ECLI:NL:GHAMS:2021:3031

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
23-002522-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ramkraak op kledingwinkel en pogingen tot woninginbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van een ramkraak op een kledingwinkel in Amsterdam op 10 oktober 2018, waarbij kleding en een duur horloge zijn ontvreemd. De mededader heeft met een gestolen auto de winkelruiten geforceerd, waarna de verdachte en de mededader de winkel zijn ingegaan. Daarnaast is de verdachte ook beschuldigd van twee pogingen tot woninginbraak en het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de ramkraak en dat er sprake was van een nauwe samenwerking met zijn mededader. De verdachte heeft echter vrijspraak gekregen voor de diefstal van de auto die bij de ramkraak is gebruikt, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze auto had gestolen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarbij het hof de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging heeft genomen. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vergelijkbare delicten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft ook bepaald dat bepaalde in beslag genomen goederen verbeurd worden verklaard, omdat deze met behulp van de gepleegde feiten zijn verkregen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002522-19
datum uitspraak: 19 juli 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juni 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701162-19 en 13-684314-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is en het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het winkelbedrijf [winkel], gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen
- een of meerdere kledingstukken, waaronder een of meerdere jas(sen) en/of zwembroek(en) en/of t-shirt(s) en/of polo(s) van het merk Valentino, Canada Goose en/of Givenchy, en/of
- een horloge, te weten een Rolex Titan Black Daytona,
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een voertuig op de winkelpui en/of de glazen etalageruiten van dat [winkel] winkelbedrijf in te rijden en/of de winkelpui en/of de glazen etalageruiten te forceren, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk: Renault, type: Laguna, kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto/goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
primairhij op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 3]) weg te nemen een of meer geldbedragen en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere bewoners van dat perceel, te weten [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning toe is gegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s),
- de portiekdeur en/of het slot van de portiekdeur heeft/hebben geforceerd, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben aangesproken en/of (bij zijn arm) heeft/hebben vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 3]) weg te nemen een of meer geldbedragen en/of een of meer goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer bewoners van dat perceel, te weten [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, [medeverdachte 1] en/of verdachte, en zich daarbij de toeging tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedragen en/of een of meer goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk naar die woning toe is gegaan, waarna hij, [medeverdachte 1],
- de portiekdeur en/of het slot van de portiekdeur heeft/hebben geforceerd, en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben aangesproken en/of (bij zijn arm) heeft/hebben vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het verschaffen van inlichtingen over (de locatie en de bereikbaarheid van) de woning en/of de mogelijke aanwezigheid van bewoner(s) van het perceel en/of een geschikt tijdstip voor de inbraak en/of op de uitkijk te staan;
4.
primair
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 4]) weg te nemen een of meer geldbedragen en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere bewoners van dat perceel, te weten [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning toe is gegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s),
- met een breekijzer en/of een koevoet, althans een (breek)voorwerp getracht heeft/hebben het (keuken)raamkozijn te openen en/of te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 4]) weg te nemen een of meer geldbedragen en/of een of meer goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan een of meerdere bewoners van dat perceel, te weten [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, [medeverdachte 1] en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk
naar die woning toe is gegaan, waarna hij, [medeverdachte 1],
- met een breekijzer en/of een koevoet, althans een (breek)voorwerp getracht heeft/hebben het (keuken)raamkozijn te openen en/of te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het verschaffen van inlichtingen over (de locatie en de bereikbaarheid van) de woning en/of de mogelijke aanwezigheid van bewoner(s) van het perceel en/of een geschikt tijdstip voor de inbraak en/of op de uitkijk te staan;
5.
hij op of omstreeks 01 maart 2019 te Amsterdam, een wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Feit 2 – diefstal auto
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd het tenlastegelegde onder 2, de diefstal van de auto (Renault, type: Laguna, kenteken: [kenteken]), bewezen te verklaren. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte een van de personen was die de ramkraak (feit 1) heeft gepleegd, de auto kort voorafgaand aan die diefstal is gestolen en dat de verdachte en zijn medeverdachte de auto hebben gebruikt bij de ramkraak. Onder deze omstandigheden dient te worden aangenomen dat beide verdachten de auto hebben gestolen, dan wel dat de verdachte bij de diefstal van de auto een wezenlijke rol heeft gespeeld.
Het hof is van oordeel dat hoewel de auto is gebruikt bij de ramkraak, deze diezelfde nacht was gestolen en de verdachte – zoals het hof hierna overweegt – een van de daders was van de ramkraak, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de auto (mede) heeft gestolen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

Feit 1 – ramkraak kledingzaak
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Er is geen sprake van een rechtstreekse herkenning, daarom dient aan het proces-verbaal van herkenning voorbij te worden gegaan. Over de sporen op de helm heeft de verdachte een verklaring afgelegd, namelijk dat hij de helm had uitgeleend. Bovendien is een helm een ‘verplaatsbaar goed’ en kan de vingerafdruk van de verdachte op de helm daardoor niet redengevend zijn voor een bewezenverklaring. Dat op een later moment bij de verdachte een mogelijk uit de winkel afkomstige jas is aangetroffen, laat zich niet uitsluitend verklaren vanuit betrokkenheid bij de diefstal, aldus de verdediging.
Op grond van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, stelt het hof het volgende vast. Op 10 oktober 2018 omstreeks 05:00 uur heeft een ramkraak plaatsgevonden bij kledingwinkel [winkel]. De camerabeelden van de beveiligingscamera die vanuit de winkel op de straat is gericht, laten het volgende zien. Een persoon komt in een – zo bleek later – gestolen auto aanrijden en rijdt met de auto door de linker winkelruit. De bestuurder stapt uit en rent naar de voorzijde van de auto. Vervolgens komt een tweede persoon op een scooter aanrijden. De bestuurder van de scooter parkeert de scooter op de stoep en rent naar voornoemde auto. De bestuurder van de auto stapt weer in en rijdt vervolgens door de andere winkelruit de kledingwinkel binnen. Ondertussen is de bestuurder van de scooter teruggegaan naar de scooter en heeft daar een grote tas opengevouwen. Deze persoon gaat vervolgens met de tas via een geforceerde opening de winkel in. Te zien is dat de bestuurder van de auto door een autoruit de auto uitklimt en de winkel ingaat. Beide personen verlaten kort daarna met goederen achtereenvolgens de winkel. Zij vertrekken samen met de buit op de scooter.
Op de camerabeelden is ook te zien dat de bestuurder van de scooter als hij komt aanrijden een helm draagt waarop witte letters staan en dat hij deze op het moment dat hij de winkel binnengaat niet meer draagt. Op de plaats delict is een zwarte helm gevonden met witte letters die overeenkomt met de helm die de bestuurder van de scooter droeg. Op deze helm wordt een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen. Later wordt in de slaapkamer van verdachte kleding aangetroffen die overeenkomt met de uit de winkel gestolen kleding, waaronder een jas die in de Benelux exclusief door de winkel [winkel] wordt verkocht en waarvan een exemplaar bij de ramkraak is gestolen.
De verdachte heeft erkend dat de aangetroffen helm inderdaad van hem is, maar dat hij de helm had uitgeleend aan de persoon die zijn scooter heeft gerepareerd. Als tegenprestatie zou verdachte van die persoon kleding hebben gekregen. Dit scenario acht het hof volstrekt ongeloofwaardig, aangezien de verdachte deze verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd met concrete verifieerbare gegevens.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte de bestuurder was van de scooter en dat hij dit feit samen met zijn mededader, die het hof aanmerkt als de medeverdachte [medeverdachte 2], heeft begaan. Dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] met een duidelijk vooropgezet plan volgt in het bijzonder uit het feit dat zij nagenoeg gelijktijdig komen aanrijden, de verdachte een grote tas bij zich heeft om – zo blijkt – de gestolen goederen in mee te nemen en zij gezamenlijk met die buit vertrekken op de scooter.
Feit 3 en 4 primair – medeplegen poging woninginbraken [adres 3] en [adres 4] op 8 februari 2019
De verdediging heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 en 4 primair en subsidiair tenlastegelegde Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de verdachte heeft de handelingen niet zelf verricht. Daarnaast is evenmin gebleken dat de verdachte behulpzaam is geweest bij het tenlastegelegde feiten.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast:
- In de nacht van 8 februari 2019 op 9 februari 2019 belt de verdachte meerdere keren met de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [nummer 1]. Deze laatste vraagt in een gesprek op
8 februari 2019 om 21:34 uur aan de verdachte of hij een Torx en schroefjes voor hem te leen heeft. De verdachte antwoordt daarop dat hij de Torx straks zelf misschien nog nodig heeft. Het is een feit van algemene bekendheid dat een Torx (het hof begrijpt: een soort schroevendraaier) gebruikt wordt bij inbraken waarbij de zogeheten ‘kerntrekmethode’ wordt toegepast.
- Om 22:37 uur vraagt de verdachte aan de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] “Yo, welke nummer was ook alweer van die volle brievenbus?”. Daarop wordt op nadere vragen van de verdachte geantwoord: “[nummer 2] (het hof begrijpt: [nummer 2]). Je moet gewoon kijken welke van de twee”. Even later in het gesprek zegt de ander tegen verdachte: “Eyy…ben je kanker dom ofzo man? Je kan toch zien welke fokking traphal het is? Dan zie je toch welke focking nummers?”
Het is een feit van algemene bekendheid dat een volle brievenbus een aanwijzing is voor inbrekers dat de bewoners niet thuis zijn.
  • Vervolgens laat de verdachte om 22:52 uur weten dat zij (de verdachte spreekt over “we”) bij ‘[bijnaam]’ zijn, hetgeen aldus de verbalisant die “het proces-verbaal van bevindingen telefoongesprekken vrijdag 8 en zaterdag 9 februari 2019” heeft opgemaakt een bijnaam/straatnaam is voor de [bijnaam] in Amsterdam. De verdachte zegt vervolgens “die [nummer 2] (het hof begrijpt: [nummer 2]) is er niet.” De andere persoon reageert daarop met de opmerking dat het nog wel een beetje vroeg is. De verdachte reageert daarop met “Nee man, nu nu”.
  • Om 23:07 uur wordt de verdachte wederom gebeld door de gebruiker van voornoemd telefoonnummer en geeft aan hem te kennen dat ‘ze’ tegenover [bijnaam] (het hof begrijpt op grond van eerder genoemd proces-verbaal van bevindingen: de [bijnaam]) zijn.
  • Bij de observatie die die avond heeft plaatsgevonden, wordt de verdachte om 23:08 uur gezien op de [adres 3] te Amsterdam met [medeverdachte 1]. De verdachte blijft bij de aldaar gelegen tramhalte staan en [medeverdachte 1] loopt het portiek van [adres 3] in. De verbalisant hoort vervolgens meerdere keren een harde knal en zag en hoorde dat de verdachte op dat moment op een afstand van ongeveer 10 meter contact bleef houden met [medeverdachte 1] en dingen tegen [medeverdachte 1] riep, die zich in het portiek bevond. Omstreeks 23:11 uur kwam [medeverdachte 1] uit het portiek en voegde zich bij verdachte, waarna zij samen wegliepen in de richting van de [bijnaam]. Vastgesteld wordt daarna dat de deur van dit portiek is geforceerd.
  • Omstreeks 23:45 uur wordt melding gemaakt van een inbraak in de woning aan de [adres 4] te Amsterdam. De inbraak zou vijf minuten voor de melding hebben plaatsgevonden. De bewoner van de woning geeft aan dat er vermoedelijk gepoogd is om de woning binnen te komen door het keukenraam en dat hierbij gebruik gemaakt is van een breekvoorwerp. De politie zag dat er in de brievenbus van deze woning meerdere brieven en kranten zaten. Deze laatste waarneming correspondeert met de inhoud van het hiervoor genoemde telefoongesprek waarin een verband wordt gelegd tussen de woning met de volle brievenbus en de woning met nummer [nummer 2].
  • Om 00:45 uur bericht de verdachte dat zij (het hof begrijpt: hij en zijn metgezel) aan ‘het schuilen’ zijn bij ‘[adres 5]’. Omstreeks 01:01 uur vraagt de gebruiker van meergenoemd telefoonnummer aan de verdachte waar ‘ze’ zijn, waarop de verdachte antwoordt: “Nog steeds hiero’, waarop de andere persoon reageert: “We kunnen in [adres 4], straatje daarachter”.
  • Zowel de [bijnaam], de [adres 3], de [adres 4] als de [adres 5] bevinden zich allemaal in de zeer directe omgeving van elkaar.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband beschouwd, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] heeft geprobeerd in te breken in de woningen aan de [adres 3] en de [adres 4]. Dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking blijkt uit de telefoongesprekken voorafgaand aan het feit, waarbij de verdachte zich laat informeren bij welke woning er ingebroken zal worden ([nummer 2], met de volle brievenbus), laat weten dat hij zijn Torx misschien zelf nodig heeft en op de opmerking of het niet te vroeg is, reageert met “nu, nu” kort voor het moment dat [medeverdachte 1] het portiek ingaat. Uit dat laatste vloeit voort dat de verdachte een coördinerende en initiërende rol heeft gespeeld met betrekking tot de activiteiten van die bewuste nacht. Daarnaast bleef de verdachte op het moment dat [medeverdachte 1] de deur van woning aan de [adres 3] forceerde contact met hem houden en liepen ze daarna samen weg. Dit alles duidt naar het oordeel van het hof op een gezamenlijke uitvoering en besluitvorming. Dat de verdachte niet zelf de deur van de woning aan de [adres 3] heeft geforceerd doet hier – gelet op het voorgaande – niets aan af.
Het hof acht het medeplegen van de onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde pogingen woninginbraak derhalve wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het winkelbedrijf [winkel], gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen
- kledingstukken, waaronder jassen en zwembroeken en t-shirts en polo’s van het merk Valentino, Canada Goose en/of Givenchy, en
- een horloge, te weten een Rolex Titan Black Daytona, toebehorende aan het winkelbedrijf [winkel], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door met een voertuig op de glazen etalageruiten van dat [winkel] winkelbedrijf in te rijden en de glazen etalageruiten te forceren;
3.
primairhij op 8 februari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 3] (het hof begrijpt: [adres 3] gelet op de inhoud van de aangifte van [slachtoffer 2]) weg te nemen een of meer geldbedragen en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die woning toe is gegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader, de portiekdeur hebben geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
primair
hij op 8 februari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 4]) weg te nemen een of meer geldbedragen en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die woning toe is gegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader, met een (breek)voorwerp getracht hebben het (keuken)raamkozijn te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 01 maart 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie I, onder 3°, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 3 primair, 4 primair en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde levert telkens op:
medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 3 primair, 4 primair en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van de straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Allereerst heeft de verdachte samen met een ander een brutale ramkraak gepleegd op een kledingwinkel in het centrum van Amsterdam. De mededader heeft met een gestolen auto de winkelruiten geforceerd, waarna de verdachte en de mededader de winkel zijn ingegaan en kleding en een duur horloge hebben ontvreemd. Zij hebben hierdoor enorme schade aangericht aan het winkelpand en voor ruim € 70.000,00 aan goederen weggenomen. Het benadeelde winkelbedrijf en de eigenaar van het pand zijn veel overlast bezorgd. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan twee pogingen tot woninginbraak. Het behoeft geen toelichting dat dergelijk misdrijven bij de slachtoffers, benadeelden en in de maatschappij veel frustratie, overlast en gevoelens van onveiligheid veroorzaken. Met zijn handelen heeft de verdachte bovendien blijk gegeven van gebrek aan respect voor de persoonlijke levenssfeer en eigendommen van anderen. Het hof neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij een en ander heeft aangericht enkel en alleen maar om er zelf financieel beter van te worden en – gelet op zijn proceshouding in eerste aanleg en in hoger beroep – geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ook bleek de verdachte een boksbeugel in huis te hebben. Dergelijke wapens zijn intimiderend, kunnen ernstig letsel veroorzaken en zorgen voor gevoelens van angst in de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2021 is hij eerder voor gekwalificeerde vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Bij die stand van zaken en mede gelet op de omvang van de schade die de verdachte met zijn mededaders aan de gedupeerden heeft toegebracht en de straffen die aan recidivisten in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden is.

Beslag

Onder de verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen die staan vermeld op de beslaglijst. Op deze goederen rust strafvorderlijk beslag en – blijkens het requisitoir in eerste aanleg van de officier van justitie – conservatoir beslag ten behoeve van een ontnemingsmaatregel dan wel schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de in strafvorderlijk beslag genomen goederen zal het hof – met uitzondering van de hierna te noemen goederen – de teruggave gelasten aan de verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
De goederen die op de beslaglijst staan onder 1 (helm), 34 (jas Canadian Goose), 35 (broek Valentino), 36 (polo Valentino) en 37 (sweater Valentino) zullen worden verbeurdverklaard, nu deze goederen aan verdachte toebehoren en met behulp daarvan feit 1 is begaan (helm) of door middel van feit 1 zijn verkregen (jas Canadian Goose en kleding Valentino).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2018 in de zaak met parketnummer 13-684314-17 voorwaardelijke jeugddetentie van twaalf dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat deze vordering toegewezen dient te worden.
De raadsman heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het niet opportuun is deze voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie thans alsnog ten uitvoer te leggen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de aan de in voorwaardelijke vorm opgelegde straf gekoppelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof is niet gebleken van bijzondere (persoonlijke) omstandigheden van de veroordeelde op grond waarvan in dit geval van dat uitgangspunt afgeweken dient te worden. Om deze redenen zal het hof gelasten dat de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie alsnog ten uitvoer gelegd zal worden. Hierin ligt besloten dat hetgeen de raadsman te berde heeft gebracht het hof geen aanleiding geeft anders te beslissen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 primair, 4 primair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Voor zover nog aan de orde na aftrek van het voorarrest, zal de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Helm Kl: Zwart, Xenon, 5642946
  • 1 STK Jas, Canedian Goose, 5715862
  • 1 STK Broek, Valentino, 5715812
  • 1 STK Shirt, Valentino polo, 5715819
  • 1 STK Sweater, Valentino, 5715817
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Horloge, SEIKO, 5715915
  • 1 STK Portemonnee, Fossil, 5715876
  • 1 STK Koptelefoon, Bose, 5715876
  • 1 STK Horloge, Franck Muller, 5715896
  • 1 STK Horloge, Cartier, 5715868
  • 1 STK Riem, Louis Vuitton, 5715900
  • 1 STK Koptelefoon, OPPO, 5715917
  • 1 STK Tas, Gucci Schouder, 5715929
  • 1 STK Toilettas, Louis Vuitton, 5715884
  • 1 STK Riem, Louis Vuitton, 5715901
  • 1 STK Trui, Stone Island, 5746033
  • 1 STK Horloge, Emporio Armani, 5715903
  • 1 STK Ring kl: goud, zegel, 5715882
  • 1 STK Portemonnee, Louis Vuitton, 5715870
  • 1 STK Shirt, Raplh Lauren, 5716036
  • 1 STK Horloge, Brocher, 5715874
  • 1 STK Zaktelefoon, Samsun, 5715843
  • 1 STK Zaktelefoon kl: wit, Samsung
  • 1 STK Computer, Sansun Tablet, 5715918
  • 1 STK Zaktelefoon, Apple IPhone
  • 1 STK Computer, Apple IPad, 5715706
  • 1 Zaktelefoon, Apple IPhone
  • 1 STK Horloge, 5715885
  • 1 STK Horloge, Casio, 5715885
  • 1 STK Ring kl: groen, 5715893
  • 1 STK Playstation 4, 5715920 + 2 controlers
  • 1 STK Zaktelefoon kl: zilver, Apple IPhone 8
  • 1 STK Jas, Gaastra, 5716015
  • 1 STK Jas, Lacosta, 5716017
  • 1 STK Tas, Armani schouder, 5716045
  • 1 STK Broek, Armani spijker, 5716035
  • 1 STK Broek, Diesel spijker, 5716032
  • 1 STK Broek, Diesel spijker, 5716031
  • 1 STK Trainingsbroek, Lacoste, 5715989
  • 1 STK Jas, Prada, 5715752
  • 1 STK Jas, Woolrich, 5715994
  • 1 STK Jas, Nike, 5715867
  • 1 STK Bodywarmer, Nike, 5715875
  • 1 STK Trainingsjas, Nike, 5715847
  • 1 STK Broek, Piere Balmain spijker, 5715801
  • 1 STK Pet, LA Dodgers dames, 5715829
  • 1 STK Shirt, Stone Island polo, 5715984
  • 1 STK Trui, Ralph Lauren, 5716038
  • 1 STK Jas, Jules, 5715990
  • 1 STK Trainingsjas, Lacoste, 5716017
  • 1 STK, Trainingsbroek, Lacoste, 5716021
  • 1 STK Muts, Stone Island, 5716008
  • 1 STK Jas, Woolrich, 5715785
  • 1 STK Shirt, Armani, 5716034
  • 3 STK Brillenkoker, Calvin Klein, 5715911 met bril
  • 1 STK Jas, North Face, 5715854
  • 1 STK Jas, Frocella, 5715850
  • 1 STK Jas, Hellyhanson, 57158557
  • 1 STK Jas, Tommy Hilfiger, 5745856
  • 1 STK Jas, Moncler, 5715852
  • 1 PR Schoenen, Gucci halfhoog, 5715775
  • 1 PR Schoenen kl: goud, Valentino, 5715761
  • 1 PR Schoenen, Valentina, 5715770
  • 1 PR Schoenen, Nike Airmax, 5715768
  • 1 PR Schoenen, Nike Air Max, 5715763
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2018, parketnummer 13-684314-17, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
12 (twaalf) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. F.A. Hartsuiker en mr. J.W.P. van Heusden en in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2021.
=========================================================================
[…]