Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
grief 1reeds daarom faalt.
grief 2tevergeefs is voorgesteld.
grief 3moet worden verworpen.
grief 4kan dus niet slagen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot ontruiming van een woonboot. De appellante, die in de hoofdzaak gedaagde was, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter had de appellante veroordeeld tot ontruiming van de woonboot, die eigendom was van de geïntimeerde. De appellante had in haar hoger beroep grieven ingediend tegen deze beslissing en voerde aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte had geoordeeld dat de geïntimeerde voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de geïntimeerde is sinds 17 september 2012 eigenaar van de woonboot, die hij heeft gekocht van een derde partij. Bij de koop is aan de verkoper een levenslang recht van gebruik en bewoning op de woonboot verstrekt. De appellante, die met de verkoper was gehuwd, heeft verzocht om een termijn van vier maanden om de woonboot te ontruimen, maar partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. De voorzieningenrechter heeft in eerste aanleg de vordering van de geïntimeerde toegewezen, wat de appellante in hoger beroep aanvecht.
Het hof heeft de grieven van de appellante besproken en geconcludeerd dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de geïntimeerde voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming. Het hof heeft de gewijzigde eis van de appellante in de hoofdzaak niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in hoger beroep kon worden ingesteld. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de appellante veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.