Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Ibezwaar gemaakt tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. De betreffende grief leidt niet tot een wijziging van de vaststelling van de voor de zaak relevante en vaststaande feiten, maar zal bij de beoordeling worden meegenomen. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
3.Beoordeling
grief IIkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat, voor zover al zou komen vast te staan dat de door [appellant] gestelde werkzaamheden zijn verricht, daaraan geen overeenkomst van aanneming van werk ten grondslag ligt, zodat het verrekeningsverweer van [appellant] niet slaagt. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat de kantonrechter ex artikel 25 Rv de rechtsgronden had moeten aanvullen door het verweer van [appellant] als een beroep op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW) te bestempelen en heeft in hoger beroep zijn rechtsgronden in deze zin aangevuld.
grief IVkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat, voor zover al zou komen vast te staan dat de door [appellant] gestelde werkzaamheden zijn verricht daaraan geen overeenkomst van aanneming van werk ten grondslag ligt, de grondslag voor de voorwaardelijke reconventionele vordering uit hoofde van aanneming van werk eveneens faalt. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat de rechtsgrond voor de voorwaardelijke reconventionele vordering dezelfde is als die van het verrekeningsverweer, te weten (inmiddels) ongerechtvaardigde verrijking. Het hof oordeelt als volgt. Nu het verrekeningsverweer in hoger beroep is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking en dit, gelet op r.o. 3.5, 3.6 en 3.7, is afgewezen, deelt de voorwaardelijke reconventionele vordering van [appellant] op dezelfde rechtsgrond hetzelfde lot. Grief IV slaagt niet.
grief IIIen
grief Vfalen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. [appellant] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat zijn bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.