verdachte is extra kwalijk, omdat beslissingen omtrent het invorderen van een rijbewijs niet zonder goede grond plegen te worden genomen, waarbij de verkeersveiligheid niet zelden een rol van betekenis speelt.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 oktober 2021, waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van verkeersgerelateerde strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. De eerdere veroordelingen zijn bestraft met een lichtere strafmodaliteit, wat de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden zich wederom niet aan de regels te houden. Hij is in dat opzicht hardleers.
Gezien dit een en ander is het hof van oordeel dat het bewezen verklaarde feit zo ernstig is dat niet met een voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is geboden. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte – die door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht aan de hand van de door hem overgelegde stukken – vormen voor de hierna te noemen gevangenisstraf geen beletsel.
Het hof heeft ten slotte rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) week, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2021.
=========================================================================
[…]