ECLI:NL:GHAMS:2021:2717

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
23-000472-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 900 gram amfetamine en 12 gram MDMA op 14 mei 2019 te Wormer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde feit, waarbij het hof de tenlastelegging heeft verbeterd waar nodig zonder de verdachte in zijn verdediging te schaden. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, wat een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. Ondanks de ernst van het feit, heeft het hof rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn werk en de verwachting van een kind. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 150 uren op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren, om de verdachte te stimuleren een bestaan op te bouwen en hem te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De op te leggen straffen zijn gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000472-20
datum uitspraak: 9 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-166939-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (voorheen: [geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 augustus 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2019 te Wormer, gemeente Wormerland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 900 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 mei 2019 te Wormer, gemeente Wormerland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 900 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 12 gram van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om bij de strafoplegging – onder andere – rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, dat de verdachte zijn woning ten gevolge van het onderhavige feit is kwijtgeraakt en de nadelige (psychische) gevolgen die het feit voor de verdachte hebben gehad. Op dit moment heeft de verdachte zijn leven op orde, hij heeft zicht op een vaste baan en de partner van de verdachte is in verwachting. Indien aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, raakt hij zijn werk en woning kwijt, met alle gevolgen van dien. De raadsvrouw heeft het hof verzocht om aan de verdachte een taakstraf, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid MDMA. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid amfetamine moet deze bestemd zijn geweest voor de (verdere) verkoop en verspreiding. Het gebruik en de verspreiding van harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van (andere) criminaliteit, onder andere doordat de gebruikers van deze drugs vermogensdelicten plegen om in hun verslaving te voorzien.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die voor het opzettelijke bezit van soortgelijke hoeveelheden harddrugs door rechters worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de LOVS-oriëntatiepunten. In deze oriëntatiepunten is ten aanzien van de bewezenverklaarde hoeveelheid harddrugs, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden als uitgangspunt vermeld. Het hof acht daarom in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd. Toch zal het hof daar om de volgende redenen niet voor kiezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zijn leven op orde heeft en heeft hij zich ook gemotiveerd getoond wat van zijn leven te maken. De verdachte werkt momenteel via een uitzendbureau fulltime in een [werk], waar hij uitzicht heeft op een vaste aanstelling. Hij heeft een vast inkomen en woont samen met zijn vriendin in een nieuwe woning. In december verwachten zij een [kind]. Het hof acht het niet wenselijk dat deze positieve ontwikkelingen worden doorkruist door een strafoplegging die vrijheidsbeneming met zich brengt. Door een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onderstreept het hof de ernst van het feit en wil het hof de verdachte stimuleren een bestaan op te bouwen en hem ervan weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. Mocht de verdachte zich gedurende de proeftijd toch wederom schuldig maken aan enig strafbaar feit, dan kan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd. Hij dient zich dat goed te realiseren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. N. van der Wijngaart en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 september 2021.
mr. N. van der Wijngaart en mr. R.P. den Otter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.