afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004207-18
datum uitspraak: 28 januari 2021
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 november 2018 in de strafzaak
onder parketnummer 13-204533-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 14 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens een of meer onbekend gebleven buurtbewoners heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar
een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten of ernstige reden had/hadden te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- een smartphone zo zichtbaar mogelijk in de richting van de omstanders gericht en/of
- met een smartphone (met flitslamp) een of meer buurtbewoners gefilmd en/of
- met luide stem en op intimiderende toon geroepen "wij willen geen verraders" en
"wij willen geen snitches" en/of
- met een scooter rondjes gereden rondom een of meer buurtbewoners en/of
- geroepen "wij zijn hier de baas" en/of
- geschreeuwd naar een getuige "waarom verraad je, het is niet jouw zaak waar bemoei je je mee".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring
komt dan de politierechter.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte met zijn uitlatingen niet de bedoeling heeft gehad personen dusdanig te beïnvloeden dat zij geen verklaring meer zouden afleggen, maar dat hij alleen zijn mening heeft willen uiten. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat
de uitingen van de verdachte niet concreet gericht waren tegen personen en dat de bewoording van de uitlatingen niet van dreigende aard waren. Tot slot zou de verdachte zich niet bewust zijn geweest van het filmen door de medeverdachte [medeverdachte]
(hierna: [medeverdachte]).
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op zondag 9 september 2018 heeft er op de Oostelijke eilanden in Amsterdam een achtervolging van
een motorscooter met drie opzittenden door motoragent [verbalisant 1] plaatsgevonden. De motorscooter is
in de Poolstraat aldaar ten val gekomen waarna de drie personen die op de motorscooter zaten in verschillende richtingen zijn weggerend. Terwijl verbalisant [verbalisant 1] aan het zoeken was naar een van
hen zag hij een snorfiets rijden met daarop twee personen, van wie hij de verdachte als bestuurder
en [medeverdachte] als bijrijder herkende. Verbalisant [verbalisant 1] zag en hoorde dat de verdachte met [medeverdachte] als
bijrijder rond zich inmiddels verzamelde buurtbewoners aan het rijden waren. Verbalisant [verbalisant 2], die naar aanleiding van de melding ter plaatste was gekomen, zag dat buurtbewoners op het trottoir stonden en de aanwezige politie aanwijzingen gaven over waar zij de personen die op de motorscooter hadden gezeten, naartoe hadden zien rennen en waar zij ze spullen hadden zien weggooien. Verbalisant [verbalisant 2] zag en hoorde dat de verdachte zich richtte tot diverse buurtbewoners die op het trottoir stonden en dat hij deze personen van dichtbij aan riep. De verdachte riep met luide stem en op een intimiderende toon deze mensen aan met de woorden "
wij willen geen verraders" en "
wij willen geen snitches".Verbalisant [verbalisant 2] zag dat een onbekend gebleven oudere vrouw, die hem eerder had aangesproken omdat ze hem wilde laten zien waar iets door een vluchtende opzittende weg was gegooid, niet meer aan hem wilde verklaren wat zij had gezien. Dit was gebeurd nadat de verdachte recht op deze vrouw was af gereden
en vlak voor haar keerde. Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft geconstateerd dat, toen hij de buurtbewoners
een vraag stelde, zij niets meer wilden verklaren.
De verdachte wordt verweten dat hij – kort gezegd – door zijn handelen mogelijke getuigen heeft beïnvloed. Dit is strafbaar gesteld in artikel 285a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) en strekt tot bescherming van de vrijheid van personen onbelemmerd ten overstaan van een rechter of een ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen. Van ‘beïnvloeden’ in de zin van voormeld artikel is sprake indien
de uiting ertoe strekt de verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat komt vast te staan dat
de uiting kennelijk bedoeld was om de vrijheid van de persoon naar waarheid of geweten een verklaring ten overstaan van een rechter of ambtenaar af te leggen, te beïnvloeden. Niet is vereist dat die kennelijke bedoeling ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid.
Het hof is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband
en samenhang beschouwd, de mondelingen uitlatingen met daarbij de hiervoor omschreven gedragingen van de verdachte jegens de buurtbewoners naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als uitingen die kennelijk bedoeld zijn de verklaringsvrijheid van de buurtbewoners
te beïnvloeden. De buurtbewoners waren immers de politie eerst behulpzaam bij het opsporen van
de weggerende jongens en de weggegooide spullen. De verdachte zag dat en reageerde daarop zoals hiervoor omschreven. Door dit handelen van de verdachte waren die buurtbewoners niet langer bereid
de politie medewerking aan die opsporing te verlenen, ook niet in de vorm van een getuigenverklaring.
Dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, louter zijn mening heeft willen uiten,
acht het hof ongeloofwaardig gelet op de strekking van die uitlatingen.
Voor zover het verweer steunt op de opvatting dat voor een bewezenverklaring van een op artikel 285a Sr gestoelde tenlastelegging is vereist dat de uitingen en gedragingen van de verdachte een dreigende aard moeten hebben, wordt uitgegaan van een eis die het recht niet stelt.
Het hof is op grond van voorgaande overwegingen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde gedragingen.
Vrijspraak bestanddeel medeplegen
Het hof is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte en de duopassagier op de voor medeplegen vereiste wijze nauw en bewust hebben samengewerkt. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof af dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat zijn duopassagier de buurtbewoners aan het filmen was. De duopassagier zat immers achterop bij de verdachte en niet blijkt dat de verdachte dit filmen heeft kunnen waarnemen.