ECLI:NL:GHAMS:2021:2405
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, ingediend op 11 december 2020, met betrekking tot de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in verband met een strafzaak. Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 14.544,20 voor kosten gemaakt in de strafzaak en € 550,00 voor kosten in de verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de vergoeding, en heeft gesuggereerd dat het toe te kennen bedrag gematigd moet worden vanwege het eigen gedrag van verzoeker. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van verzoeker bij de politie niet leidt tot de conclusie dat hij de noodzaak van rechtsbijstand aan zichzelf te wijten heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de werkzaamheden van de advocaat in voldoende verband staan met de ontstane verdenking en dat er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het hof heeft het verzoek toegewezen en een totale vergoeding van € 15.094,20 toegekend aan verzoeker, die onverwijld moet worden betekend. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, met de voorzitter mr. R.D. van Heffen, en is uitgesproken in openbare zitting.