Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
3.2. In het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de verklaring voor recht gegeven en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 32.250,= met rente, ter zake van schadevergoeding en een bedrag van € 757,52 aan beslagkosten. De proceskosten zijn gecompenseerd en de vorderingen zijn voor het overige afgewezen.
‘want u had met ons toch gesproken en toen had u gezegd dat wij het eerste recht op koop hadden, toch?’.[geïntimeerde] antwoordt daarop:
‘ja dat klopt’.Daarin kan niet anders worden gelezen, althans gehoord dan dat [geïntimeerde] erkent met Ladywax een recht van eerste koop te zijn overeengekomen. In het vervolg verklaart hij dat hij kort na deze overeenkomst een aannemer is tegengekomen die het pand uiteindelijk heeft gekocht. Dat [geïntimeerde] zich overvallen voelde door dit telefoongesprek en de emotionele toestand van [X] doet niet af aan hetgeen hij heeft gezegd. De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van 7 september 2016 tezamen met het transcript en de geluidsopname van het telefoongesprek van 6 mei 2015 blijkt dat partijen een mondelinge overeenkomst tot het recht van eerste koop zijn overeengekomen.
sorry, nou dat is reeds verkocht en dat was heel plotseling vlak nadat ik jullie gesproken had en dat vond ik heel vervelend maar het is in andere handen.
oh…. weet u nog dat u tegen ons had gezegd dat we t ….
ja, dat heb ik, dat heb ik gezegd ja, dat heb ik gezegd. Maar eh ik kreeg plotseling, kreeg ik eh, kreeg ik van een aannemer een bod, die dat graag wilde hebben en ik denk ja, (…)
want u had met ons toch gesproken en toen had u gezegd dat wij
ja dat klopt,
eerste recht op koop hadden toch?
ja dat klopt. Ja, ik, dat vond ik toen (…).
de grieven VI en VII in incidenteel hoger beroepbetreffen de hoogte van de in eerste aanleg toegewezen schadevergoeding. De rechtbank heeft hierover – samengevat – het volgende overwogen.