In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor een bedrijfsinbraak die plaatsvond op 23 juli 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van kluizen en geldbedragen uit een restaurant, toebehorende aan [benadeelde] B.V. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarbij hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 augustus 2021 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de herkenning van de verdachte door de verbalisanten onvoldoende bewijswaarde heeft, omdat de betrouwbaarheid van deze herkenning niet kan worden getoetst. Het hof heeft echter de verklaringen van de verbalisanten, die de verdachte op basis van camerabeelden hebben herkend, als betrouwbaar beoordeeld. De verbalisanten hebben gedetailleerd verklaard over hun eerdere ontmoetingen met de verdachte en hebben de herkenning bevestigd aan de hand van de beelden.
Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde diefstal door twee of meer verenigde personen. De eerdere veroordeling van de verdachte voor vermogensdelicten is meegewogen in de strafmaat. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op acht weken, waarbij het vonnis van de politierechter is vernietigd. Daarnaast is de benadeelde partij [benadeelde] B.V. niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen.