Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.BEHEER- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ BELA B.V.,
[X],
1.Inleiding
2.Het geding in dit hoger beroep
3.Feiten
1. [Y] krijgt een aandeel van 45% van het belang dat de familie [X] heeft in de nieuwe top-holding.
Zowel [Y] als BM wijzen ieder een hun vertegenwoordigende arbiter aan
Beide arbiters benoemen een onafhankelijke derde arbiter, welk ook voor [Y] en BM acceptabel is
Deze drie arbiters doen een voor zowel [Y] als BM bindende uitspraak, welke op unanieme basis genomen moet zijn."
Nu we hebben vastgesteld dat sprake is van een geschil hebben wij gisteren afgesproken dat wij op de voet van punt 6. van onze overeenkomst ons dispuut zullen voorleggen aan drie arbiters, waarvan wij hebben afgesproken - zulks in afwijking van punt 6 - dat [adviseur van Y] de onafhankelijke arbiter zal zijn en dat jij en ik elk een arbiter naar onze keuze zullen aanwijzen.[... ] Bovendien hebben wij afgesproken dat de arbiters een bindend advies zullen uitbrengen.”.
Met verbazing ontving ik deze mail. [adviseur van Y] zal een driemanschap coördineren cq voorzitten, die duidelijkheid moeten brengen in onduidelijke pogingen, welke [adviseur van Y] met mij besproken heeft om [Y] mogelijk te compenseren in de toekomst voor verborgen reserves in de overdracht van de aandelen Citechma en de achtergestelde lening van Citadel c.s. in Citechma. Duidelijk is gesteld, dat dit een ultieme poging is duidelijkheid te brengen in deze mogelijkheid en dat het driemanschap eenduidig moeten zijn in hun aanbevelingen om te kunnen spreken over een invulling. Mocht hiervan afgeweken worden kan ik duidelijk zijn, dat er GEEN sprake is van concrete afspraken.[... ]”.
4.Beoordeling
- Van de op 27 augustus 2019 genomen memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens van antwoord in het incident inzake artikel 843a Rv, houdende incidentele vordering (artikel 843a Rv): i) de paragrafen 1, 2 en 3, waarover is beslist bij rolbeslissing van 5 september 2019; ii) paragraaf 6 voor zover het betreft een reactie op een bewijsaanbod van Citadel;
- De op 8 april 2020 genomen akte tot het voeren van nieuwe verweren in conventie, alsmede tot vermeerderingen van de eis en de grondslag ervan in reconventie, met uitzondering van de producties (genummerd A11 tot en met A15), die wel worden toegelaten;
- De op 23 september 2020 ingekomen akte van Citadel, houdende reactie op nadere memories, met uitzondering van paragraaf 3.2 (verweer tegen de incidentele vordering (art. 843a Rv) van Bela c.s.) en de producties (genummerd 70 tot en met 79), die wel worden toegelaten.
incidentele grief 1wijst Citadel erop, dat de uitgangspunten voor de schadeberekeningsmethodiek die de rechtbank in ro. 2.19 vermeldt niet toepasbaar zijn als haar vordering op de primaire grondslag – onrechtmatig handelen – wordt toegewezen. Het hof overweegt dat de rechtbank nog niet heeft vastgesteld of al dan niet onrechtmatig is gehandeld. De berekening van een eventueel nadelig verschil tussen de daadwerkelijke situatie waarin Citadel zich bevindt en de hypothetische situatie waarin zij zou verkeren, het (vermeende) onrechtmatig handelen weggedacht, is daarom nog niet aan de orde. De methode voor berekening van te vergoeden schade op grond van onrechtmatig handelen komt in eerste aanleg voor te liggen, indien de rechtbank zal oordelen dat er onrechtmatig is gehandeld. De grief mist belang nu zij prematuur is voorgesteld.
incidentele grief 2, waarmee zij klaagt over onjuistheid van de in ro. 2.19 weergegeven uitgangspunten. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank met de uitgangspunten gegevens vermeld, die zij zich voorstelt bij berekening van schade tot vertrekpunten te nemen. Daarmee heeft de rechtbank een kader gegeven voor discussie over de berekening van schade. Die discussie zal in eerste aanleg nog moeten worden voortgezet.
grieven I, II, III, en IXbezwaren opgeworpen tegen vonnis I.
Grief Vis gericht tegen overwegingen uit vonnis I, die in vonnis II ongewijzigd zijn aangehaald. Bela c.s. menen dat zij de bewijsopdracht, gegeven in vonnis I, opnieuw aan de orde kunnen stellen. Zij voeren aan dat een bewijsopdracht als zodanig geen eindbeslissing is, en brengen “essentiële elementen” naar voren die, naar zij stellen, geen object van beoordeling zijn geweest in appel I.
dat zij met Bela – naast de afspraken in de koopovereenkomst en het addendum – is overeengekomen dat Bela aan Citadel 45% van de aandelen in Arkelhof zou overdragen, waarin door Bela zou worden ingebracht 100% van de (alsdan aan Bela overgedragen) Citechma aandelen, de Citechma vordering ter hoogte van € 6,3 miljoen, 100% van de aandelen die Bela hield in Shopex en een intergroepvordering van Bela op Shopex ter hoogte van € 3,2 miljoen” (hierna weer: de optieregeling). In dit hoger beroep komen Bela c.s. op tegen de beslissing van de rechtbank over de bewijslevering.
grieven IV, VI, VIII, IX voor zover het vonnis II betreft, en XIaan de orde gesteld wie partij zijn bij de ter gelegenheid van de bijeenkomst op 23 augustus 2010 overeengekomen optieregeling. Volgens hen heeft niet Citadel, maar [Y] in privé op grond van de optieregeling een optierecht verkregen.
“[waarde] Citechma”en
“waarde achtergestelde lening Citadel aan Citechma”. Dit waren in augustus 2010 vermogensbestanddelen van Citadel, en niet van [Y] in privé.
entire agreementclausule van de overeenkomst van 22 april 2010, die inhoudt dat de tekst van de koopovereenkomst volledig weergeeft wat Citadel en Bela zijn overeengekomen. Die clausule is volgens Bela c.s., hoewel niet opgenomen in het addendum, daar wel op van toepassing. Naar het oordeel van het hof kan de toepasselijkheid op het addendum in het midden blijven. Het was immers de bedoeling van partijen dat de optieregeling vertrouwelijk zou blijven en niet aan bepaalde derden (banken) zou worden geopenbaard. Mede in het licht daarvan legt de clausule tegenover het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal.
grieven VI, XI en XII(voorts) betoogd dat de optieregeling inhoudt dat Shopex Group B.V. – en dus niet Shopex B.V. – zou worden ingebracht. De waarde van Shopex Group B.V. was op 23 augustus 2010 tenminste € 10 miljoen en [X] meende dat werd gesproken over de inbreng van Shopex Group B.V., aldus Bela c.s.
Waarde Shopex € 10 mio” en “
[Waarde] vordering Bela op Shopex 3,2 mio”. Niet is gesteld of gebleken dat met deze vermeldingen de ene keer Shopex Group B.V. en de andere keer Shopex B.V. wordt bedoeld. Het hof neemt daarom tot uitgangspunt dat beide vermeldingen op dezelfde vennootschap slaan.
debt to group companieshad van € 3.235.000. Bela c.s. hebben dit niet bestreden. Het hof ziet in deze jaarrekeningpost een aanwijzing dat Bela in augustus 2010 een vordering op Shopex B.V. had van circa € 3,2 miljoen.
Waarde Shopex € 10 mio”). Alle aandelen in Shopex B.V. werden op 23 augustus 2010 gehouden door Shopex Group B.V. Het economisch en financieel belang van Shopex B.V. binnen de groep van Shopex Group B.V. was circa 20%, aldus Bela c.s. Dit een en ander brengt mee dat de waardering van Shopex Group B.V. in augustus 2010 niet overeenkwam met de vermelding in het onderhandelingsverslag.
grief VIIhebben Bela c.s. betoogd dat de overeengekomen optie niet kon worden uitgeoefend voordat € 9 miljoen betaald werd. Aanspraak op verrekening had Citadel/ [Y] niet bij uitoefening van de optie, maar pas bij de exit, dat wil zeggen bij het uittreden als aandeelhouder, aldus Bela c.s., die tevens de omvang van in de verrekening te betrekken posten aan de orde stellen. Bij pleidooi hebben Bela c.s. verduidelijkt dat het uitoefenen, op 22 juni 2012, van de optie tot gevolg had dat Bela 45% van de aandelen in Arkelhof moest leveren tegen betaling van € 3,9 miljoen. Daarmee is de grief toegespitst op de vraag of Citadel moet betalen voordat Bela voldoet aan haar plicht tot levering van de aandelen.
meerwaarde eigen vermogen Citechma” voorlopig vastgesteld op € 3,9 miljoen.
grief Xhoudt in dat de rechtbank het primair en het subsidiair door Citadel gevorderde heeft omgedraaid. In zoverre berust de grief op onjuiste lezing van vonnis II. Voor het overige stelt grief X, evenals
grief XIII, kort gezegd, de berekeningsmethode van de gevorderde schadevergoeding aan de orde. Ook hier verwijst het hof naar het oordeel in het incidentele appel. De grieven X en XIII zijn tevergeefs voorgesteld.
- alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen en of terugbetaling van agio door Shopex B.V., van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014;
- alle correspondentie die betrekking heeft op dividenduitkeringen in 2011 en/of terugbetaling van agio in 2011 en 2012 door Citechma, van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen vermeld in ro. 3.10, in de periode van 1 januari 2010 tot 24 mei 2014.
- (iv) alle correspondentie van en aan [X] en/of aan alle rechtspersonen, vermeld in ro. 3.10, over leningen van en aan Arkelhof en/of Shopex B.V. in de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014;
- (v) alle leningsovereenkomsten dan wel overeenkomsten met betrekking tot cumulatief preferente aandelen waarbij Arkelhof partij is, uit de periode 1 januari 2010 tot en met 23 mei 2014.
4.Beslissing
in principaal en incidenteel hoger beroep: