Op 20 oktober 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 november 2020. De zaak betreft een verdachte die zijn zoon hielp bij het transformeren, vervaardigen en verhandelen van vuurwapens, wat leidde tot een grote verspreiding van deze wapens en de bijbehorende risico's. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. De verdachte is nu veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de rol van de verdachte als vader. Het hof benadrukt dat het ongeoorloofd bezit van vuurwapens onaanvaardbare risico's met zich meebrengt voor de veiligheid van personen.
De verdachte had, gezien zijn rol als vader, een voorbeeldfunctie moeten vervullen en had het gedrag van zijn zoon moeten afkeuren. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor wapenbezit. De beslissing van het hof is bedoeld om het toenemende gevaar van vuurwapenbezit tegen te gaan en de verdachte te laten inzien dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden.