ECLI:NL:GHAMS:2021:2869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
23-000429-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en bewezenverklaring mishandeling met taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot de conclusie gekomen dat de openlijke geweldpleging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er was onvoldoende bewijs dat het geweld in een samenwerkingsverband heeft plaatsgevonden. De verdachte is echter wel schuldig bevonden aan de mishandeling van twee slachtoffers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte [benadeelde 1] heeft geslagen en [benadeelde 2] meermalen heeft geslagen, wat wettig en overtuigend bewezen is geacht. De stelling van de raadsvrouw dat er sprake was van noodweer is verworpen, omdat er geen bewijs was van een aanval op de verdachte. De verdachte is als 'first offender' aangemerkt en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het handelen van de verdachte en de schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000429-20
datum uitspraak: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-288195-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Beverwijk openlijk, te weten, op de Breestraat en/of Zeestraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] door
- die [benadeelde 1] meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam te slaan en/of trappen en/of
- die [benadeelde 2] meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of lichaam te trappen en/of slaan
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 augustus 2019 te Beverwijk, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft mishandeld door
- die [benadeelde 1] een- of meerm(a)l(en) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam te slaan en/of trappen en/of
- die [benadeelde 2] een of meerm(a)al(en), in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of lichaam te trappen en/of slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

Het hof is, met de raadsvrouw, van oordeel dat de tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat het geweld dat de verdachte heeft gepleegd in een samenwerkingsverband heeft plaatsgevonden. Daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.

Bewijsoverweging subsidiair tenlastegelegde

Het hof leidt uit de bewijsmiddelen, in samenhang bezien, af dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het slaan van [benadeelde 1] en het meermalen slaan van [benadeelde 2] als bedoeld in de tenlastelegging. De door de raadsvrouw genoemde inconsistenties in de bewijsmiddelen voor zover deze – bijvoorbeeld – betrekking hebben op de beschrijving van de kleding die de verdachte zou hebben gedragen zijn niet van dusdanig wezenlijk belang dat die aanleiding zouden geven tot een ander oordeel. De verdachte is immers door beide aangevers aangewezen als de man die hen had geslagen, terwijl politieambtenaren bovendien hebben gezien dat de verdachte aangever [benadeelde 2] meerdere malen met gebalde vuist in het gezicht sloeg.
Nu in het dossier, waaronder begrepen de waarnemingen van de politie en diverse getuigenverklaringen, waarvan het hof voor de beoordeling van het tenlastegelegde uitgaat, geen concreet aanknopingspunt kan worden gevonden dat sprake was van een aanval op de verdachte waartegen hij zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen, verwerpt het hof de stelling van de raadsvrouw dat sprake was van noodweer.
Het subsidiair tenlastegelegde wordt derhalve wettig en overtuigend bewezen geacht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 augustus 2019 te Beverwijk, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft mishandeld door
- die [benadeelde 1] tegen het gezicht te slaan en
- die [benadeelde 2] meermalen tegen het gezicht te slaan.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof gaat er op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, van uit dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Derhalve is evenmin sprake geweest van een situatie waarin de verdachte met vrucht een beroep kan doen op noodweerexces.
De verdachte is strafbaar, omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een veroordeling zal worden volstaan met een taakstraf, waarvan een deel voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tijdens de feestweek in Beverwijk schuldig gemaakt aan de mishandeling van de slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Hij heeft [benadeelde 1] met zijn vuist in het gezicht geslagen. [benadeelde 2] heeft hij meermalen met gebalde vuist in het gezicht geslagen, terwijl het slachtoffer op de grond lag en hij bovenop hem zat. Hierdoor heeft de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers gemaakt. Deze feiten, die zijn gepleegd tijdens een drukbezocht feest, kunnen bovendien bijdragen aan gevoelens van onrust in de samenleving.
Gelet op de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 augustus 2021 is de verdachte nog niet eerder veroordeeld, zodat hij wordt aangemerkt als een zogeheten ‘first offender’.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis hiervan geldt voor “eenvoudige mishandeling” – kort gezegd – zonder wapen een geldboete als uitgangspunt.
De intensiteit en agressiviteit die onder meer blijkt uit de manier waarop de verdachte [benadeelde 2] – terwijl deze op de grond lag – heeft geslagen, geeft het hof echter aanleiding een zwaardere straf op te leggen. Hierbij weegt het hof bovendien zwaar mee dat in deze zaak sprake is van twee mishandelingen.
Nu het hof minder bewezen verklaart dan de advocaat-generaal bewezen acht en voor het hof onvoldoende vast is komen te staan dat het letsel dat de beide slachtoffers hebben ondervonden door (louter) het toedoen van de verdachte is ontstaan, komt het tot een veel lagere straf dan door de advocaat-generaal geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.193,08. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Vast staat dat er bij de benadeelde partij sprake is van letsel. Het hof heeft echter thans onvoldoende informatie tot zijn beschikking om vast te kunnen stellen dat een causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de materiële schade en het letsel van de benadeelde partij. Daarbij weegt mee dat behalve de verdachte ook anderen geweld hebben gebruikt. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij thans niet in de vordering kan worden ontvangen. Deze kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 23.526,39. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Vast staat dat er bij de benadeelde partij sprake is van letsel. Het hof heeft echter onvoldoende informatie tot zijn beschikking om vast te kunnen stellen dat een causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de materiële schade en het letsel van de benadeelde partij. Daarbij weegt mee dat behalve de verdachte ook anderen geweld hebben gebruikt. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij thans niet in de vordering kan worden ontvangen. Deze kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. C.N. Dalebout en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2021.
mr. N. van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.