In deze zaak gaat het om een klacht van twee appellanten, klager 1 en klager 2, tegen een notaris die ook als bestuurder van twee Verenigingen van Eigenaars (VvE's) fungeert. De klagers hebben op 25 oktober 2019 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die hun klacht ongegrond had verklaard. De klagers stellen dat de notaris als bestuurder van de VvE's normen heeft overschreden en misbruik heeft gemaakt van zijn autoriteit. De notaris heeft echter betoogd dat zijn handelen niet onder het tuchtrecht valt, omdat hij niet in zijn hoedanigheid van notaris heeft gehandeld. Het hof heeft de zaak op 5 maart 2020 behandeld en op 28 april 2020 uitspraak gedaan. Het hof oordeelt dat de verwijten van de klagers niet onder het notarieel tuchtrecht vallen, omdat het handelen van de notaris als bestuurder van de VvE's onvoldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris. De beslissing van de kamer wordt vernietigd en de klagers worden niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht.