Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
1.Inleiding van het geding in hoger beroep
2.Feiten
grieven I-IVgedeeltelijk betwist. Het hof zal met deze grieven rekening houden bij de vaststelling van de feiten die voor de beoordeling van het hoger beroep relevant zijn. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.Beoordeling
- tussen partijen de scheiding en deling vastgesteld van de eenvoudige gemeenschap bestaande uit de gezamenlijke eigendom van de woning aan de [adres 3] in die zin dat de eigendom volledig aan [geïntimeerde sub 1] wordt toebedeeld, tegen gelijktijdige betaling van [geïntimeerde sub 1] aan [appellant] van 1/3 gedeelte van de getaxeerde waarde;
- [geïntimeerde sub 1] veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een door de rechtbank vastgestelde jaarlijkse gebruiksvergoeding met betrekking tot de [adres 3] ;
- [geïntimeerde sub 1] veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording ten aanzien van de door genoemde gemeenschap genoten huuropbrengsten sinds 2006 en tot betaling van 1/3 gedeelte daarvan aan [appellant] .
behalve voor wat betreft de verdeling van de gemeenschap bestaande in de woning met aanhorigheden aan de [adres 3].” Voorts heeft [appellant] in die memorie gevorderd dat het hof een bevel geeft aan [geïntimeerde sub 1] om over te gaan tot kort gezegd, scheiding en deling van de nog tussen partijen bestaande gemeenschap met betrekking tot het woonhuis [adres 4] .
Wat betreft de verdeling en afwikkeling van de afgesplitste gemeenschap ( [adres 3] ) heeft de eerste rechter een beslissing gegeven waar[ [appellant] ]
zich op zich in kan vinden.” Hierop terugkomen acht het hof in strijd met de goede procesorde (art. 353 lid 1 Rv juncto art. 130 Rv). De conclusie luidt dat de eiswijziging voor zover deze ziet op de [adres 3] buiten beschouwing wordt gelaten. De daarmee samenhangende vordering zal worden afgewezen.
Dit wordt niet meer in deze procedure gevorderd.”. Deze formulering laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Ter zitting is deze eisvermindering desgevraagd bevestigd. In het proces verbaal van de zitting is dit niet duidelijk weergegeven. In het proces-verbaal staat: “
Van de zijde van appellant wordt de eerste vordering, zoals geformuleerd in de akte eiswijziging, ingetrokken.” De zakelijke weergave van hetgeen op dit punt is besproken moet zijn: “
Van de zijde van appellant wordt de vordering in de dagvaarding in hoger beroep mbt [adres 4] , zoals geformuleerd in de akte eiswijziging, ingetrokken.”
grieven I – IVgeen nadere bespreking. Voor zover in die grieven punten aan de orde worden gesteld die voor de verdere bespreking van belang zijn, zal het hof daarmee in de volgende overwegingen rekening houden.
Grief Vbehoeft niet nader te worden besproken, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen.
Grief VIricht zich tegen rechtsoverweging 4.15 van het vonnis waarin, kort gezegd, wordt overwogen dat er ten aanzien van de [adres 2] tussen partijen finaal is afgerekend. Volgens [appellant] bestond geen afzonderlijke gemeenschap, maar is er ook nadat de verkoopopbrengst van de [adres 2] was afgerekend, tussen partijen een gemeenschap blijven bestaan. Er was geen akte van verdeling, er is destijds geen kwijting verleend en er was geen finale eindafrekening. De betaling aan [appellant] van een bedrag van € 469.333,333 moet worden gezien als een voorschot, dat moet worden meegenomen in de verrekening bij een eindafrekening die nog moet plaatsvinden. De aankoop van de [adres 3] is volledig gefinancierd met de opbrengst van de [adres 2] , dat op zijn beurt volledig is gefinancierd uit de opbrengst van [adres 4] . Met de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de [adres 3] is slechts een gedeelte van de bestaande gemeenschap verdeeld. Voor het overige moet dit nog plaatsvinden. Daarbij moet [geïntimeerde sub 1] verantwoording afleggen over de verkoopopbrengst van [adres 4] en over het bedrag dat [geïntimeerde sub 1] ten laste van de opbrengst van [adres 4] aan de aankoop van de [adres 2] heeft besteed. Voorts moet [geïntimeerde sub 1] inlichtingen geven over een Duitse belegging en bewijs leveren van tussentijdse betalingen. Aan deze stellingen heeft [appellant] onder meer ten grondslag gelegd dat de volledige aankoopsom van de [adres 2] is voldaan uit de verkoopopbrengst en het rendement van [adres 4] , dat volledig eigendom was van [appellant] . [geïntimeerde sub 1] heeft niet meebetaald aan de aankoop van de [adres 2] , maar is daarvan wel “
op miraculeuze wijze” voor 2/3 gezamenlijk eigenaar geworden. Er resteert een bedrag van € 363.203,60 dat niet aan [geïntimeerde sub 1] maar aan [appellant] toekomt en dat in de verdeling moet worden betrokken, aldus nog steeds [appellant] .