In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot de conclusie gekomen dat de openlijke geweldpleging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er was onvoldoende bewijs dat het geweld in een samenwerkingsverband heeft plaatsgevonden. De verdachte is echter wel schuldig bevonden aan de mishandeling van twee slachtoffers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte [benadeelde 1] heeft geslagen en [benadeelde 2] meermalen heeft geslagen, wat wettig en overtuigend bewezen is geacht. De stelling van de raadsvrouw dat er sprake was van noodweer is verworpen, omdat er geen bewijs was van een aanval op de verdachte. De verdachte is als 'first offender' aangemerkt en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het handelen van de verdachte en de schade.