ECLI:NL:GHAMS:2021:3298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
200.296.085/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een kandidaat-notaris inzake de afwikkeling van een nalatenschap

In deze zaak heeft klager, die de zoon is van de erflaatster, een klacht ingediend tegen een kandidaat-notaris die zijn zus heeft bijgestaan bij de afwikkeling van de nalatenschap van hun moeder. Klager beschuldigt de kandidaat-notaris van klachtwaardig handelen, waaronder het onterecht starten van gerechtelijke procedures en het onder druk verkrijgen van een volmacht van zijn zus. De kandidaat-notaris heeft de zus geadviseerd en vertegenwoordigd in de afwikkeling van de nalatenschap, waarbij klager als enige erfgenaam en executeur was benoemd in het testament van de erflaatster. Klager heeft op 14 juni 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die op 26 mei 2021 had geoordeeld dat de klacht ongegrond was. Het hof heeft de zaak op 30 september 2021 behandeld, waarbij zowel klager als de kandidaat-notaris aanwezig waren. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld en heeft de klacht van klager in zijn geheel ongegrond verklaard, met uitzondering van enkele onderdelen die niet-ontvankelijk zijn verklaard. De beslissing van de kamer is bevestigd, en het hof heeft geoordeeld dat er geen wettelijke basis is om klager in de kosten van de procedure te veroordelen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.296.085/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/378778 / KL RK 20-128
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 november 2021
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ( [land] ),
appellant,
tegen
[kandidaat-notaris] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.J.C.M. van Acht, advocaat te Oosterbeek.
Partijen worden hierna klager en de kandidaat-notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De kandidaat-notaris heeft de zus van klager bijgestaan als partij-adviseur bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager en zijn zus. Volgens klager heeft de kandidaat-notaris daarbij klachtwaardig gehandeld.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 14 juni 2021 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 26 mei 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:19).
2.2.
De kandidaat-notaris heeft op 24 augustus 2021 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 september 2021. Klager en de kandidaat-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Wijlen mevrouw [X] (hierna te noemen: erflaatster) had twee kinderen: klager en mevrouw [A] (hierna: de zus). De zus woont in [land] .
3.2.
Erflaatster heeft tijdens haar leven een testament opgemaakt. In het testament is klager benoemd tot enig erfgenaam en executeur van de nalatenschap. Aan de zus is een geldbedrag gelegateerd ter grootte van de helft van de waarde van de woning aan de [adres] , uit te keren in maandelijkse termijnen binnen vijf jaar na het overlijden van erflaatster.
3.3.
Erflaatster is op [overlijdensdatum] 2019 overleden.
3.4.
Op 24 juni 2019 heeft de zus de kandidaat-notaris benaderd met het verzoek haar te adviseren over de nalatenschap van erflaatster. De zus heeft de kandidaat-notaris, althans het kantoor waaraan de kandidaat-notaris verbonden is, opdracht gegeven om haar als partijadviseur bij te staan.
3.5.
Op verzoek van klager is een verklaring van erfrecht afgegeven. Uit die verklaring blijkt dat klager de nalatenschap en de executeursbenoeming heeft aanvaard.
3.6.
De zus heeft de kantonrechter verzocht om verlenging van de driemaandstermijn van artikel 4:73 lid 1 onder c BW. Dit verzoek is toegewezen. De zus heeft binnen de verlengde termijn het legaat aanvaard en een aanvullend beroep gedaan op haar legitieme portie.
3.7.
In januari 2020 heeft de zus een onherroepelijke volmacht voor de duur van anderhalf jaar afgegeven aan (onder meer) de kandidaat-notaris om haar in en buiten rechte te vertegenwoordigen ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster.
3.8.
De uitbetaling van het geldlegaat verliep in eerste instantie via de derdengeldenrekening van het kantoor waaraan de kandidaat-notaris verbonden is.
3.9.
Namens de zus heeft de kandidaat-notaris klager verscheidene malen voorgesteld dat deze zekerheid zou geven voor de betaling van de periodieke uitkeringen. Klager heeft hier niet aan meegewerkt.
3.10.
Omdat klager volgens de zus niet alle opeisbare termijnen had voldaan, heeft de zus in augustus 2020 aan een gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven om beslag te leggen op de woning en op bankrekeningen van klager.
3.11.
Klager heeft vervolgens een executiegeschil aanhangig gemaakt. De vorderingen van klager in dat geschil zijn afgewezen.
3.12. (
De advocaat van) klager heeft de zus driemaal een schikkingsvoorstel gedaan. De zus is niet akkoord gegaan met die voorstellen.

4.Standpunt van klager

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:
1) de kandidaat-notaris is onnodige gerechtelijke procedures gestart voor eigen gewin;
2) de door de zus aan de kandidaat-notaris verstrekte onherroepelijke volmacht is onder druk verkregen;
3) de uitbetaling van het legaat verloopt onnodig via de derdengeldenrekening van (het kantoor van) de kandidaat-notaris;
4) de communicatie van de kandidaat-notaris is klachtwaardig;
5) de beslaglegging is onjuist;
6) de kandidaat-notaris heeft ten onrechte de door (de advocaat van) klager gedane schikkingsvoorstellen afgewezen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klachtonderdelen 2 en 3 niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
5.2.
De kandidaat-notaris stelt zich op het standpunt dat het beroepschrift niet voldoet aan artikel 1.2.3.2.1. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken, waardoor klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit het beroepschrift en de bijgevoegde beslissing blijken de (noodzakelijke) gegevens van partijen voldoende duidelijk. Voorts volgt uit het beroepschrift dat klager het niet eens is met de beslissing van de kamer en dat hij zijn in eerste aanleg aangevoerde klacht en onderbouwing daarvan handhaaft. Hierbij is in aanmerking genomen dat het hof de zaak in volle omvang opnieuw behandelt (art. 107 lid 4 Wet op het notarisambt) en klager dus geen grieven behoeft te formuleren.
5.3.
Indien en voorzover klager heeft bedoeld een nieuw klachtonderdeel te formuleren in zijn beroepschrift, is dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk.
Klachtonderdelen 1 tot en met 6
5.4.
De kamer heeft per klachtonderdeel gemotiveerd waarom het ongegrond dan wel niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroepschrift, het ter zitting in hoger beroep verklaarde en de antwoorden op vragen van het hof geven geen aanleiding tot een andere beoordeling of motivering dan die van de kamer. Het hof verenigt zich op alle onderdelen met het oordeel van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. Het hof neemt deze gronden over en maakt deze tot de zijne. Het hof zal de bestreden beslissing derhalve bevestigen.
5.5.
De kandidaat-notaris heeft het hof verzocht klager in de kosten van deze procedure te veroordelen, maar daarvoor ontbreekt een wettelijke voorziening in de Wet op het notarisambt.

6.Beslissing

Het hof:
- verklaart, indien en voorzover klager in zijn beroepschrift een nieuw klachtonderdeel heeft bedoeld te formuleren, dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, J.W.M. Tromp en
J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door de rolraadsheer.