In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal in vereniging van een motorfiets, merk Ducati, die op 26 april 2020 te Amsterdam was gestolen. De verdachte werd kort na de diefstal aangetroffen in het bezit van de motorfiets, zonder een aannemelijke ontlastende verklaring te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de motorfiets heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen.
De bewijsvoering was gebaseerd op camerabeelden die de diefstal documenteerden en de staandehouding van de verdachte, die werd aangetroffen in een bestelbus waarin de gestolen motorfiets zich bevond. De verdachte had geen consistente verklaring voor zijn aanwezigheid in de bus en de omstandigheden rondom de diefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal in vereniging, en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.
De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een taakstraf van 120 uren op, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de overlast die diefstal veroorzaakt en de financiële schade voor het slachtoffer. De verdachte werd als 'first offender' aangemerkt, wat invloed had op de strafmaat.