ECLI:NL:GHAMS:2021:3085

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
200.276.866/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor tekortkomingen in schilderwerk aan een schip en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], eigenaar van een schip, en de bedrijven [X] Jachtschilders B.V. en [X] Maritiem B.V. over de uitvoering van schilderwerk aan het schip. [appellant] heeft in 2012 een overeenkomst gesloten met [X] Jachtschilders voor het spuiten van de romp en opbouw van zijn schip. Na oplevering in juni 2012 heeft [appellant] geconstateerd dat de lak op verschillende plekken losliet. Hij heeft [X] Maritiem aansprakelijk gesteld voor de schade, die volgens hem is ontstaan door ondeugdelijk schilderwerk en het niet afkitten van de ramen. In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat [X] c.s. aansprakelijk zijn voor de schade en heeft een deskundige benoemd om de schade te begroten. De deskundige heeft de herstelkosten begroot op € 9.500,00, maar de rechtbank heeft uiteindelijk [X] c.s. veroordeeld tot betaling van € 6.870,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. Zowel [appellant] als [X] c.s. hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de grieven van beide partijen beoordeeld en heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat [X] c.s. tekort zijn geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. Het hof heeft de schadevergoeding bevestigd, maar de ingangsdatum van de wettelijke rente aangepast naar 4 maart 2016. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.276.866/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/254148/HAZA17-61
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 september 2021
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A.C. Backx te Oud-Beijerland,
tegen

1.[X] JACHTSCHILDERS B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [X] MARITIEM B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. K. Vriend te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] , [X] Jachtschilders en [X] Maritiem genoemd. Gezamenlijk zullen geïntimeerden [X] c.s. worden genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 29 januari 2020 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 30 oktober 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [X] c.s. als gedaagden (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel , tevens memorie van grieven in incidenteel appel , met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel .
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog [X] c.s. zal veroordelen tot betaling aan [appellant] van:
a. a)
primair: het bedrag van € 69.616,25 (incl. btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen (productie 14 bij dagvaarding eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair: het bedrag van € 52.485,66 (incl. btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen (productie 14 bij dagvaarding eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair: het bedrag van € 37.612,66 (incl. btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen (productie 14 bij dagvaarding eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
b) de kosten van deskundige [deskundige 1] van € 968,00 (incl. btw) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur (productie 13 bij dagvaarding eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
c) de kosten van deskundige [deskundige 2] van € 1.406,75 (incl. btw) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur (productie 25 bij conclusie na deskundigenrapport) tot aan de dag der algehele voldoening;
d) de kosten van rechtsbijstand:
- primair ad € 5.911,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen (productie 15 bij dagvaarding eerste aanleg) tot aan de dag der algehele voldoening;
- subsidiair een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag op grond van het in hoger beroep aan [appellant] toe te wijzen schadebedrag en met toepassing van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
e) met veroordeling van [X] c.s. in – naar het hof begrijpt – de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten.
[X] c.s. hebben -uitvoerbaar bij voorraad - in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in incidenteel appel tot vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende [appellant] te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [X] (terug) te betalen al hetgeen zijdens [X] c.s. op basis van het bestreden vonnis aan [appellant] is voldaan, zijnde een totaalbedrag van € 20.141,18 (€ 7.265,83 + € 12.875,35), althans € 2.859,60 vermeerderd met rente en kosten, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van betaling tot de dag der algehele voldoening. Zowel in principaal als incidenteel appel met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties, met nakosten.
[appellant] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot verwerping daarvan, met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van – naar het hof begrijpt – het incidenteel appel .
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 6 december 2017 onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
2.1
[appellant] is eigenaar van een in 1991 casco opgeleverd schip genaamd de ‘ [naam] ’. [appellant] voert een eenmanszaak onder de naam ‘ [naam] Sailcruises’.
2.2
Op 20 februari 2012 is [appellant] toegezonden een offerte op briefpapier van [X] Jachtschilders en ondertekend door [X] (hierna: de heer [X] ) namens [X] Maritiem. Deze offerte ziet op het verrichten van werkzaamheden aan de ‘ [naam] ’, in het bijzonder het spuiten van de romp en de opbouw, het behandelen van het onderwaterschip, het opnieuw rubberen van het dek en hijs- en transportkosten. In de offerte is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
1. Het spuiten van de romp.
Werkomschrijving Opbouw verfsysteem romp:
• Schuren en ontvetten van de romp.
• Indien nodig kleine beschadigingen plamuren Finisching filler 303.
• 2 lagen primer spuiten Alexseal 442
• Terug schuren en nalopen.
• Afspuiten 3 lagen topcoat Alexseal 501.
De-/montage van het beslag word door de klant zelf uitgevoerd. Uiteraard kunnen wij in overleg met u dit ook voor u verzorgen. Ons uurloon is € 67.60 per uur inclusief 19% BTW.

2.Het spuiten van de opbouw.

Werkomschrijving Opbouw verfsysteem opbouw:
• Schuren en ontvetten van de opbouw.
• Roestplekken uitslijpen en voor behandelen met Alexseal 442.
• Voorbehandelde plekken voorspuiten.
• Afspuiten 3 lagen topcoat Alexseal 501.
Uitsluitingen:
• Elektrolyse
• Silicone insluit in de oude laklaag (overspuiten op nacalculatie).
• Mechanische beschadigen.
Garantie:
• Voordat gestart wordt met de werkzaamheden wordt er door Alexseal een rapport gemaakt over de bestaande oude verflagen. Oude bestaande verflagen onderbrengen in deze garantie is niet mogelijk. Aan de hand van het rapport wordt een verf bestek gemaakt. Het gehele verfsysteem wordt begeleid en gecontroleerd door Alexseal.
• Alexseal geeft 2 jaar garantie op glans.
• Alexseal geeft 2 garantie op hechting.
• Alle garanties voeren wij uit op de werf te [plaats] .

3.Het behandelen van het onderwaterschip.Werkomschrijving onderwaterschip:

• Schuren onderwaterschip alle losse verf delen netjes weg schuren, wat vast zit laten we zitten.
• Aanbrengen primer laag.
• Aanbrengen 2 lagen antifouling• Inclusief materiaal

4. Het opnieuw rubberen van het dek.

(…)

5. Hijs en transportkosten(…)Item 1 t/m 5 nemen wij aan voor € 33.000,00 Inclusief 19% BTW.
(…)Op al onze offertes, op alle opdrachten aan ons en op alle met ons gesloten overeenkomsten zijn toepasselijk de NJI-voorwaarden (Nederlandse jachtbouw industrie), (…). De leveringsvoorwaarden worden met deze offerte meegezonden, mochten deze onverhoopt zoek raken dan sturen wij u de leveringsvoorwaarde nogmaals kosteloos op verzoek naar u toe.’
2.3
Op 21 februari 2012 heeft [appellant] de offerte voor akkoord getekend.
2.4
Het schilderwerk is vervolgens uitgevoerd en half juni 2012 opgeleverd.
2.5
Per e-mailbericht van 31 maart 2015, gericht aan [X] Maritiem, heeft [appellant] meegedeeld dat de lak op verschillende plekken van de opbouw los laat.
2.6
De heer [X] heeft hierop bij e-mailbericht van 10 april 2015 als volgt gereageerd:
‘Goede middagIk heb de foto’s gezien en het is jammer dat het er nu zo uit ziet.Het grootste probleem zit hem in de aluminium raam lijsten zo ver ik het nu kan zien.Ik heb u toen der tijd al gewaarschuwd dat het beter was om alle ramen er uit te halen zo dat wij het verf systeem netjes onder alle aluminium raam lijst profielen door konden spuiten zo dat je een gesloten verf systeem krijgt.De raam profielen zijn van Aluminium deze condenseren waardoor er vocht achter deze profielen komt, om dat de ramen er niet er uit zijn geweest en wij het verf systeem tot aan het aluminium raamprofiel konden spuiten kan nu het vocht onder ons verf systeem kruipen en ik denk dat, dat het probleem is.U heeft zelf al het beslag ge de/monteert dat hebben we samen zo besproken toen der tijd en het is toen u eigen keuzen geweest deze ramen in de opbouw te laten zitten die wou u er toen niet uit halen als ik het nog goed heb vanwege de betimmering aan de binnen kant. (…)’
2.7
Bij e-mailbericht van 3 juni 2015 heeft de heer [X] [appellant] bericht dat hij de foto’s samen met de verfleverancier heeft bekeken en dat ook de verfleverancier van mening is dat er vocht onder het verfsysteem is gekropen.
2.8
Vervolgens is er tussen [appellant] en de heer [X] gecorrespondeerd over het niet afkitten van de ramen en de wijze waarop herstelwerkzaamheden zouden moeten worden verricht.
2.9
Bij e-mailbericht van 22 juni 2015 heeft [appellant] [X] Maritiem aansprakelijk gesteld voor de lakschade aan de ‘ [naam] ’. Volgens [appellant] is de lakschade ontstaan door onder andere de ramen niet af te kitten en onvoldoende hechting op oude verflagen. In hetzelfde bericht heeft [appellant] de heer [X] verzocht om inzage in de rapportages van Alexseal zoals vermeld in de offerte en heeft hij voorgesteld om een onafhankelijke verfexpert in te schakelen.
2.1
Op 6 en 15 juli 2015 heeft [appellant] nogmaals om de rapportages van Alexseal verzocht.
2.11
Op verzoek van de heer [X] is [A] , werkzaam bij Alexseal (verder: [A] ), bij de ‘ [naam] ’ geweest om de conditie van het schilderwerk te beoordelen. [A] heeft op 31 augustus 2015 de volgende bevindingen aan zijn collega [B] , sales manager bij Alexseal, gemaild:
‘(…) Verf komt los van ondergrond die erg matig is voorbehandeld. (zie schuurkrassen) volgens de offerte zou het geheel zijn geprimerd met 442, maar daar heb ik mijn vraagtekens bij. Ik heb de laag onder de topcoat, die vrij geel is geworden (wat zou kunnen met een epoxy primer in openlucht) geheel doorgeschuurd, maar van boven top op de volgende laag is deze zo geel, dus niet onze 442 primer want die is wit!! Vermoeden bestaat dat ze direct hebben afgespoten op de bestaande / oude aflaklaag. De algemene staat van het lakwerk is ook slecht, weinig tot geen glans meer, op alle moeilijke plaatsen onthecht.’
2.12
De heer [B] heeft op 4 september 2015 de heer [X] per e-mail het volgende bericht:
‘Beste [X] ,Zoals afgesproken is collega [C] bij de boot van de heer [appellant] geweest. Wat ik van hem begrijp is de conditie van het 3 jaar oude schilderwerk op de opbouw niet al te fraai. De romp ziet er nog wel goed uit. (…)Op een paar plekken (bij schijfluik rail) zijn de oude (losse?) verflagen mogelijk niet afdoende verwijderd of aangeschuurd waardoor er in combinatie met inwatering “opnieuw” weer oude “oude” onthechting ontstaat.Samengevat de verf technische staat van de originele ondergrond was slecht. Het zwaarder schuren, lokaal verwijderen en volledig primeren met 442 primer had een beter en duurzamere basis geweest voor de topcoat afwerking. Neemt niet weg dat inwatering en het niet afkitten als hoofdoorzaak aangewezen moet worden. (…)’
2.13
Vervolgens hebben partijen over en weer voorstellen gedaan.
2.14
Op 18 februari 2016 heeft de advocaat van [appellant] de heer [X] per e-mail (met als onderwerp “
32691 mb [D] / [X] Jachtschilders B.V.”) bericht dat [appellant] hem aansprakelijk stelt voor de door hem geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Verder heeft de advocaat van [appellant] aangegeven dat [appellant] de herstelwerkzaamheden door Jachtwerf Rexwinkel zal laten verrichten (omdat de heer [X] te kennen heeft gegeven zelf de gebreken niet te kunnen herstellen en het herstel door een derde moet worden uitgevoerd) en dat de heer [X] wordt verzocht om te bevestigen dat hij de kosten zoals aangegeven in de offerte van Jachtwerf Rexwinkel zal voldoen. De heer [X] heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.15
[appellant] heeft vervolgens deskundige [deskundige 1] ( [deskundige 1] ) ingeschakeld om het schilderwerk van ‘ [naam] ’ te onderzoeken. Op 10 mei 2016 heeft dit onderzoek plaatsgevonden. Enkele uren vóór het onderzoek is de heer [X] uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn, maar hij is niet gekomen.
2.16
[deskundige 1] heeft een rapportage opgesteld met daarin de volgende conclusie:
‘De glanswaarden zijn wel sterk variërend maar boven de waardes van glansverlies zoals gebruikelijk in de internationale jacht industrie. De gemeten laagdikte varieert heel sterk. (…)De gemeten glanswaarden zouden licht hoger zijn indien drie afzonderlijke lagen topcoat waren aangebracht. (…)
De hechting voldoet niet aan een internationale norm. Het hechtingsprobleem is niet veroorzaakt door invloeden van buitenaf, maar naar alle waarschijnlijkheid ontstaan tijdens het aanbrengen van de verflaag (lagen) in 2012.
Er is geen verfbestek en er zijn geen schriftelijke controle rapporten van Alexseal, de verfleverancier, verstrekt aan de eigenaar.’
2.17
Medio mei 2016 is Jachtwerf Rexwinkel gestart met het uitvoeren van herstelwerkzaamheden.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [X] c.s. hoofdelijk veroordeelt:
a.
primairtot betaling aan [appellant] van het bedrag van € 69.616,86 (inclusief btw), te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf de vervaldata van de betreffende facturen (productie 14) tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiairtot betaling aan [appellant] van het bedrag van € 44.093,11 (inclusief btw), te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf de vervaldata van de betreffende facturen welke [X] c.s. [appellant] hebben toegezonden, tot aan de dag der algehele voldoening;
b. tot betaling aan [appellant] van de kosten van de deskundige ad € 968,00 (inclusief btw) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur (productie 13) tot aan de dag der algehele voldoening;
c. tot betaling aan [appellant] van primair een bedrag van € 5.911,72 aan juridische kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de betreffende facturen (productie 15) tot aan de dag der algehele voldoening, en subsidiair een bedrag van € 1.480,85 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
d. tot betaling aan [appellant] van de kosten van dit geding, waaronder de kosten van de beslaglegging begrepen.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnissen van 5 april 2017, 6 december 2017 en 11 april 2018 geoordeeld – samengevat weergegeven en voor zover in hoger beroep nog relevant – dat [X] c.s. aansprakelijk zijn voor de schade die [appellant] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming (bestaande uit ondeugdelijk schilderwerk op de opbouw en het onderwaterschip van de ‘ [naam] ’) heeft geleden.
3.3.
De rechtbank heeft vervolgens deskundige [deskundige 3] , verbonden aan [deskundige 3] Expertise (hierna: [deskundige 3] ), benoemd om de schade te begroten. Deze heeft op 20 januari 2019 een deskundigenrapport uitgebracht waarin hij de herstelkosten heeft begroot op € 9.500,00, waarbij rekening is gehouden met een aftrek van veertig procent wegens ‘nieuw voor oud’. In het deskundigenbericht is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“De onderzoeksvragen:
1)Welke werkzaamheden acht u noodzakelijk om de in het rapport van [deskundige 1] genoemde onthechting die op het oude verfsysteem van de opbouw en het onderwaterschip van de ‘ [naam] ’ is ontstaan, te herstellen? (…)
De opbouw:
Zowel [deskundige 1] als de verfdeskundige van Alex seal, komen na onderzoek van het werk van [X] , tot de conclusie dat er sprake is van een hechtingsprobleem rond de ramen. Dit hechtingsprobleem kent meerdere oorzaken, wat ik hierna verder zal omschrijven. De herstelwerkzaamheden van Rexwinkel zijn veel uitgebreider dan het aanvankelijke werk van [X] . Rexwinkel heeft o.a. alle ramen en het beslag gedemonteerd, hetgeen bij [X] niet tot de opdracht behoorde.
a.
a) Er is naar alle waarschijnlijkheid onvoldoende geschuurd, met name rond de ramen, aan het bestaande, oude verfsysteem. (…) Om een goede hechting van de nieuw aan te brengen verflagen te verkrijgen moet deze oude verflaag goed geschuurd worden. Naar alle waarschijnlijkheid is dit niet op alle plaatsen, met name rond de aluminium raamprofielen, voldoende uitgevoerd waardoor onthechting heeft kunnen plaats vinden.
b) De aluminium raamprofielen vallen ruim, enkele centimeters, over het schilderwerk van de opbouw. Op deze plaatsen kan dus niet worden geschilderd of gespoten omdat deze profielen op het verfwerk liggen. [X] had geen opdracht gekregen om de raamprofielen te demonteren hoewel hij dit wel heeft geadviseerd aan [appellant] . Gelet op het vele werk en dus de kosten, die hieraan ten grondslag liggen heeft [appellant] hier toen vanaf gezien. [X] heeft na het schilderen van de opbouw niet de raamprofielen af gekit, waardoor water/vocht zich kon verzamelen tussen het profiel en het oude verfwerk. Omdat dit oude verfwerk vocht kan opnemen, kruipt dit vocht onder de nieuwe laklagen met onthechting als gevolg. Hierbij merk ik op dat de ramen niet af gekit waren voordat [X] met het werk begon.
c) De werkzaamheden die Jachtwerf Rexwinkel heeft gedaan gaan veel verder dan [X] heeft mogen doen. Rexwinkel heeft de aluminium raamprofielen mogen demonteren. Hierdoor heeft Rexwinkel het verfsysteem onder de aluminium raamprofielen kunnen behandelen. Juist met de werkzaamheden die nodig waren om de profielen en de ramen te demonteren zijn veel arbeidsuren gemoeid. Met name omdat de betimmering aan de binnenzijde weggehaald moest worden om de profielen te kunnen demonteren. Voorts heeft Rexwinkel, los van de ramen, de volgende items gedemonteerd-en gemonteerd en of aangewerkt, aangepast of gerepareerd.
Deze items staan beschreven in de nota van Rexwinkel, zoals (…);
Al deze werkzaamheden kwalificeer ik als een “groot onderhoud” programma, die niet voorkomen in de nota van [X] , omdat het niet de opdracht was. (…)
Vraag 2.Welke kosten zijn volgens u gemoeid met het uitvoeren van de in uw antwoord op vraag 1 genoemde herstelwerkzaamheden?
  • Boot afmasten
  • Opbouw met water en ontvetter reinigen
  • Boot hellingen en intern transport naar de verfloods/spuitcabine
  • De verflagen die [X] toen heeft aangebracht weg schuren tot op de bestaande verflagen
  • De oude verflaag eveneens terug schuren, zodat deze voldoet om de primerlagen en aflaklagen aan te brengen.
  • Primerlagen aanbrengen
  • Het spuiten van de opbouw met 3 lagen Topcoat
  • Afkitten van alle aluminium raam profielen
  • Bijwerken antifouling van het onderwaterschip, de plaatsen van de stempels
Voornoemde werkzaamheden schat ik op € 7.500,- inclusief btw
Het af-en op masten, uit en in het water inclusief interntransport € 2.000,-
TOTAAL € 9.500,-inclusief btw.
3.4.
Bij conclusie na deskundigenrapport van 3 april 2019 heeft [appellant] gereageerd op het deskundigenrapport, en daarbij een rapportage d.d. 29 maart 2019 overgelegd van Scheeps- en werktuigbouwkundig expert [deskundige 2] (hierna “ [deskundige 2] ”), verbonden aan Expertisebureau Advies voor Jachten. [X] c.s. hebben op 29 mei 2019 een antwoordconclusie na deskundigenbericht genomen, en daarbij een expertiserapport d.d. 28 mei 2019 overgelegd van Ing. [deskundige 4] (hierna “ [deskundige 4] ”), verbonden aan Artium Experts. Hierna hebben beide partijen nog een akte genomen.
3.5.
De rechtbank heeft in de bestreden vonnissen het deskundigenrapport van [deskundige 3] als uitgangspunt genomen en uitgebreid op de bezwaren van [appellant] tegen het deskundigenrapport gereageerd. De rechtbank heeft [X] c.s. veroordeeld – uitvoerbaar bij voorraad – om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 6.870,00 aan hoofdsom en € 968,- aan expertisekosten, vermeerderd met de wettelijke rente, een bedrag van € 718,15 aan kosten rechtsbijstand, vermeerderd met de wettelijke rente, de beslagkosten begroot op € 5.620,38 en de proceskosten begroot op € 5.471,67.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met twaalf grieven op, en [X] c.s. met twee grieven.
Incidenteel appel
3.6.
Het hof ziet aanleiding eerst de grieven in het incidenteel appel te bespreken.
3.7.
Met
grief Iin incidenteel appel komen [X] c.s. op tegen de overwegingen van de rechtbank zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.5 en 4.6 van het tussenvonnis van 6 december 2017, en rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis van 11 april 2018 – samengevat – dat bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [X] c.s. Hetgeen [X] c.s. ter toelichting op deze grief aanvoeren betreft met name het feit dat in het oordeel van de rechtbank besloten ligt dat de tekortkoming van [X] c.s. mede de werkzaamheden betreft die aan de romp (zowel boven als onder de waterlijn, oftewel het onderwaterschip) zijn verricht. Volgens [X] c.s. betreft de door [deskundige 1] geconstateerde schade aan het onderwaterschip normale gebruiksslijtage, welke niet aan [X] c.s. kan worden toegerekend. Het hof oordeelt als volgt. [X] c.s. hebben geen belang bij deze grief, nu [deskundige 3] in de begroting van de met herstel gemoeide kosten uitsluitend werkzaamheden heeft opgenomen betreffende de opbouw van het schip, met uitzondering van een half uur arbeid voor het plaatselijk - waar de steunen van de bok hebben gezeten - schuren en antifouling aanbrengen op het onderwaterschip. Ten aanzien van dit halve uur arbeid hebben [X] c.s. zich in hun conclusie na deskundigenbericht aangesloten bij de bevindingen van [deskundige 3] . Verdere herstelwerkzaamheden aan de romp zijn niet begroot door de deskundige. Ook de deskundige oordeelt dat onthechting van de antifouling op het onderwaterschip normale gebruiksslijtage betreft, en dat die antifouling laag elk jaar, of elke twee jaar dient te worden vervangen.
3.8.
Voor zover [X] c.s. beogen met grief I tevens op te komen tegen het oordeel van de rechtbank dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de verfwerkzaamheden betreffende de opbouw van het schip, faalt de grief. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de bevindingen in het rapport van [deskundige 1] onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken door [X] c.s., en ook in hun toelichting op deze grief onderbouwen [X] c.s. hun stelling dat het verfwerk ten aanzien van de opbouw deugdelijk is geweest, onvoldoende. [deskundige 1] maakt in haar rapport onderscheid tussen (i) de romp onderwater gedeelte, (ii) romp boven waterlijn, en (iii) de opbouw. De door [deskundige 1] geconstateerde gebreken betreffen met name de dakopbouw, waar sprake is van onthechting van de toplaag. Ook constateert [deskundige 1] dat de hechtingsproblemen naar alle waarschijnlijkheid zijn ontstaan tijdens het aanbrengen van de verflaag. Daarbij komt dat uit de over gelegde e-mails van Alexseal, de leverancier van de door [X] c.s. gebruikte verf, blijkt dat [X] c.s. de oude verflagen niet of onvoldoende hebben verwijderd of aangeschuurd maar direct hebben afgespoten op de originele aflaklaag. Al met al staat (ook) naar het oordeel van het hof voldoende vast dat [X] c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de met [appellant] gesloten overeenkomst, waar het het verfwerk ten aanzien van de opbouw van het schip betreft.
3.9.
Met
grief IIin incidenteel appel komen [X] c.s. op tegen het feit dat de rechtbank de toepasselijke Nederlandse Jachtbouw Industrie-voorwaarden (hierna: de NJI-voorwaarden) onvoldoende in haar besluitvorming heeft betrokken. Het hof overweegt dat de NJI-voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst, nu zowel [appellant] als [X] c.s. zakelijk hebben gecontracteerd.
[X] c.s. beroepen zich op de volgende bepalingen uit de NJI-voorwaarden:
-artikel 14.1 jo 13.1 en 13.5 waarin, samengevat, is bepaald dat de opdrachtgever tijdig dient te reclameren, dat de garantietermijn drie maanden bedraagt en dat de opdrachtnemer zelf een keuze kan maken voor de plaats waar de herstelwerkzaamheden zullen plaatsvinden en
-artikel 12.2 waarin is bepaald dat gevolgschade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
3.10.
Op grond van artikel 13.1 NJI-voorwaarden en artikel 6:89 BW dient de opdrachtgever te reclameren binnen veertien dagen na ontdekking van het gebrek of het moment dat hij het gebrek redelijkerwijze had kunnen ontdekken. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] de gebreken zoals geconstateerd in het rapport van [deskundige 1] eerder had ontdekt of had kunnen ontdekken dan in maart 2015. Geen van de overgelegde deskundigenberichten vermeldt hier iets over, en [X] c.s. hebben hun stellingen op dit punt ook niet nader geconcretiseerd of onderbouwd, door bijvoorbeeld op dit punt aanvullende vragen aan [deskundige 3] te stellen.
3.11.
Voor zover [X] c.s. betogen dat zij op grond van artikel 13.5 van de NJI-voorwaarden de keuze had moeten krijgen om zelf de plek van het herstel te bepalen, verwijst het hof naar de correspondentie die is gevoerd tussen partijen gedurende de tweede helft van 2015, en de brief van [appellant] aan de heer [X] van 14 november 2018. In deze correspondentie biedt [appellant] aan het schip naar [plaats] te verplaatsen, zoals eerder door [X] c.s. verzocht. Uit de reactie hierop van de heer [X] van 27 november 2015 blijkt – samengevat – dat hij een drietal opties biedt, waarbij hij in alle gevallen een bedrag van maximaal € 2.000,-- inclusief btw wil bijdragen. Tegen deze achtergrond hoefde [appellant] niet mee te werken aan het verzoek van [X] c.s. om de herstelwerkzaamheden in [plaats] te laten plaatsvinden.
3.12.
Voor zover de grief betrekking heeft op artikel 12.2 van de NJI-voorwaarden ontbeert de grief belang, nu alle door [deskundige 3] begrote kosten betrekking hebben op herstel van het gebrek, en niet op gevolgschade.
3.13.
De slotsom is dat de grieven in incidenteel appel falen.
Principaal appel
3.14.
Met
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij zijn vordering zou hebben verminderd naar het schadebedrag zoals vastgesteld door [deskundige 2] , te weten € 37.612,66 (rekening houdend met aftrek nieuw voor oud). De grief mist zelfstandig belang, nu het [appellant] vrij staat in hoger beroep een ander bedrag te vorderen dan in eerste aanleg.
3.15.
Voor zover grief 1 betoogt dat een deel van de overeengekomen werkzaamheden – het aanbrengen van bepaalde lagen primer en topcoat – niet door [X] c.s. zijn uitgevoerd, overweegt het hof dat [appellant] geen (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst heeft gevorderd, te weten een vermindering van zijn betalingsverplichting verband houdend met het niet (geheel) uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden, maar schadevergoeding. In het kader van deze schadevergoeding heeft [deskundige 3] de kosten van herstelwerkzaamheden, waaronder het aanbrengen van primerlagen en het spuiten van de opbouw met drie lagen topcoat, begroot op een totaalbedrag van € 9.500,-- inclusief btw. Deze werkzaamheden zijn derhalve al in de schadebegroting opgenomen, zodat [appellant] thans niet succesvol kan betogen dat hij een vordering uit hoofde van niet-aangebrachte verflagen heeft.
3.16.
De
grieven 2 tot en met 6betreffen de kern van het geschil, te weten de begroting van de hoogte van de schade door [deskundige 3] . Het hof stelt voorop dat uitgangspunt van de schadebegroting is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij, zonder de toerekenbare tekortkoming, zou hebben verkeerd. In het onderhavige geval is dat de situatie dat sprake is van deugdelijk verricht schilderwerk aan de opbouw. Bepalend in dit verband is niet of de oorspronkelijk tussen [X] c.s. en [appellant] overeengekomen werkzaamheden al dan niet zijn uitgevoerd, maar welke werkzaamheden nodig zijn om de hierboven genoemde situatie van deugdelijk schilderwerk te verkrijgen.
3.17.
Het hof stelt vast dat partijen niet hebben gegriefd tegen de vraagstelling aan de deskundige, zoals opgenomen in het tussenvonnis van 11 april 2018. Uitgangspunt is dat [deskundige 3] moest rapporteren over de vraag “welke werkzaamheden noodzakelijk waren om de in het rapport van [deskundige 1] genoemde onthechting op het oude verfsysteem van de opbouw en het onderwaterschip (…) te herstellen”. Het vertrekpunt voor het deskundigenonderzoek van [deskundige 3] was derhalve het rapport van [deskundige 1] , en dat kon ook moeilijk anders nu alleen [deskundige 1] het schip heeft geïnspecteerd voordat er herstelwerkzaamheden waren uitgevoerd.
3.18.
De grieven van [appellant] , zoals ook weergegeven in de conclusie na deskundigenrapport en door de rechtbank weergegeven onder 2.5 van het vonnis van 30 oktober 2019, betreffen ten eerste het feit dat [deskundige 3] buiten deze opdracht is getreden door bij zijn oordeel te betrekken dat Rexwinkel bepaalde werkzaamheden heeft verricht die [X] c.s. niet hebben (mogen) verricht(en) omdat dat niet was overeengekomen. Anders dan door [appellant] betoogd, is het hof van oordeel dat [deskundige 3] niet buiten de opdracht is getreden en voornoemd uitgangspunt ten aanzien van de schadebegroting niet heeft miskend. [deskundige 3] heeft desgevraagd expliciet overwogen dat hij het demonteren van de ramen zoals dat door Rexwinkel is verricht, niet nodig achtte om tot herstel te komen. [deskundige 3] heeft voorts het “afkitten van alle aluminium raamprofielen” wél als herstelpost opgenomen, terwijl vaststaat dat het afkitten van de ramen wel was geoffreerd door [X] c.s., maar uiteindelijk niet is gebeurd en door haar aan [appellant] is gecrediteerd.
3.19.
[appellant] grieft voorts tegen het feit dat de rechtbank op basis van het deskundigenrapport van [deskundige 3] een groot aantal van de door Rexwinkel uitgevoerde werkzaamheden niet heeft aangemerkt als herstelwerkzaamheden en om die reden buiten beschouwing heeft gelaten, en verwijst hiertoe naar het rapport van [deskundige 2] . [deskundige 3] begroot de herstelkosten exclusief het af- en opmasten en transport (€ 2.000,--) op € 7.500,-- incl btw. Die kosten betreffen het terugschuren van alle verflagen (zowel die door [X] c.s. zijn aangebracht als de oude verflagen), het aanbrengen van primerlagen, het spuiten van de opbouw met drie lagen topcoat en het afkitten van de aluminium raamprofielen. Daarnaast bevat de begroting nog een half uur arbeidsloon ter zake het bijwerken van de anti-fouling van het onderwaterschip ter plaatse van de stempels.
Rexwinkel heeft de volgende facturen gestuurd aan [appellant] :
-25 mei 2016 € 3.851,75
-30 mei 2016 g€ 2.570,00
-20 juni 2016 €10.516,85
-24 juni 2016 €13.996,00
-30 juni 2916 € 6.577,50
-14 juli 2016 € 6.094,50
-13 juli 2016 € 3.979,70
-20 juli 2016 €13.074,40
-11 augustus 2016 € 3.286,41
-11 augustus 2016
€ 7.196,25
Totaal €71.143,36 incl btw
De
factuur van 25 mei 2016betreft hoofdzakelijk demontage van alle ramen en diverse beslagen. Zowel [deskundige 2] als [deskundige 4] geven aan dat het demonteren van de beslagen behoort tot de herstelkosten ( [appellant] had dat in 2012 zelf gedaan, maar kon dat in 2015 niet opnieuw zelf doen). De rechtbank heeft het door [deskundige 4] genoemde bedrag dat hiermee gemoeid is van € 1.950,-- overgenomen, en hiertegen is door geen van beide partijen gegriefd zodat ook het hof hiervan zal uitgaan.
Ten aanzien van de demontage van de ramen heeft [deskundige 3] verklaard dat dit niet nodig was om tot herstel te komen hetgeen door [appellant] en [deskundige 2] niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken.
De
facturen van 30 mei, 20 juni en 24 juni 2016voor in totaal een bedrag van circa
€ 27.000,-- betreffen hoofdzakelijk het schuren, primeren en aflakken van de opbouw, waarbij minimaal 121,5 uur is besteed (alleen al) aan het terugschuren van de topcoat.
[deskundige 2] heeft aangegeven dat het door [deskundige 3] genoemde bedrag voor schuren, primeren en aflakken tezamen van € 7.500,-- incl. btw (omgerekend naar € 69,-- incl. btw per uur is dat ca 100 uur) voor deze werkzaamheden niet realistisch zou zijn, maar overigens niet toegelicht waarom het aantal door [deskundige 3] begrote uren niet kan kloppen en ook overigens geen verklaring gegeven voor het grote verschil tussen beide begrotingen.
De
facturen van 30 juni, 13 en 14 juli, 20 juli en 11 augustus 2016betreffen hoofdzakelijk werkzaamheden aan de romp en het dek van het schip, terwijl de schade waarvoor [X] c.s. aansprakelijk zijn uitsluitend betreft herstelwerkzaamheden aan het verfwerk van de opbouw, met uitzondering van de voornoemde anti-fouling van het onderwaterschip ter plaatse van de stempels.
3.20.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat er geen redenen zijn om af te wijken van de door [deskundige 3] begrote herstelkosten van € 9.500,-- incl. btw waarbij het bedrag voor demontage en montage van het beslag ad € 1.950,-- dient te worden opgeteld. [appellant] heeft niet gegriefd tegen de door [deskundige 3] en de rechtbank gehanteerde aftrek nieuw voor oud van 40%, zodat de schade € 6.870,-- inclusief btw bedraagt (€ 9.500,-- + € 1.950,-- min 40%).
3.21.
Met
grief 7betoogt [appellant] dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.18 van het vonnis van 30 oktober 2019 ten onrechte over het schadebedrag van € 6.870,- de wettelijke rente heeft toegekend vanaf de dag der dagvaarding (16 januari 2017) omdat voor een eerdere verzuimdatum onvoldoende is gesteld. Ingevolge artikel 6:119 BW jo artikel 6:81 en verder BW, is de wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum dat de schuldenaar in verzuim is. De brief van 18 februari 2016 voldoet aan de in artikel 6:82 BW gestelde eisen om [X] c.s. in verzuim te doen raken vanaf twee weken na verzending nu deze brief aangemerkt kan worden als ingebrekestelling. De grief slaagt in zoverre. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 4 maart 2016, zijnde 14 dagen na 18 februari 2016, tot het moment van voldoening door [X] c.s. Op dit bedrag strekt in mindering hetgeen [X] c.s. reeds heeft voldaan uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg.
3.22.
Grief 9(grief 8 ontbreekt) richt zich tegen de toewijzing van de wettelijke rente over de expertisekosten (de factuur van [deskundige 1] )vanaf de dag der dagvaarding, in plaats van vanaf de dag van betaling van deze facturen. Anders dan de rechtbank acht het hof ten aanzien van de verschuldigdheid van de wettelijke rente niet de vervaldatum van de factuur (of de datum van betaling) doorslaggevend, maar - zie boven - het moment van in verzuim raken van [X] c.s.. Gesteld noch gebleken is dat het verzuim van [X] c.s. eerder is ingetreden dan op de datum van dagvaarding. De grief faalt.
3.23.
Grief 10betreft de afwijzing van de kosten die [appellant] heeft gemaakt voor de inschakeling van [deskundige 2] . Deze grief faalt, nu de betreffende kosten niet noodzakelijk waren aangezien er reeds een onafhankelijk deskundigenrapport voorhanden was, terwijl het rapport van [deskundige 2] geen nieuwe informatie aan het licht heeft gebracht die voor de beoordeling van aansprakelijkheid en/of schade van belang is. De grief faalt.
3.24.
Met
grief 11komt [appellant] op tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten, zoals weergegeven onder 2.22 tot en met 2.24 van het vonnis van 30 oktober 2019. [appellant] heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.911,72 gevorderd ter zake van daadwerkelijk gemaakte juridische kosten tot 11 januari 2017, onder verwijzing naar de declaraties van zijn advocaat zoals overgelegd als productie 15 bij dagvaarding. Blijkens de toelichting op deze grief baseert [appellant] zich op artikel 6:96 BW, op grond waarvan de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de redelijke kosten ter voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking komen. Om voor vergoeding in aanmerking te komen dienen de gemaakte kosten aan de dubbele redelijkheidstoets te voldoen.
3.25.
Het hof merkt in de eerste plaats op, dat uit de specificaties van de overgelegde declaraties blijkt dat een deel van de werkzaamheden betrekking heeft op de onderhavige procedure en op de beslagprocedure, welke kosten niet vallen onder de buitengerechtelijke kosten waarop artikel 6:96 BW ziet. Voor zover de advocaat van [appellant] wel buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht is de omvang daarvan niet redelijk in verhouding tot het belang van de zaak, en dient – gelijk de rechtbank heeft overwogen – aansluiting gezocht te worden bij de staffel in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Dit leidt tot toekenning van een bedrag van € 718,15, zodat het bestreden vonnis ook in dit opzicht zal worden bekrachtigd.
3.26.
Met
grief 12komt [appellant] op tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd zodat het bedrag van de proceskostenveroordeling juist is berekend. De grief faalt.
Slotsom in principaal en incidenteel appel
3.27.
Degrieven falen behoudens grief 7 Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente over de schadevergoeding van € 6.870,-. [appellant] als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel , en [X] c.s. in de kosten van het geding in incidenteel appel . Partijen hebben geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel :
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, behoudens voor zover het de beslissing ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente over de schadevergoeding van
€ 6.870,- betreft;
veroordeelt [X] Jachtschilders en [X] Maritiem om aan [appellant] de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW te betalen over € 6.870,- vanaf 4 maart 2016 tot de dag van volledige betaling, waarop in mindering strekt hetgeen reeds is voldaan ter zake van wettelijke rente uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X] c.s. begroot op € 2.071,-- aan verschotten en € 2.031,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
veroordeelt [X] c.s. in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.015,50 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, I.A. Haanappel-van der Burg en T.S. Pieters en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.