ECLI:NL:GHAMS:2021:294

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
23-003463-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van ex-vriendin met gevolgen voor de dochter van het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Indonesië in 1968, was aangeklaagd voor zware mishandeling van zijn ex-vriendin, waarbij haar negenjarige dochter getuige was van het geweld. De mishandeling vond plaats op 24 juli 2018 in De Cocksdorp, gemeente Texel, waar de verdachte zijn ex-vriendin meermalen in het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in ernstig lichamelijk letsel, waaronder een ontsierend litteken en fracturen in het gezicht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde zware mishandeling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en het hof heeft deze straf bevestigd, met inachtneming van de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer.

De verdachte heeft tijdens de zitting aangevoerd dat de zaak negatieve gevolgen heeft gehad voor zijn sportschool, maar het hof heeft dit argument niet als strafmatigend beschouwd. Het hof heeft benadrukt dat de verdachte, als professioneel vechtsporter, zich had moeten realiseren dat hij zijn handen thuis moest houden, vooral na het nuttigen van alcohol. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 2.888,71 had geëist, toegewezen. Het hof heeft de vordering volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003463-18
datum uitspraak: 8 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-147984-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 juni 2019 en 25 januari 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
Hij op of omstreeks 24 juli 2018 te De Cocksdorp, gemeente Texel, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond in het gelaat waardoor een ontsierend litteken in het gezicht is ontstaan en/of een of meer fracturen in de jukboog en/of jukbeen, althans in het gezicht, heeft toegebracht door die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht) te slaan/stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd;
subsidiair
hijop of omstreeks 24 juli 2018 te De Cocksdorp, gemeente Texel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geslagen/gestompt in/tegen het gezicht, althans het hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hijop of omstreeks 24 juli 2018 te De Cocksdorp, gemeente Texel, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) te slaan/stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juli 2018 te De Cocksdorp, gemeente Texel, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond in het gelaat, waardoor een ontsierend litteken in gezicht is ontstaan, en fracturen in de jukboog en jukbeen, heeft toegebracht door [benadeelde] meermalen (met kracht) te stompen in het gezicht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van zijn toenmalige vriendin door haar, toen de verdachte op het punt stond haar dochter een lesje te leren en het slachtoffer intervenieerde, harde vuistslagen in het gezicht te geven. Daardoor heeft zij onder andere fracturen in het aangezicht en kaakletsel opgelopen, hetgeen haar niet alleen veel pijn heeft opgeleverd, maar haar ook geruime tijd danig heeft belemmerd in haar dagelijkse bezigheden. Voor een volledig herstel van het kaakletsel is zelfs een uitgebreide chirurgische ingreep vereist gebleken. De verdachte heeft aldus een grove inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daarbij komt dat slachtoffers van dergelijk geweld vaak nog lang last kan hebben van psychische klachten; in dit geval is het slachtoffer daarvoor doorverwezen naar een psycholoog. Het hof neemt het de verdachte daarbij bijzonder kwalijk dat van deze geweldsexplosie een negenjarig kind getuige heeft moeten zijn. Gelet op deze omstandigheden en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken, kan naar het oordeel van het hof met geen andere straf worden volstaan dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met het voorwaardelijk strafdeel beoogt het hof de verdachte in te prenten dat hij zich in de toekomst verre moet houden van het plegen van strafbare feiten.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het incident ingrijpende gevolgen heeft gehad voor verdachte’s bedrijf, een sportschool voor [sport]. De verdachte is immers zelf [sport] en zolang deze strafzaak loopt is hem de toegang tot [sport] evenementen ontzegd. Dit argument kan de verdachte echter niet baten. Sterker nog, het hof rekent het de verdachte juist aan dat hij, als professioneel [sport], na het nuttigen van sterke drank op het slachtoffer is losgegaan. Les één voor een getrainde [sport] is dat hij buiten de sportschool zijn handen (en voeten) thuis houdt, hetgeen de verdachte, nota bene zelf begeleider van [sport], zich had moeten realiseren. De problemen die de verdachte tot op heden in de [sport] heeft ervaren vanwege deze zaak en de media-aandacht die deze heeft gegenereerd zullen door het hof niet in strafmatigende zin worden meegewogen, gelet op het (voor hem) voorzienbare karakter daarvan. Hetgeen de raadsvrouw verder met betrekking tot de strafmaat heeft aangevoerd noopt evenmin tot oplegging van een andere of lagere straf.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.388,71, bestaande uit een bedrag van € 388,71 ter compensatie van materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.888,71, bestaande uit een bedrag van € 388,71 als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 ter compensatie van immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft derhalve in hoger beroep te oordelen over de vordering voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze in hoger beroep nog voorligt, volledig moet worden toegewezen, en dat ter zake daarvan de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden als opgevoerd. Daarbij is betrokken dat de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de benadeelde partij van de zijde van de verdachte niet gemotiveerd zijn betwist. Nu dit deel van de vordering het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed.
Daarnaast is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, mede omdat de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de benadeelde partij over het optreden van dergelijke schade en de causale relatie daarvan met bewezenverklaarde, niet gemotiveerd zijn betwist. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar billijkheid schatten op € 2.500,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op:
- de aard en ernst van de inbreuk die op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt;
- het aantal en de aard van de lichamelijke letsels die daarvan het gevolg zijn geweest en waarvoor zij zich onder behandeling van specialisten heeft moeten stellen;
- het ongemak en de belemmeringen die de benadeelde partij daardoor geruime tijd in het dagelijks leven heeft moeten ervaren;
- het gegeven dat zij nog een ingrijpende operatie heeft of zal moeten ondergaan om volledig van het aan haar toegebrachte kaakletsel te kunnen herstellen;
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters wordt toegekend.
Het hof zal de het te vergoeden schadebedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop die schade is ingetreden. Tevens zal het hof de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze, om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.888,71 (tweeduizend achthonderdachtentachtig euro en eenenzeventig cent), bestaande uit € 388,71 (driehonderdachtentachtig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.888,71 (tweeduizend achthonderdachtentachtig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 388,71 (driehonderdachtentachtig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 38 (achtendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 juli 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2021.
De voorzitter, de oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.