ECLI:NL:GHAMS:2021:292

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
23-000715-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes van een medebewoner van een opvanginstelling voor dak- en thuislozen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met een mes van een medebewoner van een instelling voor opvang van dak- en thuislozen. De tenlastelegging betreft een incident dat plaatsvond op 2 oktober 2018, waarbij de verdachte opzettelijk dreigend een mes heeft gepakt en daarmee bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer, terwijl hij dreigende woorden uitsprak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 januari 2021 zijn camerabeelden van het incident bekeken, die niet overeenkwamen met de wisselende verklaringen van de verdachte. Het hof oordeelde dat de camerabeelden de lezing van het slachtoffer ondersteunden en dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verdediging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare delicten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een taakstraf van 90 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van de bedreiging en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000715-20
datum uitspraak: 8 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-050104-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2018, te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand(en) genomen en/of dat mes gericht op voornoemde [benadeelde] en/of daarmee een of meer stekende beweging(en) gemaakt naar en/of in de richting van voornoemde [benadeelde] , die zich toen daar in de onmiddellijke omgeving van hem, verdachte bevond en/of (daarbij) opzettelijk dreigend voornoemde [benadeelde] heeft toegevoegd de woord(en) "Ik heb al twee keer eerder iemand vermoord", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij longontsteking had en hij de aangever [benadeelde] geld had gegeven om eten voor hem te kopen. [benadeelde] had vervolgens met dat geld geen eten, maar drugs gekocht. De verdachte is toen naar [benadeelde] toegegaan en heeft hem te kennen dat hij een waarborg voor dat geld wilde hebben. Hij heeft toen een mes van de kamer van [benadeelde] meegenomen. Dat mes wilde de verdachte op 2 oktober 2018 aan [benadeelde] teruggeven. Omdat hij [benadeelde] het mes niet in de hand wilde geven, gooide hij het voor [benadeelde] op de grond. Dat hij dreigend met een mes op [benadeelde] is afgekomen is totale lariekoek, aldus de verdachte. In het verlengde van deze verklaring heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2021 heeft het hof de camerabeelden van het incident, waarvan [benadeelde] aangifte heeft gedaan, afgespeeld. Voorafgaand aan dat afspelen heeft de verdachte
– anders dan tegenover de politie – verklaard dat het juist [benadeelde] was die een mes vast had en dat hij [benadeelde] toen heeft ontwapend, om even later het mes voor [benadeelde] neer te gooien.
De in eerste instantie door de verdachte afgelegde verklaring – waar het incident met het mes betreft – noch diens aan het afspelen van het beeldmateriaal voorafgaande verklaring vinden ondersteuning in de camerabeelden. Daarop is namelijk duidelijk waarneembaar dat de verdachte vanuit een kamer een gang inloopt en met een lang, glimmend voorwerp in zijn rechterhand afloopt op [benadeelde], die verderop in de gang staat. Ook is te zien dat de verdachte vervolgens op zeer korte afstand van [benadeelde], nog steeds met voornoemd voorwerp in zijn rechterhand, korte schokkende bewegingen met zijn lichaam maakt, die [benadeelde] meermalen doen terugdeinzen. Niet is te zien dat de verdachte het voorwerp voor [benadeelde] neergooit en evenmin dat laatstgenoemde op enig moment een (op een mes gelijkend) voorwerp in de hand heeft.
Waar deze camerabeelden niet passen in verdachte’s – wisselende – scenario’s, passen deze wel bij de lezing van [benadeelde], als neergelegd in diens aangifte. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze aangifte, reden waarom het naast het tenlastegelegde dreigen met het mes ook de tenlastegelegde woordelijke bedreigingen zal bewezen verklaren. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2018 te Amsterdam [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand genomen en bewegingen gemaakt naar [benadeelde], die zich toen daar in de onmiddellijke omgeving van hem, verdachte, bevond, en daarbij opzettelijk dreigend [benadeelde] heeft toegevoegd de woorden: “Ik heb al twee keer eerder iemand vermoord”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof in het kader van de strafmaat verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen, mede gelet op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van een medebewoner van een instelling voor opvang van dak- en thuislozen. Hij is daarbij met een mes op die medebewoner afgelopen en heeft daarmee dreigende bewegingen gemaakt, onder het uitslaan van dreigende taal. Door aldus te handelen, heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeggebracht.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 januari 2021 is de verdachte eerder ter zake van bedreigingen en delicten met een geweldscomponent onherroepelijk veroordeeld, vooral tot (al dan niet voorwaardelijke) gevangenisstraffen. Dit heeft kennelijk nog niet geresulteerd in een blijvende beëindiging van het hardnekkige recidivepatroon van de verdachte. Het hof meent dat een taakstraf de verdachte wellicht kan helpen dit resultaat wel te bereiken, en zal derhalve een taakstraf opleggen. Het uitgangspunt daarbij is dat de verdachte kan laten zien dat het, zoals hij zelf zegt, beter met hem gaat.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. In de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht ziet het hof geen aanleiding een lagere straf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. N. van der Wijngaart en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 februari 2021.
De voorzitter, de oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]