ECLI:NL:GHAMS:2021:3202
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bevel tot gevangenneming en schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2021, die een vordering tot gevangenneming van de verdachte had toegewezen. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan.
Het hof heeft de stukken van de zaak en de verklaring van de advocaat-generaal en de verdachte gehoord. De raadsman stelde dat het bevel tot gevangenneming in strijd is met het beginsel nemo debet bis vexari, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zouden zijn. Het hof verwierp dit standpunt en oordeelde dat het openbaar ministerie bevoegd is om een wijziging van de tenlastelegging te vorderen, zelfs in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, met betrekking tot de poging tot mensenhandel, voldoende waren onderbouwd door getuigenverklaringen en app-gesprekken.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat de belangen van de verdachte niet opwogen tegen de maatschappelijke veiligheid. Het hof concludeerde dat er onvoldoende inzicht was in de achtergrond van de verdachte om het recidiverisico beheersbaar te maken. De beschikking werd op 13 oktober 2021 gegeven, waarbij het hof het beroep tegen de bestreden beslissing afwees en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwees.