ECLI:NL:GHAMS:2021:2551

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
23-000320-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in burenconflict met verwerping van noodweer en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1959, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk vernielen en wegnemen van goederen van zijn buren in Uithoorn. De tenlastelegging omvatte onder andere het vernielen van een rioolcamera, het wegnemen van een verkeersdrempel, en het verwijderen van een bord en stickers van de schuur van de buurman. De verdachte voerde aan dat zijn daden voortkwamen uit een langlopend burenconflict en dat hij zich beroept op noodweer. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld en dat het beroep op noodweer niet kan slagen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, waarbij de omstandigheden van het burenconflict zijn meegewogen in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was dat de vertegenwoordiger gemachtigd was om de vordering in te dienen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van respect voor andermans eigendomsrechten, zelfs in situaties van conflict.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000320-20
datum uitspraak: 2 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-287203-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een rioolcamera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2019 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een verkeersdrempel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een bord en/of een of meer stickers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Uithoorn een canvasdoek en/of een poster, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt.

Bespreking van gevoerde bewijsverweren

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de eerste drie ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een langlopend burenconflict en dat de ten laste gelegde gedragingen daarmee verband houden. De verdachte heeft de rioolcamera – die in opdracht van zijn buren in een op het erf van de verdachte gelegen opening was geplaatst – verwijderd uit zijn buizenstelsel om te voorkomen dat zijn leidingen zouden beschadigen. Zodoende ontbreekt het opzet op het vernielen van de camera alsook de wederrechtelijkheid, aangezien er inbreuk werd gemaakt op het eigendomsrecht van de verdachte en hij bij het verwijderen proportioneel te werk is gegaan. De verdachte heeft voorts de verkeersdrempel van de buren in de sloot gegooid, maar dit heeft niet tot gevolg gehad dat dit goed is vernield of beschadigd of weggemaakt en als dat wel het geval is, is dit in ieder geval niet opzettelijk gebeurd. Ook had de verdachte geen opzet op vernieling van het bord en de stickers, maar was het louter zijn doel om de pesterijen van zijn buurman [slachtoffer], waardoor deze de klanten van de verdachte bij hem weg wilde houden, te stoppen.
De rioolcamera (feit 1)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte een ijzeren buis van aanzienlijk gewicht heeft gebruikt om de camera uit het leidingenstelsel te halen. Daarbij heeft hij een aantal keren moeten ‘prikken’, zoals hij zelf heeft verklaard bij de politierechter, waaruit het hof afleidt dat dit met enige kracht gepaard moet zijn gegaan. Door zo te handelen, heeft de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de rioolcamera – een kwetsbaar object - zou worden vernield. Dit handelen is bovendien wederrechtelijk geweest. De buren hadden de verdachte om toestemming moeten vragen en de medewerker van de reinigingsservice had zijn werkzaamheden moeten afbreken toen de verdachte hem dat sommeerde. Dat dit niet is gebeurd, geeft de verdachte niet het recht de rioolcamera op deze wijze te vernielen. Van reëel gevaar op schade aan zijn leidingenstelsel, zoals gesteld door de verdachte, is niets gebleken en de verdachte had kennelijk 112 al gebeld om de hulp van de politie in te roepen. Daar had hij op moeten wachten.
De verkeersdrempel (feit 2)
De verdachte heeft erkend de verkeersdrempel van de buurman opzettelijk in de sloot te hebben gegooid. Onder wegmaken valt elke gedraging waardoor het goed aan zijn bestemming wordt onttrokken, waarbij niet vereist is dat het goed voor de eigenaar voorgoed verloren gaat. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door de verkeersdrempel van de buurman in de sloot te gooien, de verkeersdrempel dan ook weggemaakt in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bord en de stickers (feit 3)
De verdachte heeft daarnaast erkend dat hij het bord en stickers van de schuur van de buurman heeft verwijderd en onder zich heeft gehouden. Daarmee heeft hij deze objecten weggemaakt in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Dat de objecten – waarop neutrale teksten als ‘privé’ en ‘cameratoezicht’ stonden - tot doel hadden de klanten van de verdachte weg te jagen, is het hof niet gebleken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 november 2019 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een rioolcamera, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield.
2.
hij op 16 augustus 2019 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een verkeersdrempel, toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggemaakt.
3.
hij op 21 oktober 2019 te Uithoorn opzettelijk en wederrechtelijk een bord en stickers, toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggemaakt.
4.
hij op 21 augustus 2019 te Uithoorn een canvasdoek, toebehorende aan [slachtoffer] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Bespreking van het beroep op noodweer
Namens de verdachte is ten aanzien van het onder 1 en onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij zich met succes kan beroepen op noodweer.
De verdachte is niet strafbaar ter zake van het vernielen van de rioolcamera, nu zijn handelen geboden was om zijn hemelwaterafvoer te verdedigen tegen mogelijk forse schade, aldus de raadsvrouw. De verdachte heeft daarnaast het canvasdoek van de buurman verwijderd en meegenomen, omdat daarop voor de verdachte lasterlijke teksten stonden. Op het canvasdoek stonden onder meer camerastills van het tv-programma ‘’[programma]’’. De verdachte heeft het doek weggenomen ter verdediging van zijn ‘goede naam’.
Het hof verwerpt het beroep op noodweer ten aanzien van de rioolcamera. De motivering daarvan – waaronder de vaststelling van de relevante feiten - ligt besloten in hetgeen het hof ten aanzien van de rioolcamera heeft overwogen bij het bewijs.
Naar het oordeel van het hof komt de verdachte ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde evenmin een geslaagd beroep op noodweer toe. Het canvasdoek bevatte voor de verdachte lasterlijke teksten, die zijn klanten konden zien. Het is voorstelbaar dat de verdachte dit doek wilde verwijderen. Echter, het belang van de verdachte om zijn ‘goede naam’ te beschermen, valt niet onder de door artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht genoemde rechtsgoederen, ook niet onder ‘eerbaarheid’, zodat een beroep op noodweer om die reden niet kan slagen. Het hof zal de geschetste omstandigheden echter wel meewegen in de strafmaat.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Evenmin is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, waarvan 10 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een rioolcamera, het wegmaken van twee goederen van zijn buurman en diefstal van een canvasdoek. Door aldus te handelen heeft de verdachte er geen blijk van gegeven andermans eigendomsrecht te respecteren. Het hof heeft oog voor de omstandigheid dat sprake is van een langlopend burenconflict en dat de gemoederen hoog zijn opgelopen. De door de verdachte gekozen methode is een vorm van eigenrichting en daarom onacceptabel. De verdachte heeft bovendien geen enkel inzicht getoond in zijn eigen aandeel in de problematiek. Het wegnemen van het canvasdoek beoordeelt het hof in dit opzicht wat anders, omdat de buren van de verdachte daarin zelf een belangrijk aandeel hebben gehad. Het hof acht, alles afwegende een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.548,13. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof heeft in het dossier geen uittreksel van de Kamer van Koophandel aangetroffen waaruit is gebleken dat de vertegenwoordiger van de benadeelde partij (een rechtspersoon) en indiener van het verzoek tot schadevergoeding ([vertegenwoordiger]) gemachtigd is om de benadeelde partij te vertegenwoordigen. In zoverre vergt de beoordeling van de vordering nadere bewijslevering, hetgeen in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, omdat de behandeling van de zaak daarvoor zou moeten worden aangehouden. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. N.A. Schimmel en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 augustus 2021.
mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.