ECLI:NL:GHAMS:2021:3070

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
23-002401-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van winkeldiefstal door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van winkeldiefstal, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De rechtbank had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde feit, namelijk het stelen van een blikje bier uit een supermarkt. De assistent-manager van de supermarkt had enkel gehoord van een medewerker dat iemand iets in zijn jaszak had gestopt, zonder dat deze medewerker zelf was gehoord of dat er camerabeelden waren die de diefstal konden bevestigen.

Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de rechtbank. Dit is in lijn met artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor het overige en heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van winkeldiefstal.

Daarnaast heeft het openbaar ministerie een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ingediend, maar deze vordering is afgewezen omdat de verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002401-20
datum uitspraak: 14 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-175268-20 en 13-702798-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een blik(je) (Gulpener) bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelketen [winkel] (filiaal aan [adres]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Uit de aangifte blijkt enkel dat de aangever – de assistent-manager van de supermarkt – telefonisch van een medewerker had gehoord dat “iemand iets in zijn jaszak had gestopt”, zonder enige nadere aanduiding van de persoon van de dader of van de persoon van degene die de diefstal gezien zou hebben. De betreffende medewerker is niet gehoord door de politie, terwijl op de beschikbare camerabeelden de onderhavige diefstal niet te zien is. Bij gebrek aan ander direct bewijs dat de verdachte het in zijn jaszak aangetroffen blikje bier in [winkel] heeft weggenomen, is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van elf dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 20 juli 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2016, parketnummer 13-702798-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van elf dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr A.M. Kengen en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 oktober 2021.
Mr. A.M. van Woensel en mr. M.R. Cox zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.