ECLI:NL:GHAMS:2021:3385

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
23-002615-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting door het bestellen van consumpties zonder betaling en de juridische nuances tussen flessentrekkerij en oplichting

Op 9 november 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die op 23 juni 2019 in Amsterdam twee glazen sambuca had besteld zonder te betalen. De verdachte werd beschuldigd van oplichting door zich voor te doen als een bonafide klant, waardoor het slachtoffer, werkzaam in een café, werd bewogen tot de afgifte van de drankjes. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot de conclusie kwam dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend was bewezen. De wetgever heeft oplichting gedefinieerd en specifieke oplichtingsmiddelen benoemd, waaronder het aannemen van een valse naam of hoedanigheid. Het hof oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte zich als bonafide koper presenteerde, onvoldoende was om te spreken van oplichting. Er waren geen specifieke gedragingen die erop wezen dat de verdachte misbruik maakte van de situatie. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie, die een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste, afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002615-19
datum uitspraak: 9 november 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-148958-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer], werkzaam bij café [café], heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee glazen sambuca, door zich voor te doen als een bonafide klant waardoor voornoemde [slachtoffer] werd bewogen tot afgifte van die twee glazen sambuca.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Met het in de wet omschrijven van specifieke oplichtingsmiddelen – daaronder vallen onder andere het aannemen van een valse naam of hoedanigheid – is beoogd het begrip ‘oplichting’ nader vorm en inhoud te geven. Daarmee wordt bewerkstelligd dat niet iedere vorm van bedrog en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin binnen het bereik van het strafrecht wordt gebracht als misdrijf met een strafmaximum van, kort gezegd, vier jaren gevangenisstraf.
Deze zienswijze vindt bevestiging in het feit dat de wetgever het maken van een beroep of gewoonte van het kopen van goederen met het oogmerk zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) afzonderlijk strafbaar heeft gesteld als flessentrekkerij, met hetzelfde strafmaximum als oplichting. Een incidentele gedraging als in deze zaak ten laste gelegd, is dus pas strafbaar indien hiervan een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
De in de rechtspraak wel gebruikte formulering dat een verdachte zich als een ‘bonafide’ deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Anders gezegd: de enkele omstandigheid dat iemand zich – in strijd met de waarheid - voordoet als een bonafide koper, is onvoldoende om een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 326 Sr. aan te nemen.
In het onderhavige geval zijn dergelijke specifieke gedragingen gesteld noch gebleken, zodat er onvoldoende bewijs is om enig ten laste gelegd oplichtingsmiddel bewezen te kunnen verklaren.
Een en ander leidt tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 november 2021.
=========================================================================
[…]