Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ,
2. [X] HOLDING B.V.,
3. GROND & VASTGOED PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
betaling van een geldbedrag van € 10.000,- vóór 7 augustus 2017 op rekening van verkoper (…) en daarnaast
levering door Koper van 30.000 kwh aan nieuwe zonnepanelen met randapparatuur voor het omzetten van de zonne-energie naar het stroomnet (…) en daarnaast
het Verkochte kopen als cultuurgrond en een beroep doen op en zich richten naar de vrijstelling overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, eerste lid, onder q Wet op belastingen van rechtsverkeer welke afwijkt van wat men in de eerste koopovereenkomst cultuurgrond artikel 2 lid 3 en artikel 5 lid 2 is overeengekomen; en daarnaast
gebruik van het Verkochte gedurende het jaar 2018 om niet.
Verkoper mag de onroerende zaken als bedoeld in de Koopovereenkomst Cultuurgrond d.d. 22 december 2016/28 december 2016 om niet in gebruik houden voor agrarische doeleinden, zolang de bestemming van de betreffende cultuurgrond niet zodanig is gewijzigd dat Koper de cultuurgrond kan bestemmen voor het doel waarvoor Koper de cultuurgrond heeft gekocht, waarbij geldt dat Verkoper en Koper in de aanvulling Koopovereenkomst Cultuurgrond d.d. 25 juli 2017 reeds zijn overeengekomen dat dit gebruik om niet in elk geval zal voortduren gedurende het jaar 2018 en daarna tot het moment dat Koper de Cultuurgrond daadwerkelijk kan aanwenden voor het doel waarvoor Koper de Cultuurgrond heeft gekocht; en daarnaast
Koper zal aan Verkoper vanaf 1 november 2017 tot het moment van de Overdracht een rentevergoeding betalen van 5% over de Koopsom, derhalve € 9.750,- per maand voor elke maand dat de Overdracht niet heeft plaatsgevonden – een gedeelte van een maand te zien als een maand en wel vóór de 1e van de maand, voor het eerst op 1 november 2017; en daarnaast
indien na de levering Koper op enig moment mocht besluiten de cultuurgrond of enig gedeelte daarvan te verkopen of anderszins over te dragen aan een derde, dan is Koper gehouden Verkoper van dit voornemen in kennis te stellen door middel van een aangetekende brief. Verkoper heeft het voorkeursrecht van koop de grond dan te verwerven tegen de agrarische waarde. Dit voorkeursrecht van koop houdt in dat Koper Verkoper in de gelegenheid dient te stellen een uiterst bod van een derde over te nemen vóór Koper een overeenkomst sluit met een derde. Daartoe dient Koper Verkoper alsdan een termijn te gunnen van minimaal 8 dagen bedenktijd. Indien Koper tekort schiet in zijn verplichtingen aangaande het voorkeursrecht van koop, dan verbeurt Koper aan Verkoper een niet voor matiging vatbare boete ter grootte van 10% van de koopprijs, onverminderd het recht van Verkoper om algehele vergoeding van haar schade te vorderen.
, waardoor Koper[hof: ‘inmiddels’ is toegevoegd in het concept van 26 april 2018]
in de gefixeerde boete is vervallen. Verkoper en Koper stellen bij deze vast dat genoemde waarborgsom als gefixeerde schadevergoeding is vervallen aan Verkoper, waarvoor bij deze kwijting wordt verleend.
3.Beoordeling
grief Ivoeren [appellanten] , in reactie op rov. 2.1 van het bestreden eindvonnis, aan dat [geïntimeerden] niet ‘gelieerd zijn’ aan [de onderneming] (hierna: [de onderneming] ), een onderneming die zich bezig houdt met de realisatie, exploitatie en verkoop van (grootschalige) zonneparken. [appellanten] hebben geen belang bij behandeling van deze grief. Niet gebleken is dat het al dan niet aanwezig zijn van een band tussen [de onderneming] en [geïntimeerden] relevant is voor de beoordeling van het geschil tussen partijen. De grief is overigens opmerkelijk omdat [appellanten] zelf in hun memorie van grieven een aantal malen juist het bestaan van een dergelijke band hebben gesteld. Grief I heeft geen succes.
grieven II tot en met VI en VIII tot en met Xrichten [appellanten] zich tegen dit onderdeel van het bestreden eindvonnis, waarin het verweer van [geïntimeerden] is gehonoreerd. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. [appellanten] betogen dat partijen in de overeenkomst niet hebben voorzien in de gevolgen van een mogelijke ontbinding van de koopovereenkomst. De boetes waarin de Aanvullingen I, II en III voorzagen hadden alleen betrekking op
vertragingvan de levering (het niet nakomen van de leveringsdatum) en niet op het geheel uitblijven van de levering. In geen van deze aanvullingen zijn de gevolgen geregeld van een ontbinding van de koopovereenkomst. In de brieven van 9 en 25 juli 2018 wordt dit bevestigd door de advocaat van [appellanten] Dit betekent volgens [appellanten] dat [geïntimeerden] , naast de reeds betaalde boete wegens vertraging, ook nog gehouden zijn de schade te vergoeden wegens niet-nakoming, welke schade op z’n minst bestaat uit het verschil tussen de overeengekomen koopsom (€ 2.600.000,00) en de beste prijs die [appellanten] voor de landbouwgrond kunnen krijgen. Zij wijzen erop dat ook voor het overige de gevolgen voor [appellanten] groot waren omdat zij door de tekortkoming niet hun bedrijf konden verplaatsen en vergroten.
vertragingsschade, zoals [appellanten] stellen. Integendeel, het bedrag (10% van de koopsom) wordt in aanvulling I aangeduid als waarborgsom, welke waarborgsom ‘
als een niet voor rechterlijke matiging vatbare gefixeerde boete ad € 260.000,00 door Koper aan Verkoper vervallen[zal]
zijn’indien de overdracht ‘
niet op uiterlijk 7 augustus 2017 heeft plaatsgevonden’. De voorwaarde voor het verschuldigd raken van de boete omvat dus niet alleen te late overdracht, maar ook in het geheel geen overdracht. In de aanvullingen II en III worden ten aanzien van dit bedrag van € 260.000,00 exact dezelfde bewoordingen gebruikt als in de koopovereenkomst. Er wordt geen koppeling gemaakt met vertragingsschade. In de tekst van de koopovereenkomst en de Aanvullingen I, II en III is dan ook geen aanknopingspunt te vinden voor de juistheid van het standpunt van [appellanten] , inhoudende dat partijen in die overeenkomsten expliciet zijn afgeweken van artikel 6:92 lid 2 BW.
vertragingsschade wel expliciet wordt gemaakt ten aanzien van andere overeengekomen compensatie, zoals in Aanvulling II. Onder punt 5 van Aanvulling II staat vermeld dat verkoper ‘
voor de schade die vanwege de opgeschoven datum van Overdracht wordt geleden’wordt gecompenseerd door - samengevat - betaling van een bedrag van € 10.000,00, levering van nieuwe zonnepanelen, een beroep op vrijstelling van overdrachtsbelasting en gebruik van het verkochte om niet. Onder punt 6 van Aanvulling III staat vermeld:
‘Verkoper zal Koper voor de schade die vanwege de wederom opgeschoven datum van Overdracht als volgt compenseren’, welke woorden worden gevolgd door opnieuw verschillende vormen van compensatie (gebruik om niet, het betalen van een maandelijkse rentevergoeding, voorkeursrecht van koop). Verder is in Aanvulling III expliciet opgenomen dat [appellanten] zich het recht voorbehouden om van [geïntimeerden] algehele vergoeding van schade te vorderen indien [geïntimeerden] tekort schieten bij de naleving van hun verplichtingen aangaande het voorkeursrecht van koop van [appellanten] Een dergelijk voorbehoud ontbreekt ten aanzien van niet-naleving van de plicht tot afname van de gronden.
grief III, waarmee [appellanten] , naar voren hebben gebracht dat [geïntimeerden] c.sgeen tegen taxatie of tegenberekening in het geding hebben gebracht, geen succes heeft. Hetzelfde lot treft
grief XI, die gericht is tegen de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten inzake de schadevergoeding.
grief VIIbetogen [appellanten] dat [geïntimeerden] in strijd met hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis had bepaald niet zijn verschenen bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg. De grief is gericht tegen 3.2 van het dictum van het tussenvonnis. [appellanten] hebben echter bekrachtiging van dat vonnis gevraagd. Reeds daarom heeft de grief geen succes.
grief XIIklagen [appellanten] erover dat de rechtbank het bestreden eindvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Dit standpunt berust op een onjuiste lezing van het vonnis door [appellanten] aangezien in punt 7.4 dat vonnis wel degelijk uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Grief XII is vergeefs aangevoerd.
grief XIIIkomen [appellanten] op tegen de beslissing van de rechtbank, in conventie, om de proceskosten te compenseren. Aangezien alle grieven van [appellanten] in principaal hoger beroep worden verworpen, blijft de conclusie van de rechtbank dat elk van partijen in conventie op enig punt in het ongelijk is gesteld overeind. Er is daarom geen grond om [geïntimeerden] te veroordelen in de proceskosten van het geding in conventie. Grief XIII kan daarom niet slagen.