ECLI:NL:GHAMS:2021:3408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
23-001541-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor een poging tot diefstal met geweld, gepleegd op 29 maart 2019 in Amsterdam. De verdachte had zich op de openbare weg, de Marnixstraat, schuldig gemaakt aan het aftasten van een politieambtenaar in burger, wat door het hof werd gekwalificeerd als een poging tot diefstal. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 oktober 2021 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat het gedrag van de verdachte niet anders kon worden begrepen dan als een poging tot diefstal, vergezeld van geweld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001541-19
datum uitspraak: 10 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-076584-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, te Zaandam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij of omstreeks 29 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg de Marnixstraat, althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door opzettelijk dreigend en/of gewelddadig
- zich naar voornoemde [slachtoffer] te begeven en/of te benaderen en/of
- voornoemde [slachtoffer] (in een houdgreep) vast te pakken en te houden en/of
- de kleding van voornoemde [slachtoffer] af te tasten en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) zijn gezicht en lichaam tegen een container te duwen/bewegen/drukken en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) heen en weer te schudden en/of uit balans te brengen en/of - met voornoemde [slachtoffer] te stoeien/worstelen (waardoor voornoemde [slachtoffer] en/of hij, verdachte, op een laag muurtje zijn beland) en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen de grond te duwen/bewegen en/of
- bovenop voornoemde [slachtoffer] te gaan zitten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:.hij op of omstreeks 29 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (in burger geklede hoofdagent) [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk
- ( in een houdgreep) vast te pakken en te houden en/of
- ( met kracht) zijn gezicht en lichaam tegen een container te duwen/bewegen/drukken en/of
- ( met kracht) heen en weer te schudden en/of uit balans te brengen (waardoor voornoemde [slachtoffer] met zijn rug op een muurtje is gevallen/beland) en/of
- tegen de grond te duwen/bewegen en/of
- bovenop hem te gaan zitten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter en een in hoger beroep gevoerd bewijsverweer bespreekt.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat twijfel mogelijk is over de vraag of het gedrag van de verdachte moet worden opgevat als een poging tot een straatroof. De verdachte was dronken en gedroeg zich vervelend en handtastelijk, hetgeen mogelijk verkeerd is geïnterpreteerd door de politie.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, gelet op de bevindingen van verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant], wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Het hof overweegt als volgt.
Op 29 maart 2019 bevond de verdachte zich omstreeks 23:45 uur in een steeg bij de Marnixstraat. Wanneer de politieambtenaar [slachtoffer] langs de verdachte loopt, geeft de verdachte hem een high-five, waarna de verdachte hem bij zijn nek vastpakt. [slachtoffer] verbaliseert dat de verdachte op dat moment met zijn andere hand over zijn lichaam heen gaat en dat het voelde alsof de verdachte zijn kleding af aan het tasten was. Als de verdachte en de verbalisant, na een worsteling, vervolgens samen op de grond liggen, voelt de verbalisant op twee afzonderlijke momenten dat de verdachte hem wederom aftast, waarbij de verbalisant opmerkt dat de verdachte dit voornamelijk rondom zijn zakken deed.
Het hof is – in het licht van het voorgaande – van oordeel dat het aftasten van het lichaam van de verbalisant door de verdachte, niet anders kan worden begrepen dan als een poging tot diefstal. Omdat de verdachte op meerdere momenten de kleding van [slachtoffer] heeft afgetast en [slachtoffer] vermeldt dat dit rondom zijn zakken gebeurde, acht het hof uitgesloten dat het hier slechts om vervelend gedrag van een beschonken persoon zou gaan. Gelet op het geweld waarmee dit gepaard is gegaan, acht het hof het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 maart 2019 te Amsterdam op de openbare weg de Marnixstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer], welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, door opzettelijk gewelddadig
- [slachtoffer] in een houdgreep vast te pakken en te houden en
- de kleding van [slachtoffer] af te tasten en
- [slachtoffer] zijn gezicht en lichaam tegen een container te duwen en
- voornoemde [slachtoffer] heen en weer te schudden en uit balans te brengen en
- met [slachtoffer] te worstelen waardoor [slachtoffer] en hij op een laag muurtje zijn beland en
- [slachtoffer] tegen de grond te duwen en
- bovenop [slachtoffer] te gaan zitten.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen een politieambtenaar in burger. De verdachte heeft het slachtoffer hierbij tegen een container aan geduwd en hem uit balans gebracht op zo’n wijze dat het slachtoffer met zijn rug op een muurtje terecht kwam. Door zo te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Gelet op de manier waarop het slachtoffer ten val is gebracht, had het bewezenverklaarde feit ernstige lichamelijke gevolgen voor hem kunnen hebben. Gezien het openlijke karakter van dit gepleegde strafbare feit kan het voorts gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 12 oktober 2021 blijkt bovendien dat hij reeds meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor (een poging tot) diefstal. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt, bij veelvuldige recidive, voor een voltooide straatroof met licht geweld een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden als uitgangspunt genoemd.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In het gegeven dat in het onderhavige geval is gebleven bij een poging, ziet het hof aanleiding een lagere straf op te leggen dan is weergegeven in het genoemde oriëntatiepunt en dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. D. Radder en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2021.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.