ECLI:NL:GHAMS:2021:2647

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
23-000609-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en het voorhanden hebben van een wapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor diefstal en het voorhanden hebben van een wapen. De tenlastelegging omvatte diefstal van diverse goederen, waaronder aluminium radiateurs en een elektromotor, uit een autosloperij in Medemblik, en het voorhanden hebben van een vuurwapen van het merk Zoraki, type model 814, met bijbehorende munitie. De verdachte heeft erkend de goederen te hebben gestolen en heeft verklaard dat hij een vuurwapen als dreigement heeft meegenomen naar de woning van zijn vriendin, waar hij in een worsteling met de aangever het wapen heeft gepakt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De eerdere veroordeling is vernietigd, en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat deze niet ontvankelijk werd verklaard in de strafprocedure. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000609-20
Datum uitspraak: 26 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-278671-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 augustus 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 18 augustus 2019 tot en met 19 augustus 2019 te Medemblik (in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) meerdere althans een aluminium radiateurs en/of elektromotor(en) en/of spoel(en) en/of katalysator(s) en/of accu's en/of uitlaten van auto's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de weg te nemen bovengenoemde goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Medemblik ,een wapen en/of munitie van categorie III,
onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 en/of 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk Zoraki, type model 814, geschikt voor scherpe kogelpatronen in het kaliber 380 ACP (Automatic Colt Pistolkaliber), van origine uitgebracht als een gaspistool maar bewerkt tot een scherpschietend pistool, nu zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- vier (4) scherpe kogelpatronen, centraalvuur, volmantel, in het kaliber 9mm x17, ofwel .380 acp. kaliber voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend dat hij op 18 en/of 19 augustus 2019 spullen heeft gestolen uit de [benadeelde] in Medemblik. Na de diefstal is de verdachte op 19 augustus 2019 gebeld door zijn vriendin, die hem vertelde dat de aangever [benadeelde] (hierna: aangever) met zijn zoon in haar woning was om verhaal te halen. De verdachte is vervolgens direct naar de woning van zijn vriendin gereden. Hij heeft verklaard dat hij bang was en dat hij daarom ‘als dreigement’ een vuurwapen, dat in zijn auto lag, mee naar binnen heeft genomen.
Ten overstaan van de politie heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens een worsteling met de beide mannen het wapen heeft gepakt. [1] Het vuurwapen bleek na onderzoek een pistool van het merk Zoraki, type model 814, geschikt voor scherpe kogelpatronen in het kaliber 380 ACP (Automatic Colt Pistolkaliber), van origine uitgebracht als een gaspistool, maar bewerkt tot een scherp-schietend pistool. Tevens werden in het wapen vier scherpe kogelpatronen, centraalvuur, volmantel, in het kaliber 9mm x17, ofwel .380 ACP kaliber aangetroffen. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie en de munitie is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van voornoemde wet. [2] Het wapen bleek geladen te zijn; één van de patronen zat in de kamer van het vuurwapen. [3]

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 18 augustus 2019 tot en met 19 augustus 2019 te Medemblik, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, meerdere aluminium radiateurs en een elektromotor en/of - spoel en katalysator en een accu en uitlaten van auto's, toebehorende aan [benadeelde] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 19 augustus 2019 te Medemblik, een wapen en munitie van categorie III, onder 1
in de zin van artikel 1 onder 3 en 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk Zoraki, type model 814, geschikt voor scherpe kogelpatronen in het kaliber 380 ACP (Automatic Colt Pistolkaliber), van origine uitgebracht als een gaspistool maar bewerkt tot
een scherp-schietend pistool, nu zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- vier (4) scherpe kogelpatronen, centraalvuur, volmantel, in het kaliber 9mm x17, ofwel .380 ACP kaliber, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen onder het kopje ‘Bewijsoverwegingen’.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan
met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van eenvoudige diefstal van goederen die al zijn teruggegeven en het enkele voorhanden hebben van een wapen. De raadsman heeft verder gesteld dat de agressie - na de diefstal, in de woning van de vriendin van de verdachte - niet is uitgegaan van de verdachte, maar van de aangever [benadeelde] , tevens benadeelde partij. De verdachte heeft in dit kader gewezen op de omstandigheid dat de aangever hem heeft mishandeld en zich agressief heeft gedragen naar zijn vriendin en hun beider baby.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft goederen gestolen bij een autosloperij en metaalhandel. Toen de eigenaar daarvoor verhaal kwam halen bij de vriendin van de verdachte, is de verdachte naar haar woning gereden. Hij heeft een vuurwapen uit zijn auto gepakt en hij heeft dat wapen, dat geladen was, op een moment tijdens een worsteling met de aangever uit zijn broekzak gepakt. Dat tijdens die worsteling het wapen niet is afgegaan - met mogelijk fatale afloop - is een gelukkige omstandigheid die niet aan het handelen van de verdachte te danken is. In tegendeel, door een doorgeladen vuurwapen mee te nemen naar een dergelijke confrontatie heeft de verdachte een groot risico genomen; hij heeft alle aanwezigen, inclusief zijn vriendin en baby, aan potentieel gevaar blootgesteld. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel, anders dan de raadsman heeft betoogd, dat het vooral waar het betreft het voorhanden hebben van het wapen gaat om een zeer ernstig feit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2021 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding de door de rechtbank opgelegde straf te matigen en acht, alles afwegende, een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 7.485,00 (bestaande uit € 1.485,00 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade). Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot
€ 700,00 aan materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering toewijst tot een bedrag van € 700,00 aan materiële schade.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht de vordering af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte bij de diefstal geen schade heeft veroorzaakt en hij de gestolen goederen heeft teruggegeven aan de benadeelde partij.
Op grond van de inhoud van het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof met voldoende zekerheid vast te stellen welke gestolen goederen de benadeelde partij heeft teruggekregen en welke niet. Ter terechtzitting in hoger beroep is de benadeelde partij niet verschenen om het een en ander toe te lichten.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen
en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. S. Clement en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 augustus 2021.
Mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL100-2019160187-8 van 20 augustus 2019, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 1] 89 e.v.
2.Proces-verbaal van onderzoek wapen met nummer PL1100-2019160170-17 van 19 augustus 2019, opgesteld door de verbalisant [verbalisant 2] , dossierpagina 36 e.v.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2019160170-4 van 19 augustus 2019, opgesteld door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , dossierpagina 11 e.v.