Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[A] B.V.,
[appellant sub 2],
[appellant sub 3],
1.De zaak in het kort
know your customer-onderzoek heeft ING de bancaire relatie met hen opgezegd.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
ultimate beneficial owners, UBO’s) van [A BV] . [appellant sub 3] is tevens (rekening)gemachtigde en [appellant sub 2] tevens middellijk bestuurder (via zijn vennootschap [B] B.V.) van [A BV] . Zij hebben ieder ook een privé-betaalrekening bij ING. [appellant sub 2] heeft samen met iemand anders daarnaast een en/of-rekening bij ING.
4.Beoordeling
bills of ladingvan 25 juli 2016 en een
proforma invoicevan 18 juli 2016 over. Op dit laatste stuk zijn [A BV] als
buyeren [C NV] als
consignee, een betaling van USD 136.380 en een te betalen bedrag van USD 168.071 vermeld.
proforma invoiceis dus slechts pro forma en dient te worden gevolgd door een “echte” rekening, maar die ontbreekt in de stukken. Op de
proforma invoiceis voorts [C NV] als
consigneevermeld, terwijl de producten volgens [appellanten] bestemd waren voor [D NV] .
freight invoicevan 26 juli 2016 ad USD 35.063,35 aan [C NV] over.
proforma invoicevan 4 maart 2016 van [H Inc] aan [C NV] van USD 310.000, een ongedateerde
invoicevan [A BV] aan [H Inc] van USD 54.010,41 met in de omschrijving
overpayment, een
invoicevan 15 mei 2018 van [A BV] aan [H Inc] van USD 97.085,30 en een
aanvraag tot buitenlandse overmakingaan Hakrinbank N.V. van 11 september 2018 van USD 575.000 in opdracht van [C NV] ten bate van [H Inc] . Voorts stellen [appellanten] dat de betaling van USD 53.785,41
waarschijnlijk betrekking heeft gehad op de aankoop van granen en een daarmee samenhangende betaling voor vrachtdiensten aan[ [H Inc] ]
, rechtstreeks vanuit [C NV].
proforma invoicevan 4 maart 2016 ontbreekt. De rekeningen van [A BV] aan [H Inc] zijn niet toegelicht, in aanmerking genomen dat [H Inc] tegen betaling diensten verrichtte voor [A BV] . De relevantie van de
aanvraag tot buitenlandse overmakingvan [C NV] is niet duidelijk gemaakt. Tot slot kunnen [appellanten] de betaling van USD 53.785,41 door [H Inc] aan [A BV] niet verklaren. De gegeven waarschijnlijke verklaring is onnavolgbaar, daar het vervoer van gekocht graan door [H Inc] zou moeten leiden tot een betaling aan [H Inc] .
supply chainvan [A BV] niet overtuigt, omdat daarvan geen bewijsstukken, zoals contracten of facturen, zijn overgelegd en deze bedrijven niet voorkomen op het UBO-organogram.
supply chainvan [A BV] dit niet persé impliceert dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] UBO van deze ondernemingen zijn. Maar, zoals uit het voorgaande volgt, hebben [appellanten] geen (voldoende) bewijsstukken overgelegd, waaruit volgt dat bedoelde vennootschappen deel uitmaken van die
supply chain.