Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Partneraangelegenheden
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klager tegen een notaris die betrokken was bij een Algemene Vergadering van Leden (AVL) van zijn kantoor. Klager, die partner was bij het kantoor, was van mening dat de notaris onterecht handelde door als lid van het stembureau op te treden, terwijl hij zelf ook een belang had bij de uitslag van de stemming. De klacht werd ingediend na een besluit van het bestuur van het kantoor om het partnerschap van klager onmiddellijk te beëindigen. Klager stelde dat de notaris in strijd met de Wet op het notarisambt (Wna) had gehandeld door zijn rol als notaris niet te scheiden van zijn rol als partner.
De kamer voor het notariaat in Den Haag verklaarde de klacht ongegrond, omdat de notaris handelde als partner en niet in zijn hoedanigheid van notaris. Klager ging in hoger beroep, waarbij zijn gemachtigde betoogde dat de notaris wel degelijk als notaris had moeten optreden. Het hof oordeelde dat klager wist dat de notaris als partner aanwezig was en niet als notaris, en dat het handelen van de notaris niet van grote ernst was. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond.