ECLI:NL:GHAMS:2021:3269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
200.289.056/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft klager op 21 januari 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 21 december 2020 de klacht van klager tegen de notaris ongegrond verklaarde. Klager heeft zijn beroepschrift op verzoek van het hof op 4 maart 2021 aangevuld met zijn standpunt over zijn ontvankelijkheid in hoger beroep. De notaris heeft op 3 mei 2021 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2021, waarbij het hof heeft aangegeven eerst de ontvankelijkheid van klager te behandelen. Klager heeft niet ter zitting verschenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van de kamer op 21 december 2020 aangetekend is verzonden. De beroepstermijn van dertig dagen begon op 22 december 2020 en eindigde op 20 januari 2021. Klager heeft zijn beroepschrift echter pas op 21 januari 2021 ingediend, waardoor het te laat was. Het hof benadrukt dat rechtsmiddeltermijnen strikt moeten worden nageleefd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Klager heeft aangevoerd dat er sprake was van een apparaatsfout bij de verzending van de beslissing, maar het hof oordeelt dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. Klager had de beslissing naar eigen zeggen in de eerste week van januari 2021 ontvangen, en het hof ziet geen reden waarom hij niet tijdig het beroepschrift had kunnen indienen.

Uiteindelijk concludeert het hof dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 21 december 2020.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.289.056/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2020/29
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 november 2021
inzake
[klager],
wonend te [woonplaats] ( [land] ),
appellant,
gemachtigde: mr. S.D. Worotikan, advocaat te Roermond,
tegen
[notaris],
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klager heeft op 21 januari 2021 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 21 december 2020 (ECLI:NL:TNORSHE:2020:34). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris ongegrond verklaard.
1.2.
Op 4 maart 2021 heeft klager zijn beroepschrift op verzoek van het hof aangevuld met zijn standpunt over zijn ontvankelijkheid in hoger beroep. Op 4 maart 2021 is bij separate brief nog een productie overgelegd.
1.3.
De notaris heeft op 3 mei 2021 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
1.5.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van het hof van 30 september 2021. Het hof heeft partijen laten weten eerst alleen de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep te zullen behandelen. Beide partijen hebben het hof vooraf laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

2.1.
Het hof stelt vast dat de secretaris van de kamer de beslissing op maandag 21 december 2020 aangetekend heeft verstuurd. Dit blijkt uit de stukken van de eerste aanleg, waarbij zich een kopie van een brief bevindt, inhoudende een aangetekende brief van 21 december 2020, waarbij de secretaris van de kamer een kopie van de beslissing van de kamer van diezelfde dag aan klager heeft toegestuurd. Uit het door klager overgelegde “track & trace”-overzicht van PostNL blijkt dat in de zeer vroege ochtend van 22 december 2020 dit poststuk al in handen van PostNL was.
2.2.
Op grond van artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt dient het hoger beroep van klager binnen dertig dagen na de dag van verzending van voornoemde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn is dus gaan lopen bij aanvang van dinsdag 22 december 2020 en geëindigd aan het einde van woensdag 20 januari 2021. Nu het beroepschrift van klager op donderdag 21 januari 2021 bij de griffie van het hof is ontvangen, is het beroepschrift te laat ingediend.
2.3.
Als uitgangspunt geldt dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klager om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
2.4.
In zijn aanvullend beroepschrift heeft klager gesteld dat sprake is geweest van een apparaatsfout, omdat er meerdere zaken fout zouden zijn gegaan bij de verzending en bezorging van de beslissing van de kamer. Ook zou klager in onzekerheid hebben verkeerd over wanneer hij de beslissing van de kamer tegemoet zou kunnen zien.
2.5.
Hetgeen door klager is aangevoerd acht het hof onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Dat klager de beslissing niet op
23 december 2020 heeft ontvangen, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet aan de kamer (of aan PostNL) toe te rekenen. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het “track & trace”-overzicht volgt dat op 23 december 2020 klager is gemist, waardoor de zending toen niet is bezorgd. Andere feiten en omstandigheden zijn niet aangevoerd. Overigens is, indien de brief met de beslissing van de kamer niet binnen enkele dagen na verzending daarvan wordt ontvangen, dat op zichzelf geen reden om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten; de beroepstermijn is lang genoeg om van een appellant ook dan in beginsel te verlangen dat hij die niet overschrijdt. Van een apparaatsfout van de kamer is dus niet gebleken. Daar komt bij dat klager de beslissing van de kamer naar eigen zeggen in of omstreeks de eerste week van januari 2021 heeft ontvangen. Niet valt in te zien waarom klager er niet voor heeft gezorgd dat hij het beroepschrift, al dan niet pro forma, binnen de beroepstermijn bij het hof heeft ingediend, die immers in de eerste week van januari 2021 nog niet was verstreken. Dat klager in onzekerheid zou hebben verkeerd over wanneer hij de beslissing van de kamer tegemoet zou kunnen zien, is niet relevant. De beroepstermijn begint immers pas te lopen na de dag van de verzending van de brief met de beslissing. Ten overvloede merkt het hof op dat blijkens het proces-verbaal bij de mondelinge behandeling bij de kamer 21 december 2020 als uitspraakdatum is genoemd.
2.6.
Van feiten of omstandigheden die de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar doen zijn, is het hof dus niet gebleken. Klager zal daarom nietontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 21 december 2020.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, J.W.M. Tromp en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door de rolraadsheer.