ECLI:NL:GHAMS:2021:269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
23-004269-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake illegale verwerving en verkoop van ganzen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971, was aangeklaagd voor meerdere feiten met betrekking tot de illegale verwerving en verkoop van ganzen in de periode van 1 maart 2015 tot en met 17 augustus 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven, voorhanden hebben en verkopen van (producten van) ganzen, alsook het niet voldoen aan administratieve verplichtingen volgens de Europese verordening inzake voedselveiligheid.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 26 november 2020 en 19 januari 2021, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de illegale status van de ganzen die hij had verworven. De economische politierechter had eerder de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van een van de feiten, maar het hof oordeelde dat dit niet terecht was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 2 en 3, maar heeft vastgesteld dat hij wel schuldig was aan feit 1, namelijk het opzettelijk verwerven van (producten van) ganzen.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsloten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de overige tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004269-18
datum uitspraak: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-994075-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 november 2020, 19 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 17 augustus 2015, te Nieuwerbrug gemeente Bodegraven - Reeuwijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk 100 althans één of meer (producten van) gans/zen heeft verworven, ten verkoop voorhanden heeft gehad en/of in voorraad heeft gehad en/of te gebruiken voor commercieel gewin en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of onder zich heeft gehad;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 17 augustus 2015, te Nieuwerbrug in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 18 lid 1 en/of lid 4 van verordening (EG) nr. 178/2002, immers: (zaaksdossier 5) - waren 100 althans één of meer ganzenborst(en) althans (een) levensmiddel(en) niet in alle stadia van de productie en/of verwerking en/of distributie traceerbaar, en/of - waren 100 althans één of meer ganzenborst(en), althans (een) levensmiddel(en) dat/die in de Gemeenschap op de markt werden gebracht of vermoedelijk zouden worden gebracht, met het oog op hun traceerbaarheid niet adequaat geëtiketteerd en/of niet gekenmerkt door middel van relevante documentatie of informatie overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van meer specifieke bepalingen;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 17 augustus 2015, Nieuwerbrug in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, 100 althans één of meer ganzenborst(en) (zaaksdossier 5), althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overdragen, terwijl hij, verdachte, ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed wist dat deze ganzenborst(en) illegaal gedood waren, althans een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van feit 3

De economische politierechter heeft, zo begrijpt het hof uit de desbetreffende overweging in het vonnis, de officier van justitie niet-ontvankelijk geacht in de vervolging ter zake van het onder 3. ten laste gelegde feit, omdat “feit 3 in dit specifieke geval in een specialiteitsverhouding staat tot feit 1”. Hij bedoelt daar klaarblijkelijk mee dat het bepaalde in artikel 13 Flora en Faunawet (Ffw) als bijzondere strafbepaling, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden beschouwd en dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat bij toepasselijkheid van artikel 13 Ffw de algemene strafbepaling betreffende heling van artikel 416 Sr niet in aanmerking komt.
De officier van justitie komt in de appelschriftuur terecht tegen deze opvatting op. De strekking van artikel 416 Sr is tegen te gaan dat de heler profiteert van het misdrijf van een ander en de helingsbepaling dient voorts ter bescherming tegen het continueren van de door misdrijf gecreëerde onrechtmatige vermogensrechtelijke toestand. De Ffw heeft, volgens de preambule bij die wet, tot doel de bescherming van in het wild levende diersoorten, mede onder erkenning van de intrinsieke waarde van die dieren. Dit verschil in strekking van beide wetsbepalingen verhindert reeds dat artikel 13 Ffw de toepassing van artikel 416 Sr blokkeert. Bij gebreke voorts van andere vervolgingsbeletselen, kan het openbaar ministerie in de vervolging van het onder 3 ten laste gelegde worden ontvangen.

Vrijspraak

Feit 2. Administratieve verplichtingen
De verdachte heeft gemotiveerd betwist dat de ganzenborsten waarop de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 doelt met het oog op hun traceerbaarheid, onvoldoende waren geadministreerd of geëtiketteerd of gedocumenteerd. Ter terechtzitting in hoger beroep is als getuige gehoord [getuige], medewerker bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Hij heeft verklaard destijds, samen met een collega, betrokken te zijn geweest bij het opzetten van de wildadministratie van de verdachte. Hij heeft, onder meer in de ten laste gelegde periode, regelmatig de administratie van de verdachte gecontroleerd en in orde bevonden.
Al met al is er onvoldoende bewijs dat op de administratie van de verdachte serieuze aanmerkingen zijn te maken, casu quo dat deze aan de ten laste gelegde tekortkomingen zou lijden. De verdachte zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 3. Heling 100 ganzenborsten
Zoals hierna, in het kader van de strafbaarheid van het onder 1 bewezen te verklaren feit zal worden overwogen, is niet komen vast te staan dat de verdachte wist dat, in de bewoordingen van de tenlastelegging, “deze ganzenborst(en) illegaal gedood waren”, althans van misdrijf afkomstig waren.
Daarmee is dit bestanddeel van de tenlastelegging niet bewezen en zal de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 17 augustus 2015, te Nieuwerbrug, gemeente Bodegraven – Reeuwijk, opzettelijk (producten van) ganzen heeft verworven, ten verkoop voorhanden heeft gehad, in voorraad heeft gehad en onder zich heeft gehad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Het onder 1 bewezenverklaarde betreft ongeveer 100 ganzen, die de verdachte op 6 maart en 14 maart 2015 van de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ingenomen. Hij heeft deze ganzen verwerkt tot ganzenborsten en die in voorraad gehouden met de bedoeling ze te verkopen en af te leveren.
[medeverdachte 1] heeft de ganzen aangeleverd namens de medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte heeft de ingenomen ganzen en de producten daarvan op diens naam geregistreerd. De verdachte kende [medeverdachte 2] en wist dat deze over een jachtakte beschikte. Dat de jachtakte van [medeverdachte 1] was ingetrokken wist de verdachte op dat moment niet. Pas geruime tijd na de leveranties van ganzen door [medeverdachte 1] kreeg hij aanleiding eraan te twijfelen dat [medeverdachte 1] over een jachtakte beschikte. Nu, voor zover hier van belang, de verdachte ervan mocht uitgaan dat de ganzen legaal geschoten waren en dat was voldaan aan de vereisten van het destijds geldende artikel 31, eerste lid, Ffw (oud), is hij ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde niet strafbaar.
De verdachte zal ter zake dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, verklaart de verdachte daarvoor niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.L. Bruinsma en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 februari 2021.
Mr. E. van Die is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]