ECLI:NL:GHAMS:2021:2917

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
23-000018-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid en nalatigheid van een rechtspersoon bij een evenement op een bouwterrein met fatale gevolgen

Op 3 juni 2016 vond een evenement plaats op een bouwterrein in Amsterdam, georganiseerd door de verdachte, een rechtspersoon. Tijdens dit evenement viel een historische heistelling, een zogenaamde driepoot, om en kwam terecht op twee aanwezigen, wat resulteerde in de dood van slachtoffer [slachtoffer 1] en zwaar lichamelijk letsel bij slachtoffer [slachtoffer 2]. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van deze incidenten door nalatigheid in het waarborgen van de veiligheid tijdens het evenement. Het hof oordeelde dat de verdachte als hoofdaannemer verantwoordelijk was voor de veiligheid op het bouwterrein, ook al waren de bouwwerkzaamheden nog niet begonnen. De verdachte had moeten zorgen voor instructies en toezicht op het gebruik van de driepoot, maar dit was niet gebeurd. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig had gehandeld, wat leidde tot de fatale gevolgen van het evenement. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 19.000,00, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000018-19
datum uitspraak: 7 oktober 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-659139-17 tegen
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 augustus 2020, 21 september 2021 en 23 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 3 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft/hebben gehandeld door
als leverancier aan de hoofdaannemer/ontwikkelaar/projectleider en/of als
hoofdaannemer/ontwikkelaar/projectleider op/van een bouwterrein, gelegen aan [adres]:
- op dit bouwterrein (na werktijd) een evenement (in verband met het slaan van de eerste paal ten behoeve van een kleinschalige woonvoorziening op [plek] ontwikkeld door [woningbouw] in samenwerking met [organisatie] (hierna te noemen: evenement)) te laten plaatsvinden en/of toe te staan en/of
- voor dit evenement de opdracht te geven om een symbolische heipaalstelling (hierna: driepoot) te laten plaatsen en/of deze driepoot te regelen en/of
- op dit bouwterrein ten behoeve van dit evenement de driepoot te leveren en/of
- de driepoot te plaatsen en/of zich er niet (voldoende) van te verzekeren dat (de opstelling van) deze driepoot stabiel genoeg was en/of een of meer tuidra(a)d(en)/touw(en) niet logisch en/of niet constructief adequaat op te stellen en/of
- ( daarbij) geen mondelinge dan wel schriftelijke (veiligheids)instructies over het gebruik van deze driepoot te geven en/of
- na te laten zich ervan te vergewissen dat toezicht door een ter zake deskundige op het gebruik van de driepoot plaatsvond ten tijde van het evenement en/of
- niet, in elk geval onvoldoende, te zorgen voor de aanwezigheid van instructies over het gebruik van deze driepoot en/of
- geen, in elk geval onvoldoende, toezicht en/of begeleiding door een ter zake deskundige op het gebruik van de driepoot te laten plaatsvinden ten tijde van het evenement en/of
- te zorgen en/of toe te staan, in elk geval niet heeft voorkomen dat een werknemer van verdachte en/of haar mededader(s), de heer [naam 1], de tuidra(a)d(en)/touw(en) heeft gepakt en/of aan (een van de) genodigden heeft gegeven en/of instructies heeft gegeven, terwijl hij, [naam 1], nooit eerder zo'n driepoot had gebruikt en/of niet op de hoogte was van de bedieningsinstructies van de driepoot en/of niet wist hoeveel mensen aan de tuidra(a)d(en)/touw(en) mochten trekken en/of naar welke kant de tuidra(a)d(en)/touw(en) getrokken moest(en) worden en/of
- geen helmen aan de aanwezigen/genodigden te verstekken
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (ook) in de voorbereiding van dit evenement heeft nagelaten de benodigde voorzorgsmaatregelen te treffen voor een veilige bediening van de driepoot door: - de huur van de driepoot (door tussenkomst van [bedrijf 1]) te bewerkstelligen zonder begeleiding en/of
- na te laten de organiserende partijen op de hoogte te stellen van de risico's van de bediening van de driepoot zonder begeleiding en/of
- na te laten zich, in ieder geval onvoldoende, op voorhand op de hoogte te laten stellen van de veiligheidsinstructies van de bediening van de driepoot en/of
- na te laten zich ervan te vergewissen dat de veiligheidsinstructies van de bediening van de driepoot bij de aanwezigen op het evenement bekend zouden zijn en/of worden en/of
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat
- bij dit evenement een of meer (toekomstige) bewoner(s) (waaronder personen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking en/of een lichamelijke en/of geestelijke en/of auditieve beperking en/of personen met een aangeboren afwijking) en/of genodigde(n) aanwezig zouden zijn en/of
- een of meer van deze (toekomstige) bewoner(s) en/of genodigde(n) de driepoot zou(den) gaan bedienen, terwijl deze (toekomstige) bewoner(s) en/of genodigde(n) geen kennis hadden van de bediening van de driepoot
ten gevolge waarvan
- meerdere personen (14 personen) dan het gebruikelijke aantal personen (7 personen) aan de touw(en) van de driepoot hebben getrokken en/of
- de aanwezigen die aan de touw(en) hebben getrokken niet waren verdeeld over twee zijden van het langste been van de driepoot en/of
- de aan de touw(en) trekkende aanwezigen naar achteren zijn gelopen bij het trekken en/of
- de aan de touw(en) trekkende aanwezigen het valblok tegen de rammelschijf hebben aangetrokken
waardoor het aan haar, verdachtes, en/of haar mededader(s) schuld te wijten is geweest dat voornoemde driepoot is omgevallen en/of omgetrokken en/of terechtgekomen op (het hoofd van) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 1] zodanig letsel, te weten
schedelfractuur/schedelletsel/hersenletsel, heeft bekomen, dat voornoemde [slachtoffer 1] aan de gevolgen daarvan is overleden en/of waardoor voornoemde Breurkens zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het door haar schuld overlijden van slachtoffer [slachtoffer 1] en het medeplegen van het door haar schuld zwaar lichamelijk letsel veroorzaken bij slachtoffer [slachtoffer 2].
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnotitie betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Samengevat heeft hij de volgende argumenten aangevoerd.
Dat de verdachte als hoofdaannemer verantwoordelijk was voor de veiligheid op het bouwterrein kan niet worden bewezen. Die verantwoordelijkheid bestaat pas op het moment dat de bouwwerkzaamheden van het te realiseren project een aanvang hebben genomen. Daarvan was op het betreffende bouwterrein geen sprake. De rol van de verdachte met betrekking tot de oudhollandse heistelling ging niet verder dan het bestellen daarvan bij een heibedrijf, waarbij over begeleiding niet is gesproken, en het aanwijzen van de plek waar de heistelling geplaatst moest worden. Aan de verdachte en haar medewerkers was geen rol toegekend bij het evenement waarbij het ongeluk heeft plaatsgevonden. Over de reden waarom de heistelling is omgevallen verschillen de deskundigen van mening. Naar voren is gekomen dat de heistelling gebrekkig was, hetgeen voor de (werknemers van de) verdachte niet waarneembaar was. De opstelling van de heistelling gaf geen aanleiding voor twijfel over de stabiliteit en verankering ervan. Dat medewerkers van de verdachte aan de medewerker van het heibedrijf geen instructie omtrent het gebruik van de heistelling hebben gevraagd dient niet zwaar te wegen. De instructie die door het heibedrijf zou zijn gegeven had het omvallen van de heistelling niet voorkomen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en het heibedrijf. De toevallige en beperkte samenwerking tussen de beide bedrijven is niet genoeg om medeplegen bewezen te verklaren.
Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] als gevolg van het ongeval; het causaal verband tussen het ongeval, de veroorzaakte stress en de verergering van de eerder bestaande klachten is niet aangetoond.
Inleiding
Op 3 juni 2016 vond een feestelijk evenement plaats op een door hekken afgesloten bouwterrein aan de [adres] te Amsterdam. Op het bouwterrein zou door de verdachte een kleinschalige woonvoorziening worden gebouwd voor mensen met een auditieve en verstandelijke beperking. Daartoe was de grond van het bouwterrein op 1 juni 2016 aan de verdachte, zijnde de hoofdaannemer, overgedragen. Het bouwproject was ontwikkeld door ‘[woningbouw] ontwikkeling’ (hierna: [woningbouw]) in samenwerking met ‘[organisatie]’.
Tussen [woningbouw] en werknemers van de verdachte [naam 2] en [naam 3], respectievelijk projectleider en uitvoerder, had overleg plaatsgevonden over de vorm van het evenement. [naam 3] kwam met het idee een historische Hollandse heistelling (hierna genoemd: driepoot) te plaatsen. Afgesproken werd dat de verdachte (het hof begrijpt: werknemers [naam 2] en [naam 3]) dit zou regelen, hetgeen is gebeurd. [woningbouw] heeft aan de verdachte medegedeeld dat tijdens het evenement de driepoot door toekomstige bewoners zou worden bediend. De driepoot is na tussenkomst van heibedrijf [bedrijf 1] op 2 juni 2016 geleverd en geplaatst door [naam 4], werkzaam bij heibedrijf [bedrijf 2] De driepoot was niet voorzien van een instructie over de bediening ervan. Door [naam 4] is geen instructie over de driepoot gegeven, hem is door (werknemers van) de verdachte ook niet naar een instructie gevraagd.
Op het evenement was niemand aanwezig die wist hoe de driepoot (veilig) moest worden bediend. De touwen van de driepoot, waarmee het valblok werd bediend, zijn op verzoek van [naam 2] door [naam 1] (uitvoerder bij de verdachte) aan de aanwezigen, waaronder toekomstige bewoners van de te bouwen woonvoorziening, gegeven. Met een groep trokken zij aan de touwen. Bij de tweede keer trekken ging het mis. De driepoot viel om en kwam terecht op [slachtoffer 1], die als directeur van [woningbouw] aanwezig was en op [slachtoffer 2], één van de toekomstige bewoners.
[slachtoffer 1] heeft hierdoor zeer ernstig letsel aan haar hoofd opgelopen, waaraan zij diezelfde dag is overleden. [slachtoffer 2] raakte hierdoor gewond aan zijn hoofd en onderbeen.
Verantwoordelijkheid en schuld van de verdachte,
Als hoofdaannemer aan wie de bouwgrond was overgedragen was de verdachte op 3 juni 2016 verantwoordelijk voor de veiligheid op de bouwplaats. Dat op het moment van het evenement de daadwerkelijke bouwwerkzaamheden aan de woonvoorziening nog niet zouden zijn begonnen doet daaraan niet af. Onder de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de veiligheid op de bouwplaats valt ook haar verantwoordelijkheid voor de veilige bediening van bouwwerktuigen, zoals de driepoot. Daaraan doet niet af dat de driepoot in de dagelijkse bouwpraktijk niet meer zou worden gebruikt. Het evenement vond plaats in verband met de tussen de verdachte en [woningbouw] en [organisatie] afgesloten aannemingsovereenkomst. De verdachte was in samenspraak met [woningbouw] tot het idee gekomen de driepoot te bestellen. De projectleider en uitvoerder van het bouwproject, beide werknemers van de verdachte, hebben de driepoot besteld. De driepoot is een dag voor het evenement in overleg met een andere werknemer van de verdachte geplaatst. Tijdens het evenement was geen andere partij aanwezig met meer kennis van dit bouwwerktuig. Gelet op deze omstandigheden rustte op de verdachte een bijzondere zorgplicht ten aanzien van een veilige gang van zaken met betrekking tot de driepoot
Dat mogelijk de constructie en plaatsing van invloed geweest zijn op het omvallen van de driepoot doet aan de verantwoordelijkheid van de verdachte voor de veilige bediening van de driepoot niet af. Het hof stelt op basis van het dossier vast dat een onjuiste bediening van de driepoot (namelijk het trekken van het valblok tegen het rammelschijf terwijl de personen zich buiten de driehoek bevonden) de directe aanleiding is geweest voor het omvallen daarvan.
De deskundige [naam 5] heeft verklaard dat indien de tuidraad tegenover de trekrichting was geplaatst dit de kans op omtrekken had verlaagd, maar waarschijnlijk niet voorkomen. De functie van tuidraden is (onder andere) gebaseerd op een juiste werkmethode, juiste trekrichting, juiste methode van trekken en een juiste positie. Als men bij het op en neer bewegen van het heiblok binnen de driehoek van de benen blijft, komt er nagenoeg geen kracht op de tuidraden te staan, aldus [naam 5].
Op de camerabeelden [beelden] is het volgende te zien. Degenen die aan de touwen trekken, bevinden zich buiten de driehoek. Zij staan in een halve cirkel ten opzichte van de kantellijn van de driepoot aan de rechterzijde en trekken door deels achteruit te lopen het valblok vlak tegen de onderzijde van het rammelschijf. Het valblok wordt vervolgens volledig boven in de kop van de driepoot getrokken en loopt dan tegen de onderzijde van het rammelschijf aan. Op dat moment is zichtbaar dat de koppelstang tussen het gladde been en het derde been van de driepoot iets van het maaiveld omhoog beweegt. Vervolgens wordt een tweede klap gegeven waarbij het valblok tegen de onderzijde van het rammelschijf aanloopt. De kanteling van de driepoot is dan ingezet. Gedurende het omvallen van de driepoot wordt het valblok nog steeds tegen de onderzijde van het rammelschijf aangetrokken. Daarna schiet de tuikabel los en ligt de driepoot op het maaiveld.
Over het trekken tegen de onderkant van het rammelschijf heeft [naam 5] verklaard dat de trekkracht die de personen aan het hei-touw uitoefenen voor een deel naar het eigen gewicht van het valblok gaat en dat voor het overige deel een kracht wordt uitgeoefend in de resultante lijn vanaf het rammelschijf in de trekkende richting, waardoor – zo stelt het hof vast – het heeft kunnen gebeuren dat de driepoot is omgetrokken en omgevallen, nog daargelaten of de constructie en de opstelling van de driepoot daarop mede van invloed zijn geweest.
Uit de bewijsmiddelen en de gedragingen zoals bewezenverklaard blijkt dat de verdachte heeft nagelaten voorzieningen te treffen voor een veilige bediening van de driepoot. De verdachte heeft nagelaten ervoor zorg te dragen of zich ervan te vergewissen dat instructies aanwezig of bekend zouden zijn, heeft nagelaten zich op voorhand op de hoogte te laten stellen van deze instructies, heeft geen toezicht en/of begeleiding door een ter zake deskundige laten plaatsvinden en heeft nagelaten zich ervan te vergewissen dat toezicht en/of begeleiding zou plaatsvinden. Het hof is van oordeel dat de verdachte daardoor verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig heeft gehandeld.
Daderschap rechtspersoon
De verweten gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon, zodat deze gedragingen aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Het hof heeft daarbij gelet op de eerdergenoemde omstandigheden en de aard van de gedragingen van diverse werknemers van de verdachte. Deze werknemers hebben het idee geopperd een driepoot te plaatsen, die driepoot besteld bij een relatie, aangewezen waar de driepoot moest worden geplaatst en de trektouwen van de driepoot aan de genodigden gegeven. Daarbij was geen van de betrokken werknemers bekend met het gebruik van de driepoot en is over het treffen van voorzieningen voor de veilige bediening van de driepoot door hen niet gecommuniceerd, terwijl het treffen van die voorzieningen – zoals hiervoor door het hof vastgesteld – wel binnen de verantwoordelijkheid van de verdachte viel. Ten slotte is uit de stukken van het dossier gebleken dat vaker dergelijke feestelijke evenementen werden gehouden bij (de start van) een bouwproject en dat de verdachte ervaring heeft met het organiseren van dergelijke gelegenheden, waardoor de gedragingen passen binnen de normale bedrijfsuitoefening van de verdachte.
Zwaar lichamelijk letsel [slachtoffer 2]
Maanden na het ongeval bleek dat [slachtoffer 2], bekend met het syndroom van Down, psychische stress had opgelopen, waaruit verslechtering van bestaande klachten en dagelijks functioneren is voortgevloeid. In de nasleep van het ongeval ondervond [slachtoffer 2] meer pijn en stijfheid in het gebied rond de nek en schouder, is hij gewicht verloren en had hij angst voor verlies van zelfstandig functioneren. Zijn huidafwijkingen in het kader van de psoriasis en klachten als gevolg van reuma namen toe. [slachtoffer 2] bleek minder goed te kunnen lopen en van begin oktober 2016 tot half maart 2017 was hij rolstoelafhankelijk. Door de toegenomen klachten had hij anders dan vóór het ongeval intensieve 24-uurs zorg nodig. Er is blijvende schade aangericht door de opvlammende gewrichtsontstekingen.
De medisch adviseur dr. [naam 6] heeft in een rapport over de toestand van [slachtoffer 2] verklaard dat het zeer waarschijnlijk is dat de stress van de pijn ten gevolge van de kneuzingen en de spierpijn (het hof begrijpt: die is ontstaan als gevolg van het ongeval) [slachtoffer 2] in een neerwaartse spiraal heeft geduwd. Het is waarschijnlijk dat het ongeval heeft geleid tot een opvlamming van de reuma en psoriasis met daardoor een zeer sterke achteruitgang in zijn functioneren door de daarbij optredende pijn, gewrichtsdysfunctie en aantasting. Arts voor verstandelijk gehandicapten dr. [naam 7] heeft verklaard dat een stressreactie bij mensen met Downsyndroom op een ‘life-event’ zoals het onderhavige vertraagd is en dat de lichamelijke en psychische klachten als gevolg daarvan dus pas maanden later kunnen optreden.
Het hof leidt uit het voorstaande af dat sprake is van een causaal verband tussen het ongeval, de stress als gevolg daarvan en de daaruit voortgevloeide verslechtering van bestaande klachten en dagelijks functioneren van [slachtoffer 2]. Gelet op de aard, omvang en duur van het letsel is het hof van oordeel dat dit letsel kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Partiële vrijspraken voor ‘medeplegen’ en ‘verstrekken van helmen’
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander, in het bijzonder het heibedrijf dat de driepoot heeft geplaatst, heeft gehandeld.
Daarvoor is het volgende van belang. De driepoot is besteld door de verdachte bij heibedrijf [bedrijf 1]. De driepoot is vervolgens door heibedrijf [bedrijf 2] geplaatst. De verdachte had geen reden de opstelling van de driepoot (de stabiliteit van de driepoot en de constructie daarvan) of de deskundigheid van het heibedrijf dat de driepoot heeft geplaatst in twijfel te trekken. Het gegeven dat het heibedrijf de verdachte niet van instructies had voorzien en daar evenmin door de verdachte naar was gevraagd maakt niet dat de verdachte als medepleger moet worden beschouwd.
Het hof zal de verdachte ook vrijspreken van het tiende gedachtestreepje (geen helmen aan de aanwezigen te verstrekken). Weliswaar staat vast dat de verdachte dit heeft nagelaten, maar anders dan tenlastegelegd heeft dit niet bijgedragen aan het omvallen van de driepoot en/of het neerkomen op de beide slachtoffers.
Slotsom
Alles bezien leidt het voorgaande tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het door haar schuld overlijden van slachtoffer [slachtoffer 1] en het door haar schuld veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij slachtoffer [slachtoffer 2], waarbij het hof de gedragingen bewezen acht zoals hierna vermeld. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in zoverre verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 juni 2016 te Amsterdam aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door als hoofdaannemer op een bouwterrein, gelegen aan [adres]:
- op dit bouwterrein (na werktijd) een evenement te laten plaatsvinden en
- voor dit evenement de opdracht te geven om een symbolische heipaalstelling (hierna: driepoot) te laten plaatsen en
- na te laten zich ervan te vergewissen dat toezicht door een ter zake deskundige op het gebruik van de driepoot plaatsvond ten tijde van het evenement en
- geen toezicht en/of begeleiding door een ter zake deskundige op het gebruik van de driepoot te laten plaatsvinden ten tijde van het evenement,
terwijl zij, verdachte, heeft nagelaten de benodigde maatregelen te treffen voor een veilige bediening van de driepoot door:
- na te laten zich op voorhand op de hoogte te laten stellen van de veiligheidsinstructies van de bediening van de driepoot en/of
- na te laten zich ervan te vergewissen dat de veiligheidsinstructies van de bediening van de driepoot bij de aanwezigen op het evenement bekend zouden zijn;
terwijl zij, verdachte, wist dat
- bij dit evenement (toekomstige) bewoner(s) en/of genodigden aanwezig zouden zijn en/of
- toekomstige bewoners en/of genodigden de driepoot zouden gaan bedienen, terwijl deze geen kennis hadden van de bediening van de driepoot
ten gevolge waarvan
- de aan de touwen trekkende aanwezigen naar achteren zijn gelopen bij het trekken en
- de aan de touwen trekkende aanwezigen het valblok tegen de rammelschijf hebben aangetrokken,
waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat voornoemde driepoot is omgevallen en omgetrokken en terechtgekomen op (het hoofd van) [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waardoor [slachtoffer 1] zodanig letsel, te weten schedelletsel/hersenletsel, heeft bekomen, dat voornoemde [slachtoffer 1] aan de gevolgen daarvan is overleden en waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, begaan door een rechtspersoon
en
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 40.000,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft in geval van strafoplegging benadrukt dat sprake is van een noodlottig incident en verzocht de aanwezigheid van de personen met een beperking niet als strafverzwarend te laten gelden. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat het verwijt van afstandelijkheid en het gebrek aan een menselijker houding van de verdachte niet op zijn plaats is en ten onrechte door de rechtbank in de strafmaat is meegenomen. Verder verzoekt de raadsman rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op haar bouwterrein een evenement laten plaatsvinden ten behoeve van de feestelijke start van een woonvoorziening, waarbij door een medewerker van de verdachte een historische heistelling (driepoot) is besteld in verband met het slaan van de eerste paal door toekomstige bewoners van de woonvoorziening. Op het moment dat de aanwezigen aan de touwen gingen trekken, viel de driepoot om. De driepoot kwam terecht op de hoofden van twee aanwezigen, als gevolg waarvan een van hen is overleden en de ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het valt verdachte als hoofdaannemer te verwijten dat de driepoot door onjuiste bediening daarvan is omgevallen. Op het evenement was niemand aanwezig die wist hoe de driepoot veilig bediend moest worden. De verdachte had ervoor moeten zorgen dat instructies over het gebruik van de driepoot aanwezig of bekend zouden zijn of ervoor moeten zorgen dat bij het bedienen van de driepoot begeleiding of toezicht door een ter zake deskundige zou plaatsvinden, maar heeft dit nagelaten. De nalatigheid van de verdachte heeft zeer ernstige gevolgen gehad. Aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer is onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Ook het andere slachtoffer is veel leed toegebracht als gevolg van het zwaar lichamelijk letsel dat hij heeft opgelopen.
Als straf is ten aanzien van de verdachte, zijnde een rechtspersoon, alleen een geldboete aangewezen. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft het hof gelet op het wettelijk strafmaximum zoals deze gold op de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit. Voor strafbare feiten als het onderhavige geldt dat een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd. Dit komt neer op een geldboete van € 20.500,00. Het hof is van oordeel dat deze boetecategorie een passende bestraffing toelaat gelet op de relatieve ernst van de nalatigheid van de verdachte (ten opzichte van de zeer ernstige gevolgen). Het hof ziet dan ook geen aanleiding aansluiting te zoeken bij de naastgelegen boetecategorie in verband met het feit dat de verdachte een rechtspersoon is. In dat oordeel ligt besloten dat het hof de vordering van de advocaat-generaal te zwaar vindt.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 20.000,00, passend.
Het hof constateert echter dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is geschonden. Gelet daarop zal het hof € 1.000,00 in mindering brengen op de op te leggen straf, zodat in plaats van een geldboete van € 20.000,00 een geldboete van € 19.000,00 zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 55, 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 19.000,00 (negentienduizend euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. P. Greve en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 oktober 2021.
Mr. Van der Wijngaart en mr. Van Gennip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]