Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ,
[Y] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Oud-Zuid Vastgoed 3 B.V. tegen [X] en [Y] betreffende een huurgeschil. Oud-Zuid had in eerste aanleg een vordering tot schorsing van de executie van een ontruimingsvonnis ingesteld. De voorzieningenrechter had deze vordering toegewezen, maar Oud-Zuid ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof oordeelde dat de vorderingen van Oud-Zuid in het kort geding niet konden worden toegewezen, omdat de bodemrechter in een eerdere procedure al had geoordeeld over dezelfde vorderingen. Het hof benadrukte dat het in strijd met de goede procesorde zou zijn om in kort geding anders te oordelen dan in de bodemzaak, waar dezelfde feiten en omstandigheden aan de orde waren. Het hof vernietigde het bestreden vonnis en wees de vorderingen van [geïntimeerden] af, waarbij het hof de kosten van het geding voor beide instanties aan [geïntimeerden] oplegde. De uitspraak benadrukt het belang van de afstemmingsregel in kort gedingprocedures en de noodzaak om consistent te oordelen over gelijkluidende vorderingen.