Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
A. tot betaling aan [appellante] van een billijke vergoeding van € 75.000,-, waarvan € 10.000,- netto aan te merken als immateriële vergoeding en € 65.000,- bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
B. tot betaling van € 5.277,44 bruto wegens achterstallig salaris, te vermeerderen met vakantietoeslag en de wettelijke verhoging van 50%, zijnde een bedrag van
C. tot betaling van € 13.130,55 inclusief btw wegens vermogensschade (kosten rechtsbijstand);
D. tot betaling van € 542,13 bruto ter zake pro resto transitievergoeding;
Hierbij informeren wij u dat rechtens is komen vast te staan dat [appellante] ten aanzien van de op non actiefstelling en haar ontslag geen enkel verwijt valt te maken.”;
2.Feiten
grief 1bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de feiten onder 1.8, 1.9, 1.14, 1.16 en 1.18 tot en met 1.20. Voor zover van belang zal het hof daarmee hierna rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
De afgelopen maanden heeft de vertrouwenspersoon een aantal medewerkers van KinderRijk begeleid en geadviseerd in hun klachten rondom ongewenste omgangsvormen.(…)
1. evaluatie van de providersboog van de bedrijfsarts, vertrouwenspersoon etc.;
In een deel van de gesprekken is het gedrag van het managementteam aan de orde gekomen en was er veel kritiek op drie van de vier huidige MT-leden. Het betrof veelal vooral beleidsmatige beslissingen en de enorme druk die men heeft ervaren door het tempo van de veranderingen. Ten aanzien van het gedrag van een van deze leden t.w. [appellante] zijn er veel meer specifieke gedragsuitingen benoemd die varieerden van een ongemakkelijk gevoel door de wijze waarop [appellante] communiceerde, tot het zich ronduit bedreigd en geïntimideerd voelen door haar. De volgende bewoordingen werden -letterlijk- door hen gebruikt: “.... ontoelaatbaar, indiscreet, kwaadsprekerij of roddeltante, grof taalgebruik en veelal seksueel getinte opmerkingen, onbetrouwbaar, gestoord gedrag en een gek..”. De informatie die mij bereikte van een van de respondenten nog wat later in het onderzoek, was dusdanig ernstig van aard dat het onverbloemd duidde op seksuele intimidatie en bedreiging vanuit een hiërarchisch hogere functie naar een medewerkster toe, dus door [appellante] naar een van de locatiemanagers. Dit was voor mij aanleiding om tussentijds met de RvB in overleg te gaan en haar te adviseren [appellante] in ieder geval te horen over deze expliciete beschuldigingen. De belofte van absolute geheimhouding mijnerzijds naar de respondenten toe heeft ertoe geleid dat zij deze informatie met mij hebben gedeeld, maar er heerst onder deze medewerkers een fikse mate van angst voor [appellante] . Dat lijkt ook een van de redenen waarom het merendeel niet naar voren wil komen om de door hen beschreven gebeurtenissen openlijk te herhalen. Zelfs nu er binnen de organisatie bekend is geworden dat [appellante] op het moment thuis zit, krijg ik reacties waarbij er weliswaar sprake is van opluchting en reacties als:...”dat werd hoog tijd”..en ..“eindelijk doet iemand iets”, maar ook spreekt er nog steeds angst uit de reacties voor wat [appellante] eventueel nog zou kunnen doen.”
“
Pas in de laatste fase van het onderzoek is er informatie gedeeld door medewerkers met verschillende functies waarvan een deel inmiddels niet meer bij Kinderrijk werkzaam is. De ernst van een van de meldingen, die de onderzoeker op enig moment te horen kreeg van een van de geïnterviewden, onderbouwd en gesteund door andere informanten, heeft geleid tot een onmiddellijke interventie, waarbij een van de leden van het MT op non-actief is gesteld. Pas bij het eerlijke en open verhaal van een aantal informanten die zichzelf gemeld hebben bij de onderzoeker, is de ernst van een specifieke situatie tot zowel de onderzoeker als tot de RvB doorgedrongen en kon laatstgenoemde stappen ondernemen.”
3.Beoordeling
de grieven 5 tot en met 7 en 10betrekking.
de grieven 8 en 9aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte is uitgegaan van een 36-urige werkweek per 1 september 2019. [X] heeft op 15 augustus 2019 verzuimd [appellante] te laten weten dat zij enkele dagen daarna op non-actief zou worden gesteld of dat er jegens haar verdenkingen waren van seksuele intimidatie. Bovendien heeft [appellante] het document van 19 augustus 2019 met daarin de vastlegging van deze wijziging van de arbeidsovereenkomst niet ondertekend en heeft zij de salarisadministratie op 20 augustus 2019 laten weten niet akkoord te gaan met de verandering van de arbeidsomvang. Voor het geval dat wordt geoordeeld dat sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen aanpassing van de arbeidsovereenkomst doet [appellante] een beroep op dwaling, onvoorziene omstandigheden dan wel de redelijkheid en billijkheid.
grief 12heeft [appellante] betoogd dat KinderRijk in eerste aanleg ten onrechte niet in de werkelijke advocaatkosten is veroordeeld en de proceskosten ten onrechte zijn gecompenseerd.. Aangezien partijen in eerste aanleg beiden op punten in het ongelijk zijn gesteld, is het hof van oordeel dat de compensatie van de proceskosten niet onterecht is geweest. Het verzoek tot vergoeding van de werkelijke door [appellante] in verband met haar op non-actiefstelling en de procedure gemaakte kosten is slechts toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Dat is aan de orde als het instellen van het verzoek, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM (zie HR 29 juni 2009, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Zoals geoordeeld is het verzoek van KinderRijk om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van [appellante] terecht geweest. Misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen is niet aan de orde. Grief 12 faalt.
Grief 13heeft geen succes.