ECLI:NL:GHAMS:2021:3076

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
23-002189-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en verwerping van beroep op overmacht in het kader van noodtoestand en psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van mensensmokkel. De tenlastelegging betrof het opzettelijk behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot Nederland voor een 12-jarige jongen, terwijl de verdachte wist dat deze toegang wederrechtelijk was. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die haar had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk.

Het hof heeft de zaak op 30 september 2021 behandeld en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en haar raadsvrouw. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit overmacht, omdat zij de jongen in een noodsituatie wilde helpen. Het hof verwierp dit verweer, oordelend dat de verdachte niet in een zodanige noodtoestand verkeerde dat haar handelen gerechtvaardigd was. Ook het beroep op psychische overmacht werd verworpen, omdat de omstandigheden niet zodanig waren dat de verdachte geen weerstand kon bieden aan de drang om te handelen.

Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan mensensmokkel en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de leeftijd van de jongen en de beweegredenen van de verdachte, in haar voordeel moesten worden meegewogen. De opgelegde straf werd aangepast naar een taakstraf van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof oordeelde dat de verdachte niet met financiële motieven had gehandeld, maar dat haar handelen wel een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormde. De beslissing over de in beslag genomen voorwerpen werd ook behandeld, waarbij het hof bepaalde dat een geldbedrag van € 670,00 aan de verdachte moest worden teruggegeven, terwijl andere documenten aan de uitgevende instantie moesten worden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002189-20
datum uitspraak: 14 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-094583-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 08 november 2019 tot en met 10 november 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland en Athene, althans in Griekenland,
opzettelijk behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang en/of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
immers is zij, verdachte, een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (althans een persoon zich noemende [slachtoffer]), behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door:
  • voor voornoemd persoon een vliegticket te boeken en aan te schaffen en
  • voornoemd persoon te laten meereizen op het vliegticket en
  • een reisdocument, te weten (een) look-a-like-paspoort(en) ter beschikking te stellen aan voornoemde persoon en/of voornoemd persoon te laten meereizen op een look-a-like-paspoort en
  • voornoemd persoon instructies en/of aanwijzingen te geven voor, tijdens en over de reis van Athene naar Schiphol en
  • voornoemd persoon te begeleiden tijdens de vlucht van Athene (Griekenland) naar Schiphol (Nederland) door met voornoemd persoon mee te reizen en
  • voor voornoemd persoon een look-a-like paspoort bij de grenscontrole op Schiphol aan te bieden aan een wachtmeester van de grensbewaking,
terwijl zij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Ook zal het hof twee in hoger beroep gevoerde strafbaarheidsverweren bespreken en een andere straf opleggen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 8 november 2019 tot en met 10 november 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland en Athene, althans in Griekenland,
opzettelijk behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland,
immers is zij, verdachte, een ander, te weten [slachtoffer], behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door:
  • voornoemd persoon te laten meereizen op een vliegticket en
  • een reisdocument, te weten een look-a-like-paspoort ter beschikking te stellen aan voornoemde persoon en voornoemd persoon te laten meereizen op dat look-a-like-paspoort en
  • voornoemd persoon instructies en/of aanwijzingen te geven voor, tijdens en over de reis van Athene naar Schiphol en
  • voornoemd persoon te begeleiden tijdens de vlucht van Athene (Griekenland) naar Schiphol (Nederland) door met voornoemd persoon mee te reizen en
  • voor voornoemd persoon het look-a-like paspoort bij de grenscontrole op Schiphol aan te bieden aan de grensbewaking,
terwijl zij, verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafbaarheid van het bewezenverklaarde dient te worden uitgesloten, omdat sprake is van overmacht in de zin van noodtoestand. De verdachte had namelijk geen andere keuze dan de minderjarige [slachtoffer] naar Nederland te halen, omdat deze in Athene in een bedreigende noodsituatie verkeerde en hem op geen andere wijze hulp kon worden geboden dan hem wederrechtelijk over de grens te brengen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Overmacht in de zin van noodtoestand heeft betrekking op gevallen waarin sprake is van een ernstig belangenconflict waarin het maken van een keuze onvermijdelijk is. De verdachte moet daarbij zijn genoodzaakt te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen en de zwaarstwegende hebben laten prevaleren.
Het hof stelt vast dat de verdachte [slachtoffer] niet vanuit diens geboorteland naar Nederland heeft gebracht, maar vanuit Griekenland, een land dat geldt als ‘veilig’ land. [slachtoffer] was destijds 12 jaren oud en was volgens de verdediging alleen in Griekenland. Hoewel het hof de beweegredenen van de verdachte vanuit dat oogpunt enigszins begrijpelijk acht, valt niet vast te stellen dat de handelingen van de verdachte vanuit humanitair oogpunt noodzakelijk waren en dat er geen alternatieven waren voor het wederrechtelijk naar Nederland brengen van [slachtoffer]. Zo had er bijvoorbeeld een asielaanvraag in Griekenland kunnen worden gedaan. Evenmin is op grond van het betoog van de verdediging aannemelijk geworden dat de situatie in Griekenland dermate bedreigend was voor [slachtoffer] dat sprake was van een actuele, concrete nood, laat staan van levensgevaar.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft daarnaast nog bepleit dat de verdachte handelde uit psychische overmacht, waardoor zij eveneens dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte geen weerstand kon bieden. De verdachte beschouwde [slachtoffer] namelijk als haar zoon en hij was op dat moment in gevaar. Daardoor ervoer zij een enorme druk om hem van hulp te voorzien, mede als gevolg van de gruwelijke omstandigheden die de verdachte bij haar eigen vlucht naar Nederland heeft moeten doorstaan.
Het hof verwerpt ook dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon – en ook niet behoefde te – bieden. Hetgeen door de verdediging aan het beroep ten grondslag is gelegd is onvoldoende om dat aan te nemen, omdat het hof, zoals hiervoor reeds overwogen, van oordeel is dat er geen sprake was van een zodanig ernstige situatie dat de verdachte daartegen geen weerstand kon of behoefde te bieden. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangedragen ten aanzien van de psychische gesteldheid van de verdachte maakt het voorgaande niet anders.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de smokkel van een kind, dat zich door haar hulp op wederrechtelijke wijze de toegang tot Nederland heeft verschaft. Zij is daarvoor naar Griekenland gereisd en heeft door middel van valse documenten de gesmokkelde persoon mee naar Nederland gebracht.
Mensensmokkel is een ernstig feit, waarmee niet alleen een inbreuk wordt gemaakt op de (internationale) rechtsorde, maar ook een bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van een illegaal en crimineel circuit. Nederland heeft zich in Europees verband verplicht tot het voeren van een restrictief toelatingsbeleid en als gevolg daarvan tot opsporings- en handhavingsverplichtingen met betrekking tot dit strafbare feit. Met de politierechter is het hof van oordeel dat hiervoor normaliter slechts een vrijheidsbenemende straf als passend en geboden kan worden beschouwd.
Het hof ziet echter in de omstandigheden van de onderhavige zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de straf die door de politierechter is opgelegd. De omstandigheden van onderhavige zaak wijken namelijk sterk af van de omstandigheden waarvoor de strafbaarstelling van onderhavig feit naar het oordeel van het hof is bedoeld. Niet is gebleken dat de verdachte met financiële motieven heeft gehandeld. Zij heeft – zij het met illegale middelen – hulp geboden aan een 12-jarige jongen die in Griekenland kennelijk geheel op zichzelf was aangewezen. Het is de verdachte niet zeer zwaar aan te rekenen dat zij de jongen, die naar haar zeggen als een zoon voor haar was, wilde helpen. Wel moet zij ervan worden weerhouden zoiets nogmaals te doen. Het hof acht aldus, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van lange duur passend en geboden.

Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 670,00, dient te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een paspoort op naam van [slachtoffer] en een verblijfsvergunning op naam van [slachtoffer], dienen te worden teruggegeven aan de uitgevende instantie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de uitgevende instantie van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Paspoort (vlgnr. 9) o.n.v. [slachtoffer];
1. STK Verblijfsvergunning (vlgnr. 14) o.n.v. [slachtoffer].
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 670.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. N. van der Wijngaart en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 oktober 2021.
Mr. Van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.