ECLI:NL:GHAMS:2021:3075

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
23-004346-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake woninginbraak en diefstal van een personenauto met gestolen goederen aangetroffen in de auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor woninginbraak en diefstal van een personenauto. De feiten vonden plaats op 5 juni 2018 in Stompetoren, waar de verdachte een portemonnee, sleutels van een scooter en een personenauto heeft weggenomen. De verdachte werd enkele uren na de diefstal aangetroffen in de gestolen auto met gestolen goederen.

De verdediging stelde dat de verdachte niet de dader was van de inbraak, maar dat hij de gestolen goederen had ontvangen van een derde. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De schoenafdrukken die bij de inbraak waren aangetroffen, kwamen overeen met de schoenen van de verdachte, en er waren zoekopdrachten in zijn telefoon die bevestigden dat hij de gestolen auto in zijn bezit had.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet was onderbouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat de bewezen feiten kwalificeerden als diefstal met braak en met een valse sleutel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004346-19
datum uitspraak: 14 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-088218-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2018 te Stompetoren, gemeente Alkmaar een portemonnee en/of een of meerdere sleutels van een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2018 te Stompetoren, gemeente Alkmaar een personenauto (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik maken van een bij die auto horende autosleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De verdachte stelt namelijk dat hij niet degene was die de inbraak heeft gepleegd, maar dat hij de gestolen goederen heeft ontvangen van een derde en die voor een kleine vergoeding diende te verkopen. De raadsman heeft gesteld dat voor de diefstal onvoldoende bewijs is en heeft daarvoor – kort weergegeven – aangevoerd dat de bevindingen omtrent de schoenafdruk onvoldoende overtuigend zijn om te kunnen stellen dat de schoenafdruk van een van de schoenen van de verdachte afkomstig is. Voorts is sprake van een groot tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de goederen onder de verdachte. Gelet op de verklaring van de verdachte kan dus hoogstens heling bewezen worden verklaard. Dat is niet tenlastegelegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Op 5 februari 2018 tussen 00.00 en 07.15 uur is in de woning van de aangeefster in Stompetoren ingebroken, waarbij onder andere een personenauto (Mitsubishi Outlander), de sleutel daarvan, een sleutel van een scooter en een portemonnee zijn weggenomen. In de woning, onder het raam waardoor de dader de woning is ingeklommen, is een schoenspoor aangetroffen. Omstreeks 9.15 uur wordt de verdachte in Amsterdam Zuid-Oost aangetroffen met de gestolen auto en daarin andere bij de inbraak gestolen goederen, evenals een tas met gereedschappen. Daarover heeft de verdachte in het politieverhoor verklaard dat het zijn tas was.
In het ‘proces-verbaal uitslag sporenonderzoek’ op doorgenummerde dossierpagina’s 67-72 hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaard dat zij beiden gecertificeerd onderzoeker schoen- en bandensporen zijn. Zij hebben de schoenen die de verdachte droeg bij zijn aanhouding vergeleken met het in de woning van de aangever aangetroffen schoenspoor en kwamen tot de conclusie dat niet alleen het profiel en de afmeting van het schoenspoor met de zool van de linkerschoen van de verdachte overeenkomen, maar dat ook het slijtagebeeld in het spoor met de slijtage aan de linkerschoen overeenkomt. Voorts komen ten minste drie karakteristieke beschadigingen in de zool van de linkerschoen qua plaats en globaal in vorm overeen met drie onregelmatigheden in het spoor. Tot slot zijn er door de verbalisanten geen niet-verklaarbare verschillen geconstateerd. Zij concluderen aldus dat het schoenspoor is veroorzaakt met de linkerschoen van de verdachte. Aangezien de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gecertificeerd onderzoeker zijn en gedetailleerd hebben verklaard over de kenmerken waarop zij de conclusie baseren dat het gevonden schoenspoor is veroorzaakt door de linkerschoen van de verdachte, ziet het hof in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om de uitslag van het sporenonderzoek in twijfel te trekken.
Voorts volgt uit de zoekopdrachten “mitsubishi outlander aux input 2015” en “mitsubishi outlander aux input location” die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen en daar om respectievelijk 5.59 uur en 6.00 uur zijn ingevoerd, dat de verdachte op die tijdstippen reeds beschikte over de gestolen auto, waardoor sprake is van een geringer tijdsverloop dan door de verdediging gesteld.
Ten slotte merkt het hof op dat het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gepresenteerde alternatieve scenario door de verdachte zelf slechts met grote terughoudendheid is onderbouwd, en dat hij er op vragen naar aanleiding van dat alternatief veelal het zwijgen toe heeft gedaan.
Een en ander, in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot het oordeel van het hof dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Het door de verdachte geschetste scenario is onvoldoende aannemelijk geworden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 juni 2018 te Stompetoren, gemeente Alkmaar een portemonnee en sleutels die toebehoorden aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 5 juni 2018 te Stompetoren, gemeente Alkmaar een personenauto (kenteken [kenteken]), die toebehoorde aan [benadeelde] en/of [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik maken van een bij die auto horende autosleutel.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij hij een portemonnee, sleutels en – met een van de gestolen sleutels – vervolgens een personenauto heeft buitgemaakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, maar tevens een forse inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Naast materiële schade en hinder voor de slachtoffers veroorzaken woninginbraken maatschappelijke onrust en brengen deze misdrijven gevoelens van grote onveiligheid teweeg, in dit geval te meer nu de slachtoffers thuis waren en sliepen ten tijde van de inbraak.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die voor woninginbraken plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), zijnde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Het hof ziet evenwel aanleiding om in het nadeel van de verdachte van dit oriëntatiepunt af te wijken nu de verdachte, naast de woninginbraak, een personenauto heeft buitgemaakt, een goed dat doorgaans van groot belang is voor slachtoffers en een aanzienlijke waarde vertegenwoordigt.
Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en ziet daarin aanleiding om aan hem en deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, om hem ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen. Een andersoortige straf dan een gevangenisstraf komt naar het oordeel van het hof, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het feit dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid daarvoor uit de weg gaat, niet in aanmerking.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.675,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel niet is onderbouwd, ook niet in hoger beroep. Het hof is derhalve van oordeel dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 STK Schroevendraaier (896540); 1 STK Veiligheidshamer (896543); 1 STK Steeksleutel (896529);
1 STK Inbussleutel (896531); 1 STK Ratelschroevendraaier (896534); 1 STK Draadkniptang (896544);
1 STK Gereedschap (896560); 1 STK Gereedschap (896558); 1 STK Schroevendraaier (896550);
1 STK Schroevendraaier (896547); 1 STK Schroevendraaier (896545).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. R.D. van Heffen en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 oktober 2021.
Mr. Van Heffen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.