ECLI:NL:GHAMS:2021:3359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
200.276.037/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onbedoelde dubbele uitgifte van aandelen en verjaringstermijn

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Quintet Private Bank (Europe) S.A. en InsingerGilissen Bankiers N.V. voor schade die W.P. Stewart Holdings Fund Sicav lijdt door een onbedoelde dubbele uitgifte van aandelen. Stewart stelt dat Gilissen aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit het feit dat er 10.000 aandelen meer in omloop zijn dan zij heeft uitgegeven. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vordering van Stewart was verjaard, omdat de verjaringstermijn van vijf jaar in oktober 2004 was gaan lopen. Stewart is in hoger beroep gegaan en betwist dat haar vordering is verjaard. Ze stelt dat de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat de schade onomkeerbaar is, wat volgens haar pas in 2014 het geval was.

Het hof heeft de grieven van Stewart verworpen en geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de schade in 1999 is ontstaan, toen Gilissen de opdracht van Stewart foutief uitvoerde door een dubbele boeking van aandelen. Het hof oordeelt dat de verjaringstermijn is gaan lopen in 2004, toen Stewart bekend werd met het aansluitverschil tussen haar administratie en die van Euroclear. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Stewart wordt veroordeeld in de kosten van het geding in het principale hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.276.037/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/656150/ HA ZA 18-1079
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 november 2021
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht
W.P. Stewart Holdings Fund Sicav,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A. Hedeman te Amsterdam,
tegen:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Quintet Private Bank (Europe) S.A.,
als rechtsopvolger van
InsingerGilissen Bankiers N.V.,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.W.P.M. van der Velden te Nijmegen.
Partijen (en hun respectieve rechtsvoorgangers) worden hierna Stewart en Gilissen genoemd.

1.Waar gaat het om?

1.1.
Stewart stelt dat Gilissen aansprakelijk is voor de schade die zij lijdt doordat er in het girale systeem 10.000 aandelen meer van haar uitstaan dan zij heeft uitgegeven. Door het girale systeem, dat beheerd wordt door Euroclear, kunnen aandelen op de Amsterdamse effectenbeurs worden verhandeld. Stewart heeft voor deze aandelen geen koopprijs ontvangen. Volgens Stewart heeft Gilissen de schade veroorzaakt, doordat zij een dubbele boeking die ertoe heeft geleid dat er ten onrechte 10.000 aandelen – met een waarde per 10 oktober 2018 van € 4.140.04 – niet ongedaan heeft gemaakt. De rechtbank heeft het verjaringsverweer van Gilissen gehonoreerd en de vorderingen van Stewart afgewezen.
1.2.
In dit hoger beroep bestrijdt Stewart dat haar vordering is verjaard. Bovendien vindt ze dat alsnog zou moeten worden beslist dat een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Stewart is bij dagvaarding van 31 januari 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Stewart als eiseres en Gilissen als gedaagde.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties;
- memorie tot referte in incidenteel hoger beroep;
- akte schorsing en onmiddellijke hervatting;
- akte hervatting rechtsgeding.
2.3.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 24 september 2021 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Vanwege de limitering van de spreektijd zijn de nrs. 48-55 van de spreekaantekeningen van Gilissen niet voorgedragen en daarom door het hof niet in zijn oordeel betrokken.
Stewart heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling producties in het geding willen brengen, maar het hof heeft deze stukken na bezwaar van Gilissen geweigerd en dus niet in zijn oordeel betrokken.
2.4.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2.5.
Stewart heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – voor recht zal verklaren dat Gilissen toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen en aansprakelijk is voor de schade die Stewart daardoor heeft geleden, en Gilissen zal veroordelen tot betaling van de waarde van 10.000 aandelen Stewart op het tijdstip van voldoening van die schadevergoeding, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en de proceskosten in beide instanties.
Gilissen heeft in het principale hoger beroep geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met uitzondering van de ontbrekende uitvoerbaarheid bij voorraad, en in het incidentele hoger beroep dat het hof de proceskostenveroordeling in het bestreden vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, steeds met beslissing over de proceskosten met rente.
2.6.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten en procesverloop

3.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.16) de feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en binden dus ook het hof. Het gaat om de volgende feiten.
3.1.1.
Stewart is een open-end beleggingsfonds, hetgeen betekent dat het aantal aandelen in Stewart gedurende de looptijd van het fonds niet vaststaat. Sinds 21 juni 1996 zijn de aandelen in Stewart genoteerd aan de Amsterdamse effectenbeurs Euronext.
3.1.2.
Stewart heeft
aandelen op naam (registeraandelen) uitgegeven. Om deze aandelen op de beurs te kunnen verhandelen, dienen ze te worden ingebracht in het girale systeem van de Wet giraal effectenverkeer (Wge), die tot 2010 uitsluitend aandelen aan toonder kende. Om de aandelen op naam in Stewart giraal te kunnen verhandelen moesten deze dan ook worden omgezet in aandelen aan toonder.
3.1.3.
Euroclear (voorheen Necigef) is een centrale bewaarinstelling voor aandelen. Wanneer er nieuwe aandelen in het girale systeem van de Wge worden ingebracht, worden deze door Euroclear bijgeschreven op een verzamelbewijs.
3.1.4.
Op grond van de Wge handelt Euroclear via aangesloten instellingen. Gilissen is zo’n aangesloten instelling.
3.1.5.
Op 1 maart 1999 hebben Euroclear, Stewart en Gilissen een 'overeenkomst betreffende de bewaring door Necigef van een verzamelbewijs van toonderaandelen' gesloten. Deze overeenkomst regelde onder meer het depot en het bijhouden door Euroclear van het verzamelbewijs van alle (girale) toonderstukken zoals deze op de beurs worden verhandeld. Gilissen is bij deze overeenkomst betrokken als aangesloten instelling en verwisselkantoor en Stewart als uitgevende instelling.
3.1.6.
Op 19 mei 1999 heeft WPSH Management N.V. (hierna: WPSH) namens Stewart Gilissen opdracht gegeven om 1.000 registeraandelen om te zetten naar (girale) aandelen aan toonder en deze aandelen vervolgens over te boeken naar de rekening van Jacaranda Holding Inc. (hierna: Jacaranda) bij MeesPierson N.V. (hierna: MeesPierson) te Zwitserland. Bij brief van 16 augustus 1999 heeft Gilissen de levering van 1.000 aandelen ten gunste van Jacaranda aan WPSH bevestigd.
3.1.7 .
In 2004 is door een accountantsonderzoek in opdracht van Stewart gebleken dat de aandelenadministratie van Stewart niet aansloot op de Euroclear-registratie van de toonderaandelen in Stewart. Volgens het onderzoeksrapport van 7 oktober 2004 komen in de administratie van Euroclear twee omwisselingen van l.000 toonderaandelen voor aan Jacaranda, de eerste op 26 mei 1999, de tweede op 23 juli 1999. In de subadministratie van Stewart kwam echter slechts één omwisseling van 1.000 toonderaandelen aan Jacaranda voor.
3.1.8.
Bij e-mail van 16 maart 2005 is namens Stewart het volgende aan Gilissen geschreven:
"De Saldi opgaven door Euroclear / [Necigef] verzonden naar de heer (...) van [Gilissen] per 31 december 2004 en 21 februari 2005, vertonen verschillen met onze administratie. Met behulp van de door U opgevraagde en aan mij afgegeven bijlagen van het verzamelbewijs aan toonder welke door Necigef wordt bijgehouden, ben ik in onze administratie naar deze verschillen gaan zoeken en kom tot de conclusie dat Euroclear / Necigef op hun bijlagen drie posten moeten corrigeren, waaronder een dubbele boeking van 1999 van 1000 aandelen die zij al in oktober november hebben toegezegd te zullen corrigeren en die ondanks wekelijkse herinneringen Uwerzijds nog steeds niet heeft plaatsgevonden. (...)
Ik verzoek U om bij de heren van Euroclear / Necigef aan te dringen om een spoedige correctie van deze posten, in ieder geval voor de accountantscontrole WPSH die op 4 april a.s. zullen beginnen. (…)”
3.1.9.
Op 22 juni 2006 heeft Stewart het volgende per e-mail aan Gilissen geschreven:
"Zoals ik je telefonisch al meldde, heb ik vorig jaar het aantal aandelen bij Necigef gecontroleerd.
Toen bleek dat de Necigef op 19/09/1996 een overboeking van 1000 aandelen van Register (Jacaranda Holding) naar Toonder dubbel heeft geboekt.
Necigef heeft hierop op 09/05/2005 een correctie van l,000 aandelen uitgevoerd.
[X] kon om een voor mij duistere reden niet met de correctie leven en heeft het laten terugboeken op 12/07/2005. Mijn saldo aandelen bij Necigef is nu nog steeds l.000 aandelen te hoog. Kan jij met spoed proberen om de correctie nogmaals door Necigef te laten uitvoeren? Alleen Necigef moet corrigeren, maar [Gilissen] hoeft niets te corrigeren. Ik hoop dat je dit snel voor mij kunt regelen."
3.1.10.
Bij e-mail van 29 juni 2006 (op 30 juni 2006 doorgestuurd naar Stewart) heeft Gilissen het volgende aan Euroclear bericht:
"Onder verwijzing naar het gesprek met (…) verzoek ik u ten laste van TGB NEC account 449 om 1.000 (duizend) aandelen [Stewart] af te boeken (ten gunst van de TGB NUS account)."
In dit citaat staat NEC voor Necigef. TGB NEC account 449 toont onder meer het aantal aandelen dat in omloop is gebracht in het girale systeem.
NUS staat voor Niet Uitgegeven stukken. TGB NUS account toont een aantal aandelen van Stewart dat niet in omloop is gebracht in het girale systeem.
3.1.11.
Op 30 juni 2006 zijn de aandelen in Stewart gesplitst in de verhouding 1:10.
3.1.12.
Bij e-mail van 28 januari 2011 heeft Gilissen aan Stewart geschreven:
"(…) Wij hebben in onze administratie gezocht naar de correspondentie inzake de beoogde correctie boeking van 9 mei 2005 van 1.000 aandelen Stewart Fund en de daaropvolgende tegengestelde boeking van 12 juli 2005 van 1.000 aandelen Stewart. Helaas hebben wij daarvan niets kunnen terugvinden.
Naar ik van jullie heb begrepen betrof de beoogde correctie een verlaging van het aantal bij Euroclear (Necigef) liggende aandelen Stewart Fund. Die beoogde correctie volgde uit een in 2004 en 2005 door Stewart gehouden onderzoek in de aandelenadministratie van Stewart Fund. Uit dat onderzoek bleek dat in 1996 bij de omwisseling van 1.000 registeraandelen in toonderaandelen door Euroclear een dubbele boeking is verricht. Helaas konden jullie niet meer nagaan bij welke bank de dubbele deponering terecht is gekomen en welke aandeelhouder door deze fout in 1996 is bevoordeeld. Door deze omissie is een verschil ontstaan van 1.000 aandelen tussen het aantal in de markt uitstaande aandelen Stewart Fund en het aantal wat volgens jullie administratie in de markt uitstaat (…). (Het verschil van 1.000 aandelen is vervolgens bij de stock split in juni 2006 van 10:1 op 10.000 aandelen Stewart uitgekomen.) Daarom hebben jullie in mei 2005, naar ik heb begrepen, om een lichting (verlaging) met l.000 stuks van de bij Euroclear liggende aandelen verzocht.
Helaas was de beoogde correctie niet mogelijk (dat verklaart wellicht de tegengestelde boeking van 12 juli 2005) zonder de bank respectievelijk aandeelhouder aan te wijzen die de 1.000 aandelen had moeten terugleveren. Als Euroclear verzocht wordt 1.000 aandelen af te boeken dient Euroclear één van de aangesloten banken daarvoor te belasten. (...)
De beoogde vermindering met 1.000 stuks van het aantal 'in de markt uitstaande aandelen' zou alleen geëffectueerd kunnen worden als een account van een aandeelhouder van Stewart, niet zijnde Stewart zelf, daarvoor belast wordt. Dat is echter in 2005 niet gebeurd en kon ook niet gebeuren omdat daarvoor een aandeelhouder toestemming dient te verlenen.
Mijn advies zou zijn om alsnog te achterhalen welke bank en welke aandeelhouder in 1996 de dubbele levering heeft ontvangen en deze vervolgens te vragen de 10.000 aandelen terug te leveren.”
3.1.13.
Bij e-mail van 9 februari 2011 heeft Stewart het volgende aan Gilissen bericht:
"Hierbij verwijzen wij naar onderstaand bericht (hof: het bericht onder 3.12) en informeren jou dat, na onze files weer te zijn nagegaan, de dubbele boeking van 1.000 stuks niet in 1996 heeft plaatsgevonden, maar op 26 mei 1999 en 23 juli 1999.In onze optiek heeft Euroclear door deze dubbele boeking 1,000 gecreëerd en waar wij dus nooit een betaling voor hebben ontvangen.
Uit ons systeem hebben wij kunnen zien dat deze omwisseling een omwisseling van Jacaranda Holding betreft. (…)
Uit bijgaande stukken blijkt dat na contact te hebben gehad met TG de correctie van de 1,000 aandelen uitgevoerd is (…)
Om voor ons onverklaarbare reden heeft Euroclear deze correctie teruggedraaid, waardoor er weer een verschil van 1,000 aandelen, 10,000 aandelen na stock split, is ontstaan. Wij zijn hiermee nooit akkoord gegaan en horen daarom ook graag hoe Euroclear deze foute boeking gaat corrigeren"
3.1.14.
In februari 2014 zijn Gilissen en Stewart overeengekomen hun relatie te beëindigen.
3.1.15.
Stewart heeft Gilissen bij brief van 7 maart 2014 aansprakelijk gesteld voor de schade die Stewart heeft geleden doordat Gilissen in 1999 onbevoegd 1.000 aandelen heeft doen bijschrijven in het centraal depot bij Euroclear.
3.2.
Stewart heeft gevorderd – kort gezegd – dat voor recht wordt verklaard dat Gilissen toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen en aansprakelijk is voor de schade die Stewart daardoor heeft geleden, en dat Gilissen wordt veroordeeld om aan Stewart een bedrag te vergoeden ter hoogte van de waarde van 10.000 aandelen ten tijde van voldoening. Stewart baseert deze vorderingen op de stelling dat Gilissen in 1999 toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van een opdracht van Stewart, door 1.000 toonderaandelen ten gunste van Jacaranda dubbel, te weten op 26 mei 1999 en op 23 juli 1999, te laten boeken, zonder te controleren of de opdracht van Stewart contractconform was uitgevoerd, de niet-contractconforme uitvoering te herstellen, Stewart over die niet-contractconforme uitvoering te informeren en geen deugdelijke administratie bij te houden.
Tot verweer tegen deze vorderingen heeft Gilissen onder meer aangevoerd dat de vorderingen van Stewart zijn verjaard.
3.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen dat op de schadevergoedingsvordering van Stewart art. 3:310 lid 1 BW van toepassing is en dat de verjaringstermijn van vijf jaar in oktober 2004 is gaan lopen. Omdat de eerste stuitingshandeling van Gilissen dateert van 7 maart 2014, slaagt het beroep op verjaring, aldus de rechtbank. Zij heeft de vorderingen van Stewart afgewezen, met haar veroordeling in de kosten.
3.4.
Tegen deze beslissing en de motivering daarvan komt Stewart met zes grieven op. In het incidentele hoger beroep vordert Gilissen dat het hof de proceskostenveroordeling door de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.

4.Beoordeling

4.1.
De grieven I-IV van Stewart lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Stewart voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat haar schade is ontstaan in 1999. In 1999 heeft Gilissen weliswaar de opdracht van Stewart foutief uitgevoerd doordat zij in het verzamelbewijs twee (in plaats van één) keer 1.000 aandelen ten gunste van het account van Jacaranda heeft geboekt, maar die foutieve boeking – die in de praktijk vaker voorkomt – heeft geen schade veroorzaakt omdat zij herstelbaar was door een afschrijving van het account van Jacaranda. Stewart heeft erop vertrouwd en mogen vertrouwen dat Gilissen de foutieve boeking daadwerkelijk zou herstellen waardoor zij geen schadelijke gevolgen zou hebben. Pas in 2014, toen (Stewart ermee bekend werd dat) de fout niet meer herstelbaar was, was voldoende zeker dat Stewart schadelijke gevolgen zou ondervinden van het aansluitverschil, aldus Stewart.
4.2.
Bij de beoordeling van de grieven gaat het hof er veronderstellenderwijs van uit dat het in 2004 in het accountantsonderzoek geconstateerde aansluitverschil tussen de administraties van Stewart en Euroclear is terug te voeren op de door Stewart gestelde foutieve boeking in 1999. Ook bij die veronderstelling falen de grieven.
De mogelijkheid om een foutieve boeking van aandelen te herstellen neemt namelijk niet weg dat de foutieve boeking als zodanig schade veroorzaakt. De andere tekortkomingen die Stewart stelt, kunnen hebben bijgedragen aan het voortbestaan van de foutieve boeking en uiteindelijk het niet meer kunnen herstellen daarvan. Het zijn echter geen zelfstandige oorzaken van de schade waarvan Stewart vergoeding vordert. Anders dan Stewart betoogt, betekent de omstandigheid dat – zoals Stewart stelt (memorie van grieven, onder 49) – in 2014 en ook nu niet meer achterhaald kan worden waar de 1.000 aandelen terecht zijn gekomen of dat de foutieve boeking niet meer ongedaan kan worden gemaakt, dus niet dat Stewart pas daardoor schade heeft geleden, maar slechts dat zij de schade niet ongedaan kan (doen) maken door het aanspreken van de partij die de 1.000 aandelen ten onrechte op haar account geboekt heeft gekregen. Voor het aanvangsmoment van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW is dus relevant wanneer Stewart met die foutieve boeking bekend is geworden. De rechtbank heeft dat moment terecht bepaald in 2004, toen Stewart door het accountantsonderzoek bekend werd met het aansluitverschil tussen haar administratie en die van Euroclear en het feit dat er – naar Stewart stelt maar Gilissen betwist: door een fout van Gilissen – 1.000 aandelen meer in omloop waren dan zij zelf had geadministreerd.
4.3.
Stewart suggereert ten onrechte, onder verwijzing naar HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784 (ASR/Achmea), dat voor de aanvang van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW van belang is wanneer Gilissen in verzuim is geraakt dan wel wanneer nakoming van de verbintenis van Gilissen blijvend onmogelijk was. In het arrest van 6 april 2012 is slechts beslist dat de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW niet eerder gaat lopen dan wanneer de schadevergoedingsvordering
opeisbaaris geworden. De (gestelde) schadevergoedingsvordering op Gilissen werd opeisbaar in 1999, toen Stewart haar schade leed. Voor de aanvang van de verjaringstermijn is niet relevant of een juiste uitvoering van de opdracht aan Gillissen blijvend onmogelijkheid was, of Gilissen ter zake van die uitvoering in verzuim was en of Stewart tot 2010 in de veronderstelling verkeerde dat Gilissen de dubbele boeking in 2005 of in 2006 had laten corrigeren.
4.4.
Door haar grief V bestrijdt Stewart het oordeel van de rechtbank dat de verjaring niet tijdig is gestuit. Ook deze grief faalt. Het is aan Stewart om voldoende gemotiveerd te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat zij de lopende verjaringstermijn tijdig heeft gestuit. Stewart heeft echter niet doen blijken van enige schriftelijke mededeling aan Gilissen op grond waarvan de laatste in redelijkheid heeft moeten begrijpen dat Stewart haar aansprakelijk hield voor schade die Stewart ten gevolge van een tekortkoming van Gilissen had geleden respectievelijk dat Stewart zich het recht voorbehield op de nakoming van de schadevergoedingsverbintenis die ten gevolge van zo’n tekortkoming was ontstaan. Stewart heeft aangevoerd dat zij vóór haar aansprakelijkstelling in 2014 Gilissen (slechts) heeft verzocht om de discrepantie op te lossen. Het hof leest de e-mails van Stewart ook niet anders en uit niets blijkt ook dat Gilissen de e-mails van Stewart wél als een schriftelijke mededeling in de zin van art. 3:317 lid 1 BW heeft begrepen. In haar reacties op de e-mails van Stewart valt evenmin te lezen dat Gilissen haar aansprakelijkheid voor een tekortkoming heeft erkend.
4.5.
Door haar grief VI stelt Stewart dat het beroep van Gilissen op verjaring in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook deze grief faalt. Het hof gaat voorbij aan de door Stewart genoemde en door Gilissen gemotiveerd betwiste omstandigheden dat het aansluitverschil het gevolg is van tekortkomingen van Gilissen en dat Gillissen dit heeft erkend. De stelling dat Gilissen Stewart op het verkeerde been heeft gezet omdat zij correctie van de foutieve boeking heeft toegezegd en heeft bevestigd dat zij de foutieve boeking had gecorrigeerd, is onjuist. Uit de vaststaande feiten volgt dat Stewart in 2006 heeft geconstateerd dat Gilissen de foutieve boeking, ondanks herhaald verzoek en toezegging van het tegendeel, toch niet had gecorrigeerd, aangezien de doorgevoerde correctie was teruggedraaid. Na een hernieuwd verzoek om correctie en een bevestiging van Gilissen dat zij Euroclear dienovereenkomstig had verzocht, heeft Stewart, zo stelt zij, erop vertrouwd dat de correctie daadwerkelijk was uitgevoerd, totdat zij in 2010 ontdekte dat dat niet was gebeurd. Stewart heeft echter nooit een bevestiging van het daadwerkelijk doorvoeren van de gevraagde correctie ontvangen. Gezien de afhandeling van haar eerdere verzoeken kon zij er niet blindelings op vertrouwen dat aan haar verzoek gevolg zou worden gegeven. Stewart heeft te lichtvaardig erop vertrouwd dat het wel goed zou komen. In de gegeven omstandigheden is het beroep van Gilissen op verjaring dan ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.6.
In het principale hoger beroep luidt de slotsom dat de grieven van Stewart falen. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd, met veroordeling van Stewart in de kosten van het principale hoger beroep.
4.7.
De grief van Gilissen in het incidentele hoger beroep strekt ertoe dat de proceskostenveroordeling in het bestreden vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Stewart heeft zich ter zake aan het oordeel van het hof gerefereerd. Het hof zal de proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Omdat Stewart zich in het incidentele hoger beroep heeft gerefereerd, zal het hof in dat beroep geen kostenveroordeling uitspreken.

5.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in het principale hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
rechtdoende in het incidentele hoger beroep:
verklaart de kostenveroordeling zoals uitgesproken in het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt Stewart in de kosten van het geding in het principale hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Gilissen begroot op € 760 aan verschotten en € 3.342 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit arrest.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, L. Alwin en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 november 2021.