ECLI:NL:GHAMS:2021:2870

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
23-001850-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging van een motorfiets met bewijsvoering op basis van camerabeelden en staandehouding van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal in vereniging van een motorfiets, merk Ducati, die op 26 april 2020 te Amsterdam was gestolen. De verdachte werd kort na de diefstal aangetroffen in het bezit van de motorfiets, zonder een aannemelijke ontlastende verklaring te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de motorfiets heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen.

De bewijsvoering was gebaseerd op camerabeelden die de diefstal documenteerden en de staandehouding van de verdachte, die werd aangetroffen in een bestelbus waarin de gestolen motorfiets zich bevond. De verdachte had geen consistente verklaring voor zijn aanwezigheid in de bus en de omstandigheden rondom de diefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal in vereniging, en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een taakstraf van 120 uren op, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de overlast die diefstal veroorzaakt en de financiële schade voor het slachtoffer. De verdachte werd als 'first offender' aangemerkt, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001850-20
datum uitspraak: 14 september 2021
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-114060-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets (merk: Ducati, type Diavel) ((Fins)kenteken: [kenteken 1]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiairhij op of omstreeks 26 april 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een motorfiets (merk: Ducati, type Diavel) ((Fins)kenteken: [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de primair tenlastegelegde diefstal bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er geen enkel concreet bewijs is dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal van de motor heeft gepleegd. De verklaring van de verdachte is niet onaannemelijk, omdat deze niet wordt weersproken door bewijsmiddelen in het dossier.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte en een nadere verklaring van de aangever, [slachtoffer], blijkt dat deze zijn motorfiets van het merk Ducati op 25 april 2020 om 23:50 uur voor de deur van zijn woning op het adres [adres 2], op de hoek van het [adres 3] heeft geparkeerd en dat hij op 26 april 2020 om 12:00 uur tot de ontdekking kwam dat deze was verdwenen.
De aangever heeft camerabeelden van de beveiligingscamera voor zijn woning aangeleverd. Hij heeft hierover verklaard dat de camera slechts beelden opslaat wanneer er beweging is en dat de tijdstippen die bij de beelden staan aangegeven automatisch worden gesynchroniseerd via het internet. Het hof ziet geen reden om aan deze mededeling te twijfelen. De politie heeft de bewegende beelden gezien en hiervan afdrukken, zogeheten “stills”, in het proces-verbaal opgenomen. Uit de beschrijving van die beelden en de stills maakt het hof op dat de camera is gericht op de hoek van de [adres 3]. De motorfiets is niet te zien. Uit de bij de nadere verklaring van de aangever gevoegde foto maakt het hof op dat de motorfiets in de [adres 3] stond.
Op een still van de beelden met datum 26 april 2020 en tijdstip 03:01 uur is te zien dat drie mannen, met een capuchon op, vanaf het [adres 3] inlopen
Op een tweede still met tijdstip 03:09 uur is te zien dat twee personen, die door de politie aan de hand van de kleding herkend zijn als twee van de drie personen in de eerste still, vanaf het [adres 3] inlopen. Een witte bus, die uit dezelfde richting komt als de twee personen, rijdt stapvoets naast de twee personen mee. Zowel de twee personen als de bus gaan de [adres 3] in. Politieambtenaren hebben geconstateerd dat deze bus voor wat betreft de vorm, grootte en spiegels gelijkenissen vertoont met een Mercedes Benz Vito.
Kort daarna, omstreeks 03:15 uur is de verdachte staande gehouden door de verbalisant [verbalisant] op de Blauwburgwal, terwijl hij een witte bestelbus van het merk Mercedes-Benz Vito met kentekennummer [kenteken 2] bestuurde. De plaats van staandehouding is niet ver van de plaats van de diefstal. De verdachte kwam, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], aanrijden over de Herengracht vanuit de richting van de Raadhuisstraat.
In het laadgedeelte van de bus bevond zich de motorfiets van het merk Ducati van [slachtoffer].
Nu de beelden van de aangever geen andere bewegingsactiviteit hebben geregistreerd dan de hierboven uit de beveiligingsbeelden blijkende, stelt het hof vast dat de motorfiets van de aangever omstreeks 03:09 uur is gestolen door ten minste drie personen, die de motorfiets hebben ingeladen in een witte bestelbus van het merk Mercedes-Benz Vito, met kentekennummer [kenteken 2].
Daarmee staat vast dat de verdachte ongeveer 6 minuten na de diefstal staande is gehouden terwijl hij, op een afstand van ongeveer 700 meter van de plaats-delict, de bestelbus bestuurde waarmee de diefstal van de motorfiets van [slachtoffer] is gepleegd.
In de bus is ook een zwarte Eastpak rugtas aangetroffen, die eigendom is van de verdachte. Deze tas bevatte diverse stukken gereedschap, waaronder een slijptol. De verdachte bleek, na gefouilleerd te zijn, zwarte werkhandschoenen bij zich te dragen.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte kort na de diefstal is aangetroffen in een bus die bij deze diefstal is gebruikt, waarbij zich in deze bus de gestolen motor bevond en hij bovendien een werktuig bij zich had dat bruikbaar kan zijn bij een diefstal.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen in beginsel de conclusie dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal in vereniging en dat hij daarbij een significante rol heeft gehad.
Hierbij betrekt het hof dat de verdachte voor deze feiten en omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft afgelegd. Bij het politieverhoor op 26 april 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij op straat in Amsterdam een vriend tegenkwam die in de witte bestelbus reed. De verdachte is bij hem ingestapt waarna zij naar een hotel in Amsterdam zijn gereden. Nadat zij bij dit hotel waren aangekomen, is de verdachte de bus gaan parkeren en werd hij aangehouden. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij de vriend met de bus tegenkwam bij een hotel in Amsterdam-West en dat hij vervolgens de bus is gaan parkeren. Over de gevonden Eastpak verklaart hij beide keren dat hij deze eerder was verloren en dat deze toevallig in de bus lag.
De verklaring van de verdachte acht het hof niet consistent en ook overigens ongeloofwaardig, gelet op het tijdstip van de ontmoeting en het toeval waarmee de verdachte de aanwezigheid van de rugzak verklaart. Het scenario dat de verdachte schetst, strookt ook niet met het door het hof vastgestelde (korte) tijdsverloop tussen de diefstal en de staande houding van de verdachte en wordt weersproken door de bevindingen van verbalisant [verbalisant], die vermeldt dat hij ‘de verdachte over de Herengracht had zien rijden vanaf de Raadhuisstraat tot aan de Blauwburgwal en dat er meerdere parkeermogelijkheden waren en dat hij hier geen gebruik van had gemaakt.’. Het hof is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van de motorfiets van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een motorfiets (merk: Ducati, type Diavel) (Fins kenteken: [kenteken 1]), die toebehoorde aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft bepleit dat het hof, bij een veroordeling, zal volstaan met oplegging van een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan het stelen van een motorfiets. Diefstal veroorzaakt doorgaans veel overlast, zeker als het om vervoermiddelen gaat, en brengt voor slachtoffers financiële schade met zich. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor diefstal van een geparkeerde motorfiets (door braak/verbreking) wordt daarin voor een
first offendereen taakstraf voor de duur van 120 uur genoemd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 augustus 2021 van de verdachte blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict, zodat hij als een ‘first offender’ wordt aangemerkt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Hoewel geen sprake is van diefstal met braak/verbreking acht het hof, met name gelet op georganiseerde wijze waarop het bewezenverklaarde feit is gepleegd, geen lichtere straf op zijn plaats dan de hiervoor bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.M.D. Aardema en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2021.
mr. N. van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.