ECLI:NL:GHAMS:2021:3118

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
200.260.064/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst en schadevergoeding tussen Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V. en Stichting Continuïteit Citadel Groep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V. en [X] tegen Stichting Continuïteit Citadel Groep. De zaak betreft een koopovereenkomst van aandelen in Citechma B.V. en aanvullende afspraken die in 2010 zijn gemaakt. Citadel stelt dat Bela c.s. haar heeft misleid en onrechtmatig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank Amsterdam heeft eerder een deelvonnis gewezen waarin Bela werd veroordeeld tot betaling van € 225.000 aan Citadel. In hoger beroep zijn de grieven van Bela c.s. gericht tegen dit deelvonnis en de bewijsopdracht die aan Citadel is gegeven. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank in eerdere vonnissen uitgangspunten heeft gegeven voor de schadeberekening. De grieven van beide partijen zijn besproken, waarbij het hof oordeelt dat de bewijslevering en de schadeberekening in eerste aanleg verder moeten worden behandeld. Het hof heeft de vorderingen van Citadel in incidenteel hoger beroep afgewezen en de vorderingen van Bela c.s. in principaal hoger beroep eveneens afgewezen. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.260.064/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/566142/HAZA 14-565
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 september 2021
inzake

1.BEHEER- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ BELA B.V.,

gevestigd te Gorinchem,
2.
[X],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. J.C.J. Wouters te Hilversum,
tegen
STICHTING CONTINUÏTEIT CITADEL GROEP,
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.W. de Groot te Amsterdam.

1.Inleiding

1.1.
Partijen worden hierna Bela, [X] , en deze tezamen Bela c.s., en Citadel genoemd.
1.2.
Deze zaak gaat over een koopovereenkomst tussen Citadel als verkoper en Bela als koper van aandelen. In augustus/september 2010 zijn afspraken gemaakt in aanvulling op die overeenkomst. Over de inhoud van de afspraken zijn partijen het niet eens. Volgens Citadel hebben Bela c.s. haar misleid bij het aangaan van de aanvullende afspraken, waarmee zij onrechtmatig hebben gehandeld, en is Bela tekortgeschoten in de nakoming van de aangevulde koopovereenkomst. Citadel stelt schade te hebben geleden. Haar vorderingen zijn er op gericht dat Bela c.s. haar schade zullen vergoeden. Zij legt primair het onrechtmatig handelen, en subsidiair het toerekenbaar tekortschieten aan de vorderingen ten grondslag.
1.3.
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 20 mei 2015 (hierna ook vonnis I) onder meer a) Bela veroordeeld tot betaling aan Citadel van een bedrag van € 225.000 (hierna: het deelvonnis), en b) Citadel in de gelegenheid gesteld – kort gezegd – de inhoud van de afspraken te bewijzen. Bela c.s. zijn bij dagvaarding van 8 juni 2015 in hoger beroep gekomen en hebben, voor zover van belang, het onder a) weergegeven deelvonnis en de onder b) bedoelde bewijsopdracht aangevochten. Het hof heeft bij arrest van 20 december 2016 het onder a) weergegeven deelvonnis vernietigd en de vordering van Citadel in zoverre afgewezen, en de grieven van Bela c.s. betreffende de bewijsopdracht (b) verworpen (die procedure wordt hierna ook appel I genoemd). De zaak is door het hof terug gewezen naar de rechtbank ter verdere behandeling. Van dit arrest is Citadel in cassatie gekomen. De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 juni 2018 de klacht van Citadel tegen de beoordeling van het deelvonnis gegrond bevonden, het arrest van 20 december 2016 vernietigd, en het geding verwezen naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.
1.4.
Bij vonnis van 3 april 2019, zoals hersteld bij vonnis van 15 mei 2019 (hierna ook vonnis II) heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat Citadel het bewijs heeft geleverd, tussentijds hoger beroep opengesteld tegen deze beslissing en tegen de voorgenomen wijze van schadebegroting, en bepaald dat het debat tussen partijen voor het overige dient te worden voortgezet.

2.Het geding in dit hoger beroep

2.1.
Bela c.s. zijn bij dagvaarding van 20 mei 2019 in hoger beroep gekomen van vonnis I, voor zover het niet het deelvonnis betreft, en van vonnis II, beide onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Citadel als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en Bela c.s. als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
2.2.
De dagvaarding, met producties, houdt de grieven in. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens houdende incidentele vordering (artikel 843a Rv), met producties;
memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens van antwoord in het incident inzake artikel 843a Rv, houdende incidentele vordering (artikel 843a Rv), met producties;
akte tot het voeren van nieuwe verweren in conventie, alsmede tot vermeerderingen van de eis en de grondslag ervan in reconventie, met producties (genummerd A11 tot en met A15);
akte aan de zijde van Citadel, houdende reactie op nadere memories, met producties (genummerd 70 tot en met 79).
2.3.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 oktober 2020 doen bepleiten, Bela c.s. door mr. Wouters, en Citadel door mr. De Groot en mr. K. van der Graaf, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht (genummerd tot en met A20 aan de zijde van Bela c.s. en genummerd tot 79 aan de zijde van Citadel). Ten slotte is arrest gevraagd.
2.4.
Bela c.s. hebben geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen, vonnis I behoudens voor zover het betreft het deelvonnis, zal vernietigen, in conventie de vorderingen van Citadel zal afwijzen en in reconventie - uitvoerbaar bij voorraad - de vorderingen van Bela c.s. zal toewijzen, met veroordeling van Citadel in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente en tot restitutie van hetgeen Bela c.s. ter uitvoering van de bestreden vonnissen hebben voldaan.
2.5.
Citadel heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van vonnis II, en zij heeft incidenteel gevorderd dat het hof Bela c.s. afgifte van en het verstrekken van inzage in de door haar omschreven bescheiden zal gebieden, onder dwangsom, met veroordeling van Bela c.s. in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente, een en ander zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.6.
Bela c.s. hebben vervolgens
verzocht om regie (art. 19, lid 2, Rv);
in incidenteel appel geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep;
geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv van de zijde van Citadel;
op de voet van artikel 843a Rv gevorderd Citadel te gebieden tot afgifte van en inzage in door haar omschreven bescheiden.
2.7.
Het hof verwijst naar ro. 4.1 voor de beslissing over de overige processtukken en -handelingen.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis I onder 2.1 tot en met 2.16 de feiten weergegeven die zij als vaststaand heeft aangenomen. Voor zover wordt geklaagd over de juistheid van de vastgestelde feiten zal het hof deze klachten in aanmerking nemen bij onderstaande samenvatting. Het hof zal uitgaan van - samengevat - de volgende feiten.
3.1.
Eind 2009 heeft Citadel Enterprises B.V. (een aan [Y] gelieerde vennootschap) besloten - ter bevordering van de continuïteit van de Citadel groep - over te gaan tot de verkoop van een deel van de aandelen in Citechma B.V. (hierna: Citechma). Citechma staat aan het hoofd van een groep van ondernemingen die actief zijn in de productie van en handel in technische machines, installaties en werktuigen. Ter voorbereiding op de verkoop zijn de aandelen overgedragen aan Citadel.
3.2.
Op 22 april 2010 zijn Citadel en Bela een "Share Purchase Agreement" aangegaan, waarbij Citadel aan Bela 51% van de aandelen in Citechma heeft verkocht tegen een koopprijs van € 6,8 miljoen (hierna: de koopovereenkomst).
3.3.
Eveneens op 22 april 2010 zijn Citadel en Bela een "Loan Facility Agreement" aangegaan, waarbij Bela aan Citadel een kredietfaciliteit ter beschikking heeft gesteld (hierna: de leningsovereenkomst of de lening). In de koopovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de daadwerkelijk aan Citadel te lenen bedragen zullen worden verrekend met de uit hoofde van de koopovereenkomst door Bela verschuldigde koopprijs.
3.4.
Omdat een opschortende voorwaarde uit de koopovereenkomst niet in vervulling is gegaan, is aanvankelijk geen uitvoering gegeven aan die overeenkomst en hebben Citadel en Bela verder onderhandeld.
3.5.
Op 23 augustus 2010 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen [X] en [adviseur van Y] (hierna: [adviseur van Y] ), adviseur van [Y] . In het dossier bevindt zich een handgeschreven notitie van [adviseur van Y] gedateerd op dezelfde dag (hierna: de notitie van [adviseur van Y] ). Op dit stuk staat onder meer vermeld:

1. [Y] krijgt een aandeel van 45% van het belang dat de familie [X] heeft in de nieuwe top-holding.
2. De inbreng in deze nieuwe top-holding bedraagt € 20 mio,
onder te verdelen als volgt:
Waarde Shopex € 10 mio
“ Citechma 6,8 “
“ vordering Bela op Shopex 3,2
_______
€ 20 mio
Waarde belang [Y] : 45% v € 20 mio = € 9 mi
Af: - waarde achtergestelde lening Citadel aan Citechma = 5,1
_6,8_____
2,2mi
3,9
Af: - waarde meerwaarde eigen vermogen
Citechma boven € 21 mio (Euro voor Euro)
- meerwaarde eigen vermogen [C]
per 31/12’2010 indien dit een hogere
waarde heeft dan € 1 (45% v meerwaarde) 3,9
In totaalvoorlopigte stellen op2,2mi
€ -
Mocht het bedrag van de verrekening in totaal meer of minder zijn, zal ditnaoverleg tussen [Y] en BMI verrekend worden met de exit.
(…)
6. Mocht er over de uitvoering van de in deze regeling opgenomen bepalingen tussen [Y] en BM een verschil van mening ontstaan geldt het volgende:
-
Zowel [Y] als BM wijzen ieder een hun vertegenwoordigende arbiter aan
-
Beide arbiters benoemen een onafhankelijke derde arbiter, welk ook voor [Y] en BM acceptabel is
-
Deze drie arbiters doen een voor zowel [Y] als BM bindende uitspraak, welke op unanieme basis genomen moet zijn."
3.6.
In het dossier bevindt zich een handgeschreven notitie van [X] (hierna: de notitie van [X] ). Deze notitie is opgesteld kort vóór of kort na de notitie van [adviseur van Y] .
3.7.
Uiteindelijk hebben partijen aanvullende afspraken gemaakt en deze schriftelijk vastgelegd in een "Addendum" van 16 september 2010 (hierna: het addendum). In het addendum staat vermeld dat Citadel aan Bela niet 51% maar 100% van de aandelen in Citechma verkoopt en dat Citadel aan Bela de "Intercompany Loan Receivable" op Citechma, zoals gedefinieerd in de koopovereenkomst, overdraagt (hierna: de Citechma vordering). Volgens het addendum bedraagt de vergoeding voor de overdracht van de aandelen en de Citechma vordering samen € 6,8 miljoen.
3.8.
Ter uitvoering van de leningsovereenkomst was er een afzonderlijke bankrekening van Bela bij ING Bank. Uit een bankafschrift van deze rekening blijkt dat Bela op 8 juli 2010 een bedrag van € 225.000,00 heeft overgemaakt aan Shopex B.V., onder vermelding "Spoedbetaling [... ]".
3.9.
Bij notariële akte van 2 november 2010 heeft Citadel de aandelen in Citechma aan Bela geleverd. De koopsom van € 6,8 miljoen is daarbij verrekend met een bedrag van € 1.984.112,30 dat Citadel aan Bela was verschuldigd uit hoofde van de leningsovereenkomst. Bela heeft het meerdere betaald. Citadel heeft blijkens de akte kwijting verleend aan Bela voor de betaling van de koopsom en Bela heeft aan Citadel kwijting verleend voor terugbetaling van de lening. Op 28 december 2010 is de notariële akte gerectificeerd omdat in de eerdere akte geen melding werd gemaakt van het feit dat naast de aandelen in Citechma ook de Citechma vordering werd overgedragen aan Bela.
3.10.
Op 24 december 2010 is de vennootschap Arkelhof lnvestments B.V. opgericht (hierna: Arkelhof). De aandelen in Arkelhof zijn bij oprichting uitgegeven aan [X] Management Consultancy B.V. (40%), [A] Holding B.V. (30%) en [B] . Holding B.V. (30%). De genoemde vennootschappen worden door [X] dan wel familieleden van [X] bestuurd.
3.11.
Een brief van [Y] aan [X] van 22 juni 2012 (tevens per mail verzonden) houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“[...]
Nu we hebben vastgesteld dat sprake is van een geschil hebben wij gisteren afgesproken dat wij op de voet van punt 6. van onze overeenkomst ons dispuut zullen voorleggen aan drie arbiters, waarvan wij hebben afgesproken - zulks in afwijking van punt 6 - dat [adviseur van Y] de onafhankelijke arbiter zal zijn en dat jij en ik elk een arbiter naar onze keuze zullen aanwijzen.[... ] Bovendien hebben wij afgesproken dat de arbiters een bindend advies zullen uitbrengen.”.
3.12.
Een e-mail van 22 juni 2012 van [X] aan onder meer [Y] , in reactie op de hiervoor vermelde brief van [Y] , houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“[...]
Met verbazing ontving ik deze mail. [adviseur van Y] zal een driemanschap coördineren cq voorzitten, die duidelijkheid moeten brengen in onduidelijke pogingen, welke [adviseur van Y] met mij besproken heeft om [Y] mogelijk te compenseren in de toekomst voor verborgen reserves in de overdracht van de aandelen Citechma en de achtergestelde lening van Citadel c.s. in Citechma. Duidelijk is gesteld, dat dit een ultieme poging is duidelijkheid te brengen in deze mogelijkheid en dat het driemanschap eenduidig moeten zijn in hun aanbevelingen om te kunnen spreken over een invulling. Mocht hiervan afgeweken worden kan ik duidelijk zijn, dat er GEEN sprake is van concrete afspraken.[... ]”.
3.13.
De benoemde arbiters of bindend adviseurs hebben niet unaniem een 'eenduidig' oordeel kunnen geven en daarom hun opdracht teruggegeven.
3.14.
In opdracht van Citadel heeft Mahler Corporate Finance onderzoek verricht naar de inbreng en de executie van partijen naar aanleiding van de koopovereenkomst en het addendum. Mahler Corporate Finance heeft op 14 september 2013 een rapport uitgebracht over haar bevindingen.
3.15.
In opdracht van Citadel heeft Emst & Young Accountants LLP (hierna: E&Y) een onderzoek verricht naar de inbreng van Citadel en Bela in Arkelhof. E&Y heeft op 7 november 2013 daarover een rapport uitgebracht.
3.16.
Na verlof van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van 23 mei 2014 heeft Citadel op 25 en 26 mei 2014 ten laste van [X] en Bela conservatoir derdenbeslag laten leggen onder Connect Autolease B.V., [D] Partners IV B.V., [D] Partners III B.V., Stichting Recourse en [X] Management Consultancy B.V. op door Bela dan wel [X] gehouden (certificaten van) aandelen.

4.Beoordeling

In principaal en incidenteel hoger beroep
De processtukken
4.1.
Het hof heeft ter mondelinge behandeling het voornemen meegedeeld om een aantal processtukken niet toe te laten, wegens strijd met de twee conclusie regel of als zijnde buiten de orde. Partijen hebben zich bij pleidooi over het meegedeelde voornemen uitgelaten. Het hof, gehoord de toelichting, laat de volgende stukken niet toe:
  • Van de op 27 augustus 2019 genomen memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens van antwoord in het incident inzake artikel 843a Rv, houdende incidentele vordering (artikel 843a Rv): i) de paragrafen 1, 2 en 3, waarover is beslist bij rolbeslissing van 5 september 2019; ii) paragraaf 6 voor zover het betreft een reactie op een bewijsaanbod van Citadel;
  • De op 8 april 2020 genomen akte tot het voeren van nieuwe verweren in conventie, alsmede tot vermeerderingen van de eis en de grondslag ervan in reconventie, met uitzondering van de producties (genummerd A11 tot en met A15), die wel worden toegelaten;
  • De op 23 september 2020 ingekomen akte van Citadel, houdende reactie op nadere memories, met uitzondering van paragraaf 3.2 (verweer tegen de incidentele vordering (art. 843a Rv) van Bela c.s.) en de producties (genummerd 70 tot en met 79), die wel worden toegelaten.
In incidenteel hoger beroep
4.2.
De rechtbank heeft in vonnis II (ro. 2.19) uitgangspunten opgesomd voor berekening van de door Citadel gevorderde schadevergoeding. De twee incidentele grieven van Citadel hebben betrekking op deze uitgangspunten. Het hof ziet aanleiding deze grieven eerst te bespreken.
4.3.
Met
incidentele grief 1wijst Citadel erop, dat de uitgangspunten voor de schadeberekeningsmethodiek die de rechtbank in ro. 2.19 vermeldt niet toepasbaar zijn als haar vordering op de primaire grondslag – onrechtmatig handelen – wordt toegewezen. Het hof overweegt dat de rechtbank nog niet heeft vastgesteld of al dan niet onrechtmatig is gehandeld. De berekening van een eventueel nadelig verschil tussen de daadwerkelijke situatie waarin Citadel zich bevindt en de hypothetische situatie waarin zij zou verkeren, het (vermeende) onrechtmatig handelen weggedacht, is daarom nog niet aan de orde. De methode voor berekening van te vergoeden schade op grond van onrechtmatig handelen komt in eerste aanleg voor te liggen, indien de rechtbank zal oordelen dat er onrechtmatig is gehandeld. De grief mist belang nu zij prematuur is voorgesteld.
4.4.
Om dezelfde reden heeft Citadel geen belang bij
incidentele grief 2, waarmee zij klaagt over onjuistheid van de in ro. 2.19 weergegeven uitgangspunten. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank met de uitgangspunten gegevens vermeld, die zij zich voorstelt bij berekening van schade tot vertrekpunten te nemen. Daarmee heeft de rechtbank een kader gegeven voor discussie over de berekening van schade. Die discussie zal in eerste aanleg nog moeten worden voortgezet.
4.5.
De in het incidenteel hoger beroep voorgestelde grieven falen. Het incidenteel beroep zal worden verworpen en Citadel zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incidentele hoger beroep.
In principaal hoger beroep
Grieven tegen vonnis I
4.6.
Bela c.s. hebben met de
grieven I, II, III, en IXbezwaren opgeworpen tegen vonnis I.
Grief Vis gericht tegen overwegingen uit vonnis I, die in vonnis II ongewijzigd zijn aangehaald. Bela c.s. menen dat zij de bewijsopdracht, gegeven in vonnis I, opnieuw aan de orde kunnen stellen. Zij voeren aan dat een bewijsopdracht als zodanig geen eindbeslissing is, en brengen “essentiële elementen” naar voren die, naar zij stellen, geen object van beoordeling zijn geweest in appel I.
4.7.
Het hof verwijst naar ro. 1.3 en oordeelt als volgt. Bela c.s. hebben, met hun grieven in appel I tegen de bewijsopdracht, het tussenvonnis-gedeelte van vonnis I in appel I betrokken, zodat zij in dat hoger beroep al hun bezwaren tegen de eindbeslissingen in het tussenvonnis-gedeelte van vonnis I naar voren hadden moeten brengen. De regel, dat de partij die tussentijds beroep instelt, gehouden is daarin al haar bezwaren tegen de tot dan toe gewezen tussenvonnissen aan te voeren en de mogelijkheid verliest dat bij een latere gelegenheid in hoger beroep te doen, geldt immers ook als het gaat om een appel tegen het tussenvonnis-gedeelte van een deelvonnis (HR 25 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:96, ro. 3.3.2).
4.8.
Dit brengt mee dat de grieven I, II, III, V, en IX voor zover het vonnis I betreft, in dit hoger beroep tevergeefs zijn voorgesteld. Zij worden gepasseerd.
Overige grieven in het principale hoger beroep
4.9.
De rechtbank heeft in vonnis II geoordeeld dat Citadel heeft geleverd het van haar verlangde bewijs, “
dat zij met Bela – naast de afspraken in de koopovereenkomst en het addendum – is overeengekomen dat Bela aan Citadel 45% van de aandelen in Arkelhof zou overdragen, waarin door Bela zou worden ingebracht 100% van de (alsdan aan Bela overgedragen) Citechma aandelen, de Citechma vordering ter hoogte van € 6,3 miljoen, 100% van de aandelen die Bela hield in Shopex en een intergroepvordering van Bela op Shopex ter hoogte van € 3,2 miljoen” (hierna weer: de optieregeling). In dit hoger beroep komen Bela c.s. op tegen de beslissing van de rechtbank over de bewijslevering.
4.10.
Bela c.s. hebben in dit hoger beroep erkend dat er op 23 augustus 2010 afspraken zijn gemaakt naast de koopovereenkomst en het addendum, dat die afspraken zijn vastgelegd in het onderhandelingsverslag (de notitie van [adviseur van Y] , bedoeld in vonnis I, 2.5) en dat met die afspraken een optieregeling beoogd is.
4.11.
Bela c.s. hebben met hun
grieven IV, VI, VIII, IX voor zover het vonnis II betreft, en XIaan de orde gesteld wie partij zijn bij de ter gelegenheid van de bijeenkomst op 23 augustus 2010 overeengekomen optieregeling. Volgens hen heeft niet Citadel, maar [Y] in privé op grond van de optieregeling een optierecht verkregen.
4.12.
Het hof overweegt het volgende.
4.13.
Het onderhandelingsverslag houdt de berekening in waarop de afspraken berusten (zie ook vonnis II, 2.14). In die berekening is opgenomen
“[waarde] Citechma”en
“waarde achtergestelde lening Citadel aan Citechma”. Dit waren in augustus 2010 vermogensbestanddelen van Citadel, en niet van [Y] in privé.
4.14.
Op 11 augustus 2010 heeft een derde partij, Nimbus, voorgesteld om 51% van de aandelen in Citechma te verwerven voor € 7 miljoen. Dit is een bedrag van vergelijkbare omvang als de koopprijs van € 6,8 miljoen, die partijen op 22 april 2010 overeenkwamen voor 51% van de aandelen. Het addendum van 16 september 2010 houdt een voor Citadel veel ongunstiger transactie in. In het addendum is een vergoeding van in totaal € 6,8 miljoen vermeld voor overdracht van 100% van de aandelen. Dat komt neer op een veel lagere waardering van de aandelen Citechma dan de waardering die besloten ligt in het bod van Nimbus van een maand eerder en de waardering door partijen van vier maanden voordien. Een verklaring voor deze afwaardering in korte tijd is in de stellingen van partijen niet gegeven. Met de rechtbank (vonnis II, 2.10) is het hof van oordeel dat de verklaring voor dit samenstel van omstandigheden moet worden gevonden in het bestaan van een optieregeling tussen de partijen bij het addendum, Citadel en Bela. Ook [getuige 1] en [getuige 2] hebben als getuige expliciet in deze zin verklaard.
4.15.
Bela c.s. hebben gewezen op de
entire agreementclausule van de overeenkomst van 22 april 2010, die inhoudt dat de tekst van de koopovereenkomst volledig weergeeft wat Citadel en Bela zijn overeengekomen. Die clausule is volgens Bela c.s., hoewel niet opgenomen in het addendum, daar wel op van toepassing. Naar het oordeel van het hof kan de toepasselijkheid op het addendum in het midden blijven. Het was immers de bedoeling van partijen dat de optieregeling vertrouwelijk zou blijven en niet aan bepaalde derden (banken) zou worden geopenbaard. Mede in het licht daarvan legt de clausule tegenover het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal.
4.16.
Bela c.s. hebben aangevoerd dat [X] met het oog op een pensioen voor [Y] bereid was een 45% belang af te staan aan [Y] in privé, maar niet Citadel als partner in de topholding (Arkelhof) wilde binnenhalen. Het hof memoreert dat in de koopovereenkomst van 22 april 2010 was voorzien dat Citadel een belang van 49% in Citechma zou behouden. Uit de omstandigheid dat de koopovereenkomst niet zijn beslag heeft gekregen kan niet worden afgeleid dat partijen van gedachte waren veranderd over een minderheidsbelang van Citadel. De reden om de koopovereenkomst niet uit te voeren was immers dat een opschortende voorwaarde niet in vervulling was gegaan. In het licht van de koopovereenkomst, die zou hebben geleid tot een minderheidsbelang van Citadel in Citechma, hebben Bela c.s. onvoldoende concreet toegelicht en gestaafd dat zij enige maanden later Citadel als medeaandeelhouder ongewenst vonden. Dat het [X] om een pensioen voor [Y] te doen was, is evenmin voldoende aannemelijk gemaakt.
4.17.
Bela c.s. hebben uiteengezet dat een calloptie van 22 april 2010 van [Y] in privé op 51% van de aandelen in Citechma in het addendum is teruggenomen. Dat was strikt genomen niet nodig, aldus Bela c.s., aangezien die optie inmiddels op 23 augustus 2010 was vervangen door een optie van [Y] in privé op 45% van de aandelen in de op te richten topholding (Arkelhof). Naar het oordeel van het hof overtuigt dit argument niet in het licht van hetgeen hiervoor in ro. 4.13 en 4.14 is overwogen.
4.18.
Bela c.s. hebben benadrukt dat in het onderhandelingsverslag en in de communicatie over de optieregeling van 23 augustus 2010 niet Citadel maar [Y] is vermeld, en dat in de communicatie van [Y] over de optieregeling niet is vermeld dat hij voor Citadel optrad. Dit kan Bela c.s. niet baten. Vast staat immers dat [Y] namens Citadel betrokken was bij de onderhandelingen die hebben geleid tot de overeenkomsten die Citadel op 22 april 2010 met Bela heeft gesloten en bij het addendum, zonder dat telkens is vermeld in welke hoedanigheid [Y] optrad. Indien partijen voor ogen stond dat, in afwijking van de overeenkomsten van 22 april 2010 en het addendum, bij de optieregeling niet Citadel maar [Y] in privé partij zou zijn, had explicitatie voor de hand gelegen. Noch in het onderhandelingsverslag, noch in de communicatie daarover is echter uitdrukkelijk weergegeven dat deze keer ging om [Y] in privé.
4.19.
Dit leidt tot de slotsom dat niet kan worden aangenomen dat [Y] in privé op grond van de optieregeling een optierecht heeft verkregen. De grieven IV, VI in zoverre, VIII, IX voor zover het vonnis II betreft, en XI in zoverre, hebben geen succes.
4.20.
Bela c.s. hebben met hun
grieven VI, XI en XII(voorts) betoogd dat de optieregeling inhoudt dat Shopex Group B.V. – en dus niet Shopex B.V. – zou worden ingebracht. De waarde van Shopex Group B.V. was op 23 augustus 2010 tenminste € 10 miljoen en [X] meende dat werd gesproken over de inbreng van Shopex Group B.V., aldus Bela c.s.
4.21.
Het hof overweegt dat in de berekening in het onderhandelingsverslag onder meer is opgenomen “
Waarde Shopex € 10 mio” en “
[Waarde] vordering Bela op Shopex 3,2 mio”. Niet is gesteld of gebleken dat met deze vermeldingen de ene keer Shopex Group B.V. en de andere keer Shopex B.V. wordt bedoeld. Het hof neemt daarom tot uitgangspunt dat beide vermeldingen op dezelfde vennootschap slaan.
4.22.
Bela c.s. hebben aangevoerd dat een – niet door hen gespecificeerde – vordering van Bela op Shopex Group B.V. is overgedragen aan Arkelhof Holding B.V. Wat hiervan zij – niet is duidelijk geworden waaruit die overdracht kan blijken –, zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat met de overdracht van een vordering aan Arkelhof Holding B.V. is voldaan aan de verplichting om een vordering in te brengen in Arkelhof. De stelling kan geen steun bieden aan het betoog van Bela c.s.
4.23.
Citadel heeft gewezen op de jaarrekening 2011 van Shopex B.V., waaruit blijkt dat Shopex B.V. per ultimo 2010 een
debt to group companieshad van € 3.235.000. Bela c.s. hebben dit niet bestreden. Het hof ziet in deze jaarrekeningpost een aanwijzing dat Bela in augustus 2010 een vordering op Shopex B.V. had van circa € 3,2 miljoen.
4.24.
Van een vordering van Bela van (circa) € 3,2 miljoen op Shopex Group B.V. is niet gebleken; het bestaan van een zodanige vordering in augustus 2010 hebben Bela c.s. niet, althans onvoldoende concreet, toegelicht.
4.25.
Ook voor het overige hebben Bela c.s. geen feiten en omstandigheden gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot de conclusie dat in het onderhandelingsverslag met “vordering Bela op Shopex” wordt gedoeld op een vordering op Shopex Group B.V.
4.26.
Uit de stelling van Bela c.s., dat Shopex B.V. niet lang na 23 augustus 2010 voor € 10 miljoen is verkocht, blijkt een waardering van Shopex B.V. die overeenstemt met de vermelding in de berekening van het onderhandelingsverslag (“
Waarde Shopex € 10 mio”). Alle aandelen in Shopex B.V. werden op 23 augustus 2010 gehouden door Shopex Group B.V. Het economisch en financieel belang van Shopex B.V. binnen de groep van Shopex Group B.V. was circa 20%, aldus Bela c.s. Dit een en ander brengt mee dat de waardering van Shopex Group B.V. in augustus 2010 niet overeenkwam met de vermelding in het onderhandelingsverslag.
4.27.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden aangenomen dat met “Shopex” in de optieregeling Shopex Group B.V. bedoeld werd. De stellingen van Bela c.s. dat de aandelen in Salutary B.V., die op haar beurt de aandelen in Shopex Group B.V. hield, op 31 december 2010 door Arkelhof Holding B.V. zijn overgedragen aan Arkelhof, kunnen daaraan niet afdoen. De stellingen behoeven geen bespreking.
4.28.
[X] moet destijds, in zijn hoedanigheden van bestuurder van Shopex Group B.V. en van indirect bestuurder van Shopex B.V., bekend zijn geweest met de in de vorige overwegingen aangehaalde bedragen. Het tegendeel is gesteld noch gebleken. Dat [X] heeft gedwaald over de vennootschap die in het onderhandelingsverslag is aangeduid met Shopex, is in het licht van die bekendheid onvoldoende toegelicht door Bela c.s.
4.29.
De grieven VI, ook in zoverre, XI, ook in zoverre, en XII hebben geen succes.
4.30.
Met
grief VIIhebben Bela c.s. betoogd dat de overeengekomen optie niet kon worden uitgeoefend voordat € 9 miljoen betaald werd. Aanspraak op verrekening had Citadel/ [Y] niet bij uitoefening van de optie, maar pas bij de exit, dat wil zeggen bij het uittreden als aandeelhouder, aldus Bela c.s., die tevens de omvang van in de verrekening te betrekken posten aan de orde stellen. Bij pleidooi hebben Bela c.s. verduidelijkt dat het uitoefenen, op 22 juni 2012, van de optie tot gevolg had dat Bela 45% van de aandelen in Arkelhof moest leveren tegen betaling van € 3,9 miljoen. Daarmee is de grief toegespitst op de vraag of Citadel moet betalen voordat Bela voldoet aan haar plicht tot levering van de aandelen.
4.31.
Het hof overweegt als volgt. De optie is het complement van de in het addendum vastgelegde afspraken, zoals ook blijkt uit de overwegingen ten aanzien van de grieven IV, VI, VIII, IX en XI. De optieregeling en het addendum moeten daarom in samenhang worden beschouwd.
4.32.
Het uitgangspunt van partijen in de koopovereenkomst is geweest dat Bela € 6,8 miljoen voor 51% van de aandelen in Citechma zou betalen. Bela heeft tegen betaling van € 6,8 miljoen 100% van de aandelen en de Citechma vordering ontvangen (vonnis I, 2.7 en 2.9). De vermogensbestanddelen die aan Bela zijn overgedragen bovenop 51% van de aandelen moeten worden beschouwd als betaling voor de overeengekomen optie. De optie heeft blijkens het onderhandelingsverslag een waarde van € 9 miljoen (45% van € 20 miljoen). De waarde van de Citechma vordering is het onderhandelingsverslag gesteld op € 5,1 miljoen. Naast de Citechma vordering bleef dus nog (€ 9 miljoen - € 5,1 miljoen =) € 3,9 miljoen te betalen over. Dit bedrag van € 3,9 miljoen is voorlopig voldaan met overdracht van het aandelenbelang dat uitstijgt boven 51%. Immers, in het onderhandelingsverslag is de “
meerwaarde eigen vermogen Citechma” voorlopig vastgesteld op € 3,9 miljoen.
4.33.
De prijs voor de optie is dus betaald met de Citechma vordering en met de voorlopig berekende meerwaarde eigen vermogen Citechma. Het onderhandelingsverslag houdt in dat, mocht het voorlopig berekende bedrag in totaal meer of minder zijn, dat zal worden verrekend met de exit. Dus pas bij exit wordt vastgesteld wat er eventueel moet worden bijbetaald. Daarmee is van belang welk moment wordt bedoeld met “exit”.
4.34.
Bela c.s. hebben betoogd dat met exit het moment van uittreden als aandeelhouder wordt bedoeld. Die uitleg is niet bestreden en zij komt het hof plausibel voor. Voor zover enige stelling zo moet worden begrepen dat de exit plaatsvindt voorafgaand aan het uitoefenen van de optie, merkt het hof op dat uittreden pas mogelijk is als men aandeelhouder is. Voorafgaand aan het uitoefenen van de optie was Citadel geen aandeelhouder (en [Y] evenmin). Het uitoefenen van de optie en daarmee het toetreden als aandeelhouder gaat dus vooraf aan de exit.
4.35.
De conclusie hieruit is dat Bela de aandelen bij het uitoefenen van de optie moet leveren, er op dat moment geen verrekening plaatsvindt en er voorlopig niets (bij)betaald hoeft te worden. Het bewijsaanbod van Bela c.s. bij pleidooi met betrekking tot dit thema wordt gepasseerd, omdat het geen betrekking heeft op voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden.
4.36.
De stellingen van Bela c.s. over de omvang van in de verrekening bij exit te betrekken posten betreffen de berekeningsmethode voor de gevorderde schadevergoeding. Zoals blijkt uit het oordeel in het incidentele appel, is die berekeningsmethode nu niet aan de orde.
4.37.
De slotsom is dat grief VII Bela c.s. niet baat.
4.38.
De toelichting op
grief Xhoudt in dat de rechtbank het primair en het subsidiair door Citadel gevorderde heeft omgedraaid. In zoverre berust de grief op onjuiste lezing van vonnis II. Voor het overige stelt grief X, evenals
grief XIII, kort gezegd, de berekeningsmethode van de gevorderde schadevergoeding aan de orde. Ook hier verwijst het hof naar het oordeel in het incidentele appel. De grieven X en XIII zijn tevergeefs voorgesteld.
4.39.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook de principale grieven IV, VI, VII, VIII, IX voor zover het vonnis II betreft, X, XI, XII, en XIII geen doel treffen. Het principale hoger beroep heeft geen succes. Bela c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.
Incidentele vordering (art. 843a Rv) van Bela c.s.
4.40.
Bela c.s. hebben exhibitie door Citadel van twee bescheiden gevorderd. Deze bescheiden betreffen de rechtsbetrekking in geschil, zijn specifiek bepaald, en kunnen belangrijk zijn voor hun bewijspositie, aldus Bela c.s. Het gaat om een velletje papier met handgeschreven aantekeningen van [Y] , waarover [adviseur van Y] heeft verklaard dat deze de volgens [Y] op 23 augustus 2010 gemaakte afspraken behelzen. Daarnaast gaat het om aantekeningen van [adviseur van Y] zelf, die betrekking hebben op die afspraken. De vordering is gebaseerd op artikel 843a Rv.
4.41.
Artikel 843a Rv bindt de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering aan onder meer de voorwaarde dat het gaat om bescheiden die de wederpartij te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Aan deze voorwaarde is niet voldaan. Immers, volgens Citadel beschikt zij niet over privé aantekeningen van [adviseur van Y] en heeft zij er in haar relatie tot [adviseur van Y] geen aanspraak op. Dit hebben Bela c.s. niet betwist. De vordering van Bela c.s. is dan ook niet toewijsbaar voor wat betreft de privé aantekeningen van [adviseur van Y] .
4.42.
Citadel heeft de handgeschreven aantekeningen van [Y] in het geding gebracht (productie 77). In zoverre hebben Bela c.s. geen belang meer bij hun vordering.
Incidentele vordering (art. 843a Rv) van Citadel
4.43.
Citadel vordert afgifte van en inzage in een aantal door haar omschreven bescheiden. Zij baseert de vordering op artikel 843a Rv. Dit artikel bindt de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering aan een aantal cumulatieve voorwaarden: degene die de vordering doet dient (1) een rechtmatig belang te hebben, het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is, (4) die de wederpartij te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Ook indien aan deze voorwaarden voldaan is, bestaat geen gehoudenheid tot overlegging van de opgevraagde bescheiden onder meer indien (5) redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.44.
Citadel heeft betoogd dat ingevolge vonnis II nog ter beoordeling voorligt of Bela c.s. onrechtmatig hebben gehandeld, waarbij de bewijslastverdeling meebrengt dat Citadel bepaalde aspecten zal moeten bewijzen (vonnis II, ro. 2.19), en dat de rechtbank heeft opgesomd welke toelichtingen zij in dat verband van Citadel verwacht (vonnis II, ro. 2.20). Zij heeft de opgevorderde bescheiden nodig om het bewijs te kunnen leveren, aldus Citadel. Haar vordering heeft betrekking op:
alle (tussentijdse) vermogensopstellingen en correspondentie met de accountant van Shopex B.V. en Shopex Group B.V. uit de periode 2009 tot en met 23 mei 2014;
alle correspondentie tussen [X] , Shopex B.V. en/of Shopex Group B.V. enerzijds en ING en andere banken anderzijds met betrekking tot Shopex B.V. en Shopex Group B.V. in de periode 2009 tot en met 23 mei 2014;
alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen en of terugbetaling van agio en of betaling via het intrekken van cumulatief preferente aandelen door Arkelhof en/of Shopex B.V. en/of Shopex Group B.V. en/of Citechma, van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen waarvan hij (indirect) aandeelhouder en/of bestuurder is, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014;
alle correspondentie van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen waarvan hij (indirect) aandeelhouder en/of bestuurder is over leningen van en aan Arkelhof en/of Shopex B.V. en/of Shopex Group B.V. en/of Citechma en/of cumulatief preferente aandelen van die vennootschappen in de periode 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014;
alle leningsovereenkomsten dan wel overeenkomsten met betrekking tot cumulatief preferente aandelen waarbij Arkelhof en/of (het hof leest:) Shopex B.V. en/of Citechma partij is, uit de periode 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014;
alle bankafschriften van Arkelhof, dan wel alle bankafschriften van Arkelhof waaruit betalingen blijken van en aan [X] , diens echtgenote, zoon en dochter, en/of alle rechtspersonen waarvan zij (indirect) aandeelhouder en/of bestuurder zijn, uit de periode van 24 december 2010 tot 23 mei 2014;
alle bankafschriften van Shopex B.V. en/of Shopex Group B.V., dan wel alle bankafschriften van deze vennootschappen waaruit betalingen blijken van en aan [X] , diens echtgenote, zoon en dochter, en/of alle rechtspersonen waarvan zij (indirect) aandeelhouder en/of bestuurder zijn, uit de periode van 1 januari 2010 tot 23 mei 2014;
alle bankafschriften van Citechma, dan wel al haar bankafschriften waaruit betalingen blijken van en aan [X] , diens echtgenote, zoon en dochter, en/of alle rechtspersonen waarvan zij (indirect) aandeelhouder en/of bestuurder zijn, uit de periode van 1 januari 2010 tot 23 mei 2014.
4.45.
Het verweer van Bela c.s., dat de vordering prematuur is omdat niet vaststaat dat Citadel in haar bewijsopdracht is geslaagd, zodat het bestaan van een rechtsbetrekking onzeker is, heeft geen succes. De beoordeling van het principale hoger beroep brengt mee dat van het bestaan van een rechtsbetrekking moet worden uitgegaan. Het hof slaat bij de verdere beoordeling acht op de bewijslastverdeling, vermeld in ro. 2.19 van vonnis II, en de door Citadel te verschaffen inlichtingen, als vermeld in ro. 2.20 van dat vonnis.
4.46.
Bela c.s. hebben voorts aangevoerd dat zij niet (meer) kunnen beschikken over de administraties van Shopex B.V. en Shopex Group B.V., noch over de administratie van Citechma, zodat zij de opgevraagde onderdelen van die administraties niet kunnen leveren. Citadel heeft dit niet weersproken. Voor zover de vordering bescheiden uit de administraties van Shopex B.V., Shopex Group B.V. en Citechma betreft zal zij worden afgewezen. Dit geldt in elk geval voor de in 4.44 onder i), ii) gedeeltelijk, vii) en viii) weergegeven onderdelen van de vordering.
4.47.
Uit de beoordeling van de grieven VI, XI en XII in het principaal hoger beroep volgt dat voor ‘Shopex’ in het onderhandelingsverslag moet worden gelezen Shopex B.V. en niet Shopex Group B.V. Tegen die achtergrond heeft Citadel haar belang bij de vordering onvoldoende toegelicht, waar het gaat om bescheiden die betrekking hebben op Shopex Group B.V. In zoverre zijn de onderdelen ii), iii), iv) en vii) niet toewijsbaar.
4.48.
Het hof verstaat dat in de onderdelen iii en iv van de vordering met “van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen waarvan hij (indirect) aandeelhouder en/of bestuurder is” wordt bedoeld: [X] en/of de rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10. Voor zover daarmee andere rechtspersonen zijn bedoeld, hebben Bela c.s. hun rechtmatig belang bij de bescheiden onvoldoende toegelicht.
4.49.
Citadel heeft voorts haar belang bij onderdeel ii) van de vordering – uit het voorgaande volgt dat het nog slechts gaat om correspondentie van [X] – toegelicht met verwijzing naar de van haar verlangde bewijslevering met betrekking tot de kennis van Bela c.s. van de werkelijke waarde van de “Shopex inbreng” in augustus 2010 en de waarde op het moment van de omzettingsverklaring (22 juni 2012). Onder Shopex inbreng verstaat zij, zo begrijpt het hof (memorie van antwoord in principaal appel, tevens van grieven in incidenteel appel 34), de aandelen in en de vordering op de vennootschap die in het onderhandelingsverslag is aangeduid met Shopex. Zoals blijkt uit eerdere overwegingen wordt voor ‘Shopex’ in het onderhandelingsverslag gelezen: Shopex B.V.
4.50.
In het licht van het voorgaande heeft Citadel naar het oordeel van het hof een rechtmatig belang bij de in onderdeel ii bedoelde
- correspondentie tussen [X] enerzijds en ING en andere banken anderzijds met betrekking tot Shopex B.V. in de periode 2009 tot en met 23 mei 2014.
4.51.
Volgens Citadel moeten de in onderdeel iii) van de vordering bedoelde onttrekkingen worden betrokken in de waardering van haar aanspraak ten tijde van omzettingsverklaring (het inroepen van de optie). Daarin is haar belang bij dat onderdeel gelegen. Bela c.s. voeren – voor zover in het licht van voorgaande overwegingen nog van belang – het volgende aan. Arkelhof heeft in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014 geen dividenduitkeringen of agioterugbetalingen gedaan en geen cumulatief preferente aandelen ingetrokken. Shopex B.V. en Citechma hadden geen cumulatief preferente aandelen. In 2010, 2013 en 2014 heeft Citechma geen dividenduitkeringen of agioterugbetalingen gedaan. In 2012 heeft zij geen dividend uitgekeerd. Citadel heeft hiertegenover niets meer gesteld waaruit het tegendeel kan blijken, zodat het ervoor wordt gehouden dat Bela c.s. niet beschikken over bescheiden betreffende die onderwerpen. Uit de stellingen van Bela c.s. blijken wel de volgende uitkeringen. Shopex B.V. heeft (evenals Shopex Group B.V.) in 2011 dividend uitgekeerd – volgens Bela c.s. is dat verrekend met schulden aan de aandeelhouder. Citechma heeft in 2011 € 9.519.000 aan dividend uitgekeerd aan Arkelhof. In 2012 heeft Citechma € 4.500.000 aan agio uitgekeerd aan Arkelhof.
4.52.
Naar het oordeel van het hof is dit onderdeel toewijsbaar ten aanzien van de volgende bescheiden:
  • alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen en of terugbetaling van agio door Shopex B.V., van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014;
  • alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen in 2011 en/of terugbetaling van agio in 2011 en 2012 door Citechma, van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen vermeld in ro. 3.10, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014.
4.53.
Haar belang bij onderdeel iv) en v) heeft Citadel toegelicht met haar vermoeden dat “de Shopex Inbreng” (het hof verstaat: de aandelen in en de vordering op Shopex B.V.) is gefinancierd met achtergestelde leningen, zodat Bela c.s. per saldo geen kapitaal in Arkelhof hebben ingebracht. Bela c.s. betwisten dat Citadel een rechtmatig belang bij deze bescheiden heeft. Zij voeren aan dat in de opstelling van 23 augustus 2010 de inbreng van de aandelen is verantwoord tegen € 10 miljoen en die van de vordering tegen nominale waarde.
4.54.
Gelet op de hiervoor in ro. 4.51 vermelde, niet weersproken stelling dat Shopex B.V. en Citechma geen cumulatief preferente aandelen hadden, is onderdeel iv) (ook) in zoverre niet toewijsbaar. De onderdelen iv en v zullen ten aanzien van de volgende bescheiden worden toegewezen:
  • (iv) alle correspondentie van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10, over leningen van en aan Arkelhof en/of Shopex B.V. in de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014;
  • (v) alle leningsovereenkomsten dan wel overeenkomsten met betrekking tot cumulatief preferente aandelen waarbij Arkelhof partij is, uit de periode 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014.
4.55.
Haar belang bij onderdeel vi) bestaat hierin, dat uit de gevraagde bankafschriften kan blijken dat [X] en zijn familieleden grote sommen geld aan Arkelhof en haar deelnemingen hebben onttrokken, aldus Citadel. Volgens Bela c.s. heeft Arkelhof geen betalingen aan [X] en zijn familieleden gedaan. Zij bieden Citadel aan een accountant toegang tot de administratie van Arkelhof te verlenen teneinde dat te doen vaststellen. Hiertegenover heeft Citadel haar belang bij de bankafschriften naar het oordeel van het hof onvoldoende toegelicht. Onderdeel vi) zal worden afgewezen.
4.56.
Het voorgaande leidt er toe dat de vordering in het incident van Citadel zal worden toegewezen zoals hierna te vermelden. Het hof ziet aanleiding tot matiging van de gevorderde dwangsom.
Slotsom
4.57.
Het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep hebben geen succes. De exhibitie vordering van Bela c.s. zal niet worden toegewezen. De exhibitie vordering van Citadel zal gedeeltelijk worden toegewezen.
4.58.
De bewijsaanbiedingen van partijen worden gepasseerd omdat zij geen betrekking hebben op voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot andere beslissingen in deze zaak kunnen leiden.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende
in principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van 20 mei 2015 (vonnis I) waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
bekrachtigt het vonnis van 3 april 2019 (vonnis II) waarvan beroep;
in principaal hoger beroep:
veroordeelt Bela c.s. in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Citadel begroot op € 5.382,- aan verschotten en € 16.503,00 voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
in incidenteel hoger beroep:
veroordeelt Citadel in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Citadel begroot op nihil aan verschotten en € 8.251,50 voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
in het incident van de zijde van Bela c.s.:
wijst de vorderingen af;
in het incident van de zijde van Citadel:
gebiedt Bela c.s. tot afgifte van kopieën van en het verschaffen van inzage in de hierna volgende bescheiden:
- alle correspondentie tussen [X] enerzijds en ING en andere banken anderzijds met betrekking tot Shopex B.V. in de periode 2009 tot en met 23 mei 2014;
- alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen en of terugbetaling van agio door Shopex B.V., van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014;
- alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen in 2011 en of terugbetaling van agio in 2011 en 2012 door Citechma, van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen vermeld in ro. 3.10, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014;
- alle correspondentie van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10, over leningen van en aan Arkelhof en/of Shopex B.V. in de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014;
- alle leningsovereenkomsten dan wel overeenkomsten met betrekking tot cumulatief preferente aandelen waarbij Arkelhof partij is, uit de periode 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014,
een en ander binnen achtentwintig dagen na betekening van dit arrest aan Bela c.s. en op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag dat Bela c.s. niet voldoen aan dit gebod of een gedeelte ervan, met een maximum van € 50.000;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in principaal hoger beroep, het incidenteel hoger beroep en het incident aan de zijde van Citadel:
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.C. Faber, J.M. de Jongh en J.G. Sijmons en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021