In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor een poging tot diefstal met geweld, gepleegd op 29 maart 2019 in Amsterdam. De verdachte had zich op de openbare weg, de Marnixstraat, schuldig gemaakt aan het aftasten van een politieambtenaar in burger, wat door het hof werd gekwalificeerd als een poging tot diefstal. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 oktober 2021 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat het gedrag van de verdachte niet anders kon worden begrepen dan als een poging tot diefstal, vergezeld van geweld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.