ECLI:NL:GHAMS:2021:2405

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
001141-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, ingediend op 11 december 2020, met betrekking tot de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met een strafzaak. Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 14.544,20 voor kosten gemaakt in de strafzaak en € 550,00 voor kosten in de verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de vergoeding, en heeft gesuggereerd dat het toe te kennen bedrag gematigd moet worden vanwege het eigen gedrag van verzoeker. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van verzoeker bij de politie niet leidt tot de conclusie dat hij de noodzaak van rechtsbijstand aan zichzelf te wijten heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de werkzaamheden van de advocaat in voldoende verband staan met de ontstane verdenking en dat er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het hof heeft het verzoek toegewezen en een totale vergoeding van € 15.094,20 toegekend aan verzoeker, die onverwijld moet worden betekend. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, met de voorzitter mr. R.D. van Heffen, en is uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001141-20 (530 Sv) en 001142-20 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-3699-18
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M.S. Rozenbeek,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 11 december 2020 ingekomen.
Op 23 december 2020 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 maart 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 14.544,20;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 15 september 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek onder a
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding, subsidiair dat het toe te kennen bedrag sterk gematigd moet worden, om de reden dat het eigen gedrag van verzoeker heeft bijgedragen aan het ontstaan van de verdenking en verzoeker bij zijn verhoor bij de politie een verklaring heeft afgelegd waardoor de eerder ontstane verdenking bleef bestaan. Meer subsidiair heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat de tijd die volgens de urenspecificatie is geduid als “arbeidsrecht advo” niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Het hof verbindt aan de verklaring van verzoeker bij de politie niet de conclusie dat hij de noodzaak van het maken van kosten voor rechtsbijstand aan zichzelf te wijten heeft. Voorts is het hof van oordeel dat, gehoord de in raadkamer gegeven toelichting dat de tijd in de urenspecificatie geduid als “arbeidrecht advo” betrekking heeft op afstemmingsoverleg tussen de strafrechtadvocaat en de advocaat die verzoeker heeft bijgestaan in de arbeidsrechtelijke zaak, deze werkzaamheden en uren in voldoende verband staan met en daarmee een direct gevolg zijn geweest van de ontstane verdenking.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 14.544,20.
Ten aanzien van het verzoek onder b
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 15.094,20 (vijftienduizend vierennegentig euro en twintig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, A.M.P. Geelhoed en N.C. Laatsch,
in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 13 april 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 15.094,20 (vijftienduizend vierennegentig euro en twintig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 13 april 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.