In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het afleveren en vervoeren van een grote hoeveelheid hasjiesj, namelijk 11.118 gram, op 23 juli 2019 te Amsterdam. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De tenlastelegging betrof opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring is gekomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hasjiesj heeft afgeleverd en vervoerd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de strafbaarheid van het bewezenverklaarde vastgesteld en de verdachte als strafbaar gekwalificeerd.
Bij de oplegging van de straf heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft de 'achterdeurproblematiek' in het Nederlandse gedoogbeleid rond coffeeshops in overweging genomen. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft het hof een taakstraf van 150 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de taakstraf. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.