ECLI:NL:GHAMS:2021:3191
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep na intrekking bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte echter aangegeven dat hij het hoger beroep niet wilde doorzetten en verzocht om de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die eveneens heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft verklaard dat de verdachte zijn eerder ingediende bezwaren tegen het vonnis intrekt, en er is geen rechtens te respecteren belang gebleken dat zou pleiten voor nader onderzoek van de zaak.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2021.