ECLI:NL:GHAMS:2021:3069

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
23-001160-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een geweldsincident op 1 februari 2020 te Haarlem, waarbij hij samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte meerdere geweldshandelingen, waaronder schoppen en slaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook daadwerkelijk heeft deelgenomen aan het geweld, wat leidde tot de conclusie dat hij opzet had op de geweldshandelingen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, zijn er positieve ontwikkelingen in de persoonlijke situatie van de verdachte geconstateerd, wat heeft geleid tot een deels voorwaardelijke straf. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging, en heeft de strafbaarheid van het bewezenverklaarde bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001160-20
datum uitspraak: 14 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 14 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-029197-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Haarlem openlijk, te weten, op (het trottoir langs) de openbare weg Spaarne ter hoogte van huisnummer 78, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] (meermalen) met zijn (al dan niet telkens) geschoeide voet(en) (telkens) met kracht tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) met zijn (al dan niet telkens) geschoeide voet(en) (telkens) met kracht tegen het de romp en/of armen te trappen en/of te schoppen, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) met zijn al dan niet tot vuisten gebalde hand(en) (telkens) met kracht tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, en/of
- [slachtoffer] (meermalen) met zijn al dan niet tot vuisten gebalde hand(en) (telkens) met kracht tegen de romp en/of armen te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Anders dan de politierechter, vat het hof de tenlastelegging aldus op, dat de daarin beschreven geweldshandelingen zien op de gedragingen van de verdachte en de medeverdachten tezamen en dus niet alleen op het geweld dat de verdachte zelf zou hebben uitgeoefend.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Door de verdediging is betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandelingen, maar daarbij slechts aanwezig is geweest en heeft geprobeerd enkele personen weg te trekken en ‘de boel te sussen’.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de eigen waarneming van het hof van de eerst in hoger beroep beschikbare ‘slowmotion’ camerabeelden, blijkt dat de verdachte – nadat hij zich had begeven in de groep van waaruit het slachtoffer werd geslagen en geschopt – het slachtoffer tegen het hoofd heeft getrapt.
Op grond hiervan staat voor het hof vast dat de verdachte niet enkel aanwezig is geweest bij de vechtpartij, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op (ernstige) geweldshandelingen jegens het slachtoffer en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee wordt het verweer verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2020 te Haarlem openlijk, op de openbare weg het Spaarne, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door
- die [slachtoffer] meermalen met (al dan niet telkens) geschoeide voeten (met kracht) tegen het hoofd te trappen, en
- [slachtoffer] meermalen tegen het de romp te schoppen, en
- [slachtoffer] meermalen met al dan niet tot vuisten gebalde handen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, en
- [slachtoffer] met zijn al dan niet tot vuisten gebalde handen met kracht tegen de romp te slaan en/of te stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen na het uitgaan in Haarlem en de nodige alcoholische consumpties zonder enige kenbare aanleiding op schokkende wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging met anderen door het slachtoffer te slaan, stompen en schoppen en hem vervolgens ook vol op het hoofd en het lichaam te trappen toen hij al weerloos op de grond lag. Het slachtoffer is hierbij bewusteloos geraakt en is ter observatie in het ziekenhuis opgenomen.
Feiten als het onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder in het uitgaansleven en bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 september 2021 is hij eerder al wegens geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken, weegt in zijn nadeel.
De ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van het strafblad van de verdachte, in beginsel zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof zal daartoe in dit geval evenwel niet overgaan. Daartoe is redengevend dat uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat zich positieve veranderingen in de persoonlijke situatie van de verdachte hebben voorgedaan (op het gebied van werk en in de relationele sfeer) die erop wijzen dat de kans op recidive aanzienlijk is verminderd. Verder is gebleken dat de verdachte alle eerdere opgelegde taakstraffen heeft afgerond en dat het eerder opgelegde jeugdreclasseringstoezicht in februari 2021 positief is afgerond. De toezichthouder van de verdachte heeft in een e-mailbericht aan de raadsvrouw laten weten dat de verdachte op zijn pootjes terecht kan komen als hij fulltime blijft werken en dat er geen aanleiding is om andere instanties (het hof begrijpt: ten behoeve van begeleiding en/of hulpverlening) in te schakelen.
Evenals de advocaat-generaal acht het hof het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen ontwikkelingen niet worden doorkruist door het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van het reeds ondergane voorarrest overstijgt. Als stok achter de deur, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal het hof een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op leggen, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
75 (vijfenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.M. van Woensel en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 oktober 2021.
Mr. A.M. van Woensel en mr. M.R. Cox zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.