ECLI:NL:GHAMS:2021:2307

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
200.268.438/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergoedingsregeling in overeenkomst tussen Ringers Beheermaatschappij B.V. en Ista Nederland B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Ringers Beheermaatschappij B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Ringers had een overeenkomst met Ista Nederland B.V. voor het leveren en installeren van radiatormeters, waarbij een afkoopregeling was opgenomen voor het geval Ringers de overeenkomst binnen tien jaar zou beëindigen. Ringers heeft de overeenkomst na zes jaar beëindigd en Ista heeft een afkoopsom in rekening gebracht. Ringers betwist de verschuldigdheid van deze afkoopsom en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen die een vergoeding bij opzegging binnen tien jaar rechtvaardigt. Het hof oordeelt dat de overeenkomst wel degelijk een vergoedingsregeling bevatte en dat Ringers deze vergoeding verschuldigd is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de grieven van Ringers af. Ringers wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.268.438/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 7213243 \ CV EXPL 18-6276
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 juli 2021
inzake
RINGERS BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
appellante,
advocaat: mr. B.J.H. Kesnich te Amsterdam,
tegen
ISTA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiedam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam.
Partijen worden hierna Ringers en Ista genoemd.

1.De zaak in het kort

Ista heeft Ringers een offerte gedaan voor het verlenen van diensten en het leveren en installeren van radiatormeters. Ringers heeft deze offerte ondertekend. Ista heeft vervolgens aan Ringers een overeenkomst van dienstverlening gestuurd, die Ringers ook heeft ondertekend. In deze overeenkomst was een afkoopregeling opgenomen voor het geval Ringers de overeenkomst binnen tien jaar zou beëindigen. Ringers heeft de overeenkomst na circa zes jaar beëindigd en Ista heeft Ringers een afkoopsom in rekening gebracht. In deze procedure staat de vraag centraal of Ringers deze afkoopsom verschuldigd is.

2.Het geding in hoger beroep

Ringers is bij dagvaarding van 24 oktober 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (hierna: de kantonrechter) van 28 augustus 2019, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Ista als eiseres en Ringers als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 18 mei 2021 doen bepleiten, Ringers door mr. Kesnich, voornoemd, en Ista door mr. Vermeulen, voornoemd, Ringers aan de hand van een pleitnotitie die is overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Ringers heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van Ista zal afwijzen, met veroordeling tot terugbetaling van het door Ringers ter uitvoering van dat vonnis betaalde bedrag, met rente, en met veroordeling van Ista in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Ista heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Ringers in de proceskosten, naar het hof begrijpt, in hoger beroep.
Ringers heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 6 maart 2019 onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Bij brief van 10 maart 2010 heeft Ista aan Ringers (onder andere) het volgende bericht:
“(…) Indien u uw huidige verdampingsmeters wilt vervangen, ontvangt u van ista gratis nieuwe meters en worden uw oude meters kosteloos door ons vervangen. (…) Daarbij blijft u met gelijke tarieven verzekerd van dezelfde kwalitatieve dienstverlening als voorheen. (…) Wilt u meer informatie? Neemt u dan contact op via (…)”.
Bij brief van 26 januari 2011 heeft Ista Ringers opnieuw benaderd:
“(…) Vorig jaar hebben wij u vervanging aangeboden van de verdampingsmeters in uw complex(en), waarbij wijuw oude meters kosteloos vervangendoor nieuwe meters. Naar aanleiding van deze actie heeft u een offerte bij ons aangevraagd. Helaas hebben wij hierop nog geen reactie van u mogen ontvangen. Ook in 2011 zetten wij deze actie voort. (…)”.
3.2
Ista heeft op 17 april 2012 een offerte uitgebracht aan Ringers voor jaarlijkse dienstverlening met betrekking tot het verdelen van warmtekosten naar individueel verbruik en het leveren en monteren van de daarvoor benodigde meetapparatuur voor het complex [adres] . In de bijlagen bij de offerte zijn twee opties opgenomen:

OPTIE 1: Geen hardware investering en standaard dienstverleningstarief
(…)Omschrijving investering meetapparatuur(…)
Totaal (inclusief installatie)€ 0,00
Jaarlijkse dienstverlening, prijspeil 2012(…)
Totaal jaarlijkse dienstverlening€ 1.509,64
(…)Van toepassing zijn de bijgesloten Algemene Voorwaarden van ista Nederland B.V. (…) Tarieven gelden voor een periode van 10 jaar en worden jaarlijks geïndexeerd. In geval van vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst is een afkoopregeling voor de meetapparatuur van toepassing op basis van het prijspeil 2012.
OPTIE 2: Eenmalige investering en lagere kosten dienstverlening
(…)
Omschrijving investering meetapparatuur(…)
Totaal (inclusief installatie)€ 7.000,32
Jaarlijkse dienstverlening, prijspeil 2012(…)
Totaal jaarlijkse dienstverlening€ 899,88
(…)Van toepassing zijn de bijgesloten Algemene Voorwaarden van ista Nederland B.V. (…) Tarieven gelden voor een periode van 10 jaar en worden jaarlijks geïndexeerd. (…)”
3.3
De offerte is op 15 mei 2012 ondertekend door mevrouw [X] , medewerker onderhoud van Ringers (hierna: [X] ). Daarbij is gekozen voor optie 1 (de ondertekende offerte wordt hierna de offerte genoemd).
3.4
Bij brief van 21 mei 2012 met als onderwerp “Opdrachtbevestiging” heeft Ista Ringers een “Overeenkomst Dienstverlening” toegezonden. De overeenkomst is ook door [X] ondertekend (hierna: de overeenkomst). In artikel 3 van de overeenkomst is het volgende bepaald:
“ (…)Looptijd en opzegging
Deze Overeenkomst is aangegaan voor een periode van 12 maanden en wordt telkens stilzwijgend voor een periode van 12 maanden verlengd tenzij schriftelijke opzegging heeft plaatsgevonden met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden voor het einde van de looptijd van deze Overeenkomst.
(…)
Indien de Opdrachtgever deze Overeenkomst schriftelijk opzegt voordat een periode van 10 jaar na de ingangsdatum van deze Overeenkomst is verstreken, is de Opdrachtgever een vergoeding verschuldigd aan ista. Deze vergoeding bedraagt de contractuele vergoeding, welke door de Opdrachtgever conform Artikel 2 van deze Overeenkomst onder de resterende looptijd van deze Overeenkomst verschuldigd zou zijn aan ista, indien deze Overeenkomst een looptijd zou hebben gehad van tenminste 10 jaar onder verrekening van een korting van 40%. Deze vergoeding is per de datum van beëindiging van deze Overeenkomst aan ista verschuldigd.(…)”
3.5
Ringers heeft de overeenkomst opgezegd per 1 januari 2018.
3.6
Bij factuur van 22 januari 2018 heeft Ista een bedrag van € 4.213,22 (inclusief btw) ter zake van een afkoopsom van de radiatormeters bij Ringers in rekening gebracht.

4.Beoordeling

4.1
Ista heeft in de procedure bij de kantonrechter gevorderd dat Ringers wordt veroordeeld tot betaling van € 4.883,13, te vermeerderen met handelsrente over een bedrag van € 4.213,22 vanaf 5 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening, met proceskosten. Ista heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat Ringers op grond van artikel 3 van de overeenkomst een vergoeding is verschuldigd (van € 4.213,22) omdat zij de overeenkomst binnen een periode van 10 jaar na het aangaan daarvan heeft opgezegd. Daarnaast heeft Ista € 546,32 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd en € 123,59 aan rente tot en met 5 juli 2018. Ringers heeft verweer gevoerd. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat Ringers de afkoopsom op grond van de overeenkomst is verschuldigd en heeft de vorderingen van Ista toegewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Ringers met vijf grieven op.
Ringers is Ista op basis van de overeenkomst een vergoeding verschuldigd
4.2
Met
grief 1richt Ringers zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat tussen Ista en Ringers een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Ringers een vergoeding is verschuldigd bij opzegging van de overeenkomst binnen tien jaar na het aangaan van de overeenkomst. Ringers heeft primair betoogd dat zij niet de wil had een dergelijke vergoeding overeen te komen en dat Ista gezien de manier waarop de overeenkomst tot stand is gekomen er niet op mocht vertrouwen dat dit wel het geval was (artikel 3:33 jo 3:35 BW). Subsidiair heeft Ringers aangevoerd dat een redelijke uitleg van de overeenkomst meebrengt dat een dergelijke vergoeding in de omstandigheden van dit geval niet is verschuldigd. Ringers heeft erop gewezen dat Ista in de brieven van 10 maart 2010 en 26 januari 2011 repte over “
gratis” nieuwe meters en het “
kosteloos” vervangen van oude meters en dat optie 1 in de offerte was omschreven als een optie zonder hardware-investering, waarbij Ista de meetapparatuur om niet ter beschikking zou stellen. In het licht daarvan was Ringers niet bedacht (en hoefde zij dat ook niet te zijn) op een vergoedingsregeling zoals opgenomen in artikel 3 van de overeenkomst. Het had volgens Ringers op de weg van Ista gelegen haar te wijzen op die vergoedingsregeling, nu deze een wezenlijke en nadelige – van de offerte afwijkende – aanvulling op de op 15 mei 2012 reeds gesloten overeenkomst betrof en nu in de (omvangrijke) offerte slechts met een enkel zinnetje op misleidende wijze aan de vergoedingsregeling werd gerefereerd. Dit geldt volgens Ringers te meer nu Ista over de overeenkomst alleen heeft gecorrespondeerd met een niet-leidinggevende medewerker van Ringers.
4.3
Ista heeft gesteld dat wel degelijk is overeengekomen dat een vergoeding is verschuldigd indien de overeenkomst wordt opgezegd voordat een periode van tien jaar na het aangaan van de overeenkomst is verstreken. In de offerte wordt bij optie 1 al melding gemaakt van een afkoopregeling bij vroegtijdige beëindiging en de tekst (van artikel 3) van de overeenkomst is duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. De overeenkomst is getekend door een vertegenwoordiger van Ringers. De vergoedingsbepaling is volgens Ista ook redelijk, nu Ista haar investering moet terugverdienen, het kostbaar is de meters te verwijderen en gebruikte meters bovendien niet meer voor haar verhandelbaar zijn.
4.4.
Het hof overweegt als volgt. Het antwoord op beide door Ringers aan de orde gestelde vragen, of tussen Ista en Ringers een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan een vergoeding is verschuldigd bij opzegging binnen tien jaar na het aangaan van de overeenkomst, en – indien dat het geval is – of een redelijke uitleg van de overeenkomst meebrengt dat een dergelijke vergoeding in de omstandigheden van dit geval al dan niet is verschuldigd, hangt af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen (met toepassing van artikelen 3:33 en 3:35 BW; vergelijk HR 13-03-1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)).
4.5
Het hof is van oordeel dat tussen Ringers en Ista een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Ringers een vergoeding is verschuldigd bij opzegging van de overeenkomst binnen tien jaar na het aangaan van de overeenkomst. Het hof overweegt hiertoe als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat zij door de ondertekening van de offerte op 15 mei 2012 zijn overeengekomen dat Ista aan Ringers diensten zou verlenen met betrekking tot het (individueel) verdelen van warmtekosten en meetapparatuur zou leveren en monteren, en welke prijs Ringers daarvoor zou betalen. Ringers heeft betoogd dat uit de tekst en de redelijke uitleg van de offerte daarnaast volgde dat was overeengekomen dat de meters gratis werden geplaatst en geleverd, dat de overeenkomst een jaarcontract betrof en dat een afkoopregeling op basis van de offerte alleen van toepassing was bij een tussentijdse opzegging tegen een niet overeengekomen opzegdatum bij de jaarlijkse dienstverlening. Daaruit blijkt volgens Ringers dat zij de vergoedingsregeling (zoals vastgelegd in artikel 3 van de overeenkomst) niet heeft gewild, en dat Ista ook niet erop mocht vertrouwen dat dat wel het geval was. Ringers heeft aangevoerd dat zij ervan uitging, en ervan uit mocht gaan, dat zij bij het einde van de overeenkomst de meters kon teruggeven aan Ista, omdat een vergoeding bij het einde van de overeenkomst feitelijk een hardware-investering zou betekenen, terwijl optie 1 juist geen hardware-investering inhield. Het hof volgt dit betoog van Ringers niet. Uit het gegeven dat de prijs in de offerte was gebaseerd op jaarlijkse dienstverlening en uit de opmerking “
Tarieven gelden voor een periode van 10 jaar en worden jaarlijks geïndexeerd. In geval van vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst is een afkoopregeling voor de meetapparatuur van toepassing op basis van het prijspeil van 2012”,kan geen overeenstemming over de duur van de overeenkomst worden afgeleid; deze omschrijving kan immers ook duiden op een meerjarige overeenkomst waarbij de prijs jaarlijks wordt vastgesteld. Ook de afkoopregeling bij vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst, waarnaar in de offerte bij optie 1 wordt verwezen, is in de offerte nog niet (concreet) vormgegeven. Zo is nog niet overeengekomen wat onder “vroegtijdig” werd verstaan en ook niet hoe de afkoopregeling werd berekend. De tekst van de offerte was ieder geval niet zo eenduidig dat Ringers er zonder meer van kon uitgaan dat met “vroegtijdig” opzegging tegen een niet overeengekomen opzegdatum binnen een lopend contractjaar werd bedoeld. Uit de offerte volgt verder evenmin dat is overeengekomen dat Ringers de meters bij het einde van de overeenkomst mocht teruggeven; ook indien Ringers niet wist dat Ista de meters niet kon hergebruiken, kon zij er op basis van de offerte niet van uitgaan dat dit was afgesproken.
4.6
Ook indien de offerte wordt gelezen tegen de achtergrond van de (wervende bewoordingen van de) brieven van 10 maart 2010 en 26 januari 2011, volgt het hof de lezing van Ringers van de offerte niet. Aan Ringers moet worden toegegeven dat met name de brief van 10 maart 2010, waarop de brief van 26 januari 2011 voortbouwt, suggereert dat het aanbod het gratis plaatsen en vervangen van meters betreft, maar deze brieven bevatten geen concreet aanbod en dateren bovendien van meer dan een jaar voor de daadwerkelijke offerte. De offerte zelf was op verschillende punten – waaronder de duur van de overeenkomst en de (voorwaarden van de) afkoopregeling – nog niet concreet en diende nader te worden uitgewerkt, hetgeen ook is gebeurd in de overeenkomst.
4.7
De overeenkomst bepaalt in artikel 3 dat deze werd aangegaan voor de duur van 12 maanden, stilzwijgend te verlengen voor 12 maanden behoudens opzegging met inachtneming van een termijn van drie maanden. Bij opzegging door Ringers binnen tien jaar na de ingangsdatum van de overeenkomst, werd Ringers op grond van de overeenkomst een vergoeding verschuldigd. Hiermee zijn zowel de duur van de overeenkomst als de (voorwaarden van de) afkoopregeling uitgewerkt. De overeenkomst is namens Ringers getekend en geretourneerd door dezelfde persoon ( [X] ) die ook de offerte had ondertekend en Ringers heeft noch over de offerte, noch over de overeenkomst vragen gesteld. Anders dan Ringers heeft gesteld, mocht zij er niet zonder meer van uitgaan dat de overeenkomst louter een administratieve formaliteit was en geen aanvullende verplichtingen ten opzichte van de offerte zou inhouden, juist omdat de offerte geen bepaling bevatte over de duur van de overeenkomst en de verwijzing daarin naar een afkoopregeling nog geen concrete uitwerking vond in de offerte zelf. Van Ringers mocht worden verwacht, ook gelet op het feit dat zij een professionele partij is en de overeenkomst niet ingewikkeld is, dat zij zich van de inhoud van de overeenkomst op de hoogte zou stellen en daarover vragen zou stellen als hierover bij haar nog onduidelijkheid bestond. Dat Ista met Ringers heeft gecommuniceerd via [X] , die een niet-leidinggevende functie had, maakt dit niet anders. Zowel de offerte als de overeenkomst zijn gestuurd naar (zoals Ringers ter zitting heeft toegelicht: de voorgangster van) [X] en [X] had een week eerder ook de offerte namens Ringers ondertekend. Er bestond voor Ista geen aanleiding Ringers expliciet te wijzen op de (vergoedingsbepaling in de) overeenkomst. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de bewuste bepaling op een in het oog springende plaats in de overeenkomst is opgenomen, voorzien van het kopje ’looptijd en opzegging’ en op zichzelf voldoende duidelijk is. Voor zover Ringers heeft gesteld dat [X] de overeenkomst niet heeft gelezen, komt dat voor haar rekening en risico.
4.8
Uit het bovenstaande volgt dat als bij Ringers ten tijde van het ondertekenen van de offerte al niet de wil zou hebben bestaan een vergoedingsregeling af te spreken, Ringers onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat dit ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst nog steeds het geval was. In het licht van de hiervoor onder 4.7 genoemde omstandigheden mocht Ista er verder vanuit gaan dat Ringers de overeenkomst ook wenste zodat Ista daarop gerechtvaardigd heeft vertrouwd; voor zover Ringers heeft betoogd dat het onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Ista zich op dit gerechtvaardigd vertrouwen beroept, is daarvoor onvoldoende gesteld. Ook het subsidiaire betoog van Ringers dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat de vergoeding niet verschuldigd is, strandt op hetgeen het hof hiervoor onder 4.5 – 4.7 heeft overwogen.
Ringers heeft niet gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst
4.9
Met
grief 2keert Ringers zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij niet heeft gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst. Ringers stelt in hoger beroep daarnaast dat zij ook heeft gedwaald bij het aanvaarden van de offerte. Ringers heeft aangevoerd dat Ista haar onjuist heeft ingelicht, althans haar onvolledige mededelingen heeft gedaan door haar als klant te lokken met mededelingen over gratis meters zonder investering en gaandeweg en verholen de afkoopregeling te introduceren. Ista had Ringers al in de offerte duidelijk moeten meedelen dat een afkoopsom van toepassing zou zijn bij beëindiging van de overeenkomst binnen tien jaar na het aangaan daarvan, aldus Ringers.
4.1
Ista betwist dat Ringers heeft gedwaald bij de totstandkoming van de offerte en de overeenkomst en wijst daarbij in het bijzonder op de tekst van de overeenkomst, die volgens haar glashelder is.
4.11
Artikel 6:228 lid 1 aanhef en onder a en b BW bepaalt (samengevat en voor zover voor dit geding van belang) dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, in beginsel vernietigbaar is indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, of indien de wederpartij in verband met wat zij over de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had moeten inlichten.
4.12
Het hof is van oordeel dat Ringers geen beroep toekomt op dwaling bij het aangaan van de overeenkomst. Zelfs indien Ringers bij het aangaan van de offerte op basis van de mededelingen van Ista in de brieven van 10 maart 2010 en 26 januari 2011 over het leveren van gratis meters en de meerduidige formulering van de afkoopregeling in de offerte in de veronderstelling verkeerde dat zij geen afkoopsom verschuldigd zou zijn als de afspraken uit de offerte zouden eindigen, dan geldt dat Ringers op het moment van ondertekening van de overeenkomst duidelijk was, althans redelijkerwijs had moeten zijn, dat deze veronderstelling niet juist was. In de overeenkomst was immers in artikel 3 expliciet opgenomen dat bij beëindiging van de overeenkomst binnen tien jaar na de ingangsdatum daarvan een vergoeding was verschuldigd. Zodra Ringers de overeenkomst had gezien, kon weinig misverstand meer bestaan over hoe de woorden “
gratis” en “
kosteloos” in de aanbiedingen van Ista dienden te worden opgevat. Voor zover Ringers heeft betoogd dat zij bij het ondertekenen van de overeenkomst in de onjuiste voorstelling verkeerde dat de overeenkomst niet zou afwijken van de offerte, wordt dat betoog niet gevolgd omdat dit uit de uitlatingen van Ista in genoemde brieven en de offerte niet kon worden afgeleid. Daarbij geldt dat de offerte nog niet concreet was ten aanzien van de duur en de afkoopregeling, en deze onderwerpen nog nadere invulling vereisten. Dat de overeenkomst geheel gelijkluidend zou zijn aan de offerte, kon Ringers dan ook redelijkerwijs niet aannemen. Op Ista rustte, zoals hiervoor reeds overwogen, ook geen verplichting Ringers expliciet te wijzen op de vergoedingsregeling in de overeenkomst. Ringers is een professionele partij, en (de vergoedingsregeling uit) de overeenkomst was niet complex. Dat de overeenkomst namens Ringers werd ondertekend door [X] , en dat Ringers over de overeenkomst geen vragen heeft gesteld, maakte evenmin dat Ista spontaan had moeten mededelen dat de overeenkomst een vergoedingsregeling bevatte, te meer nu [X] een week eerder namens Ringers ook de offerte had ondertekend.
Beroep op vergoedingsregeling niet in strijd met artikel 6:248 lid 2 BW
4.13
Ringers richt zich met
grief 3tegen de afwijzing van de kantonrechter van het beroep van Ringers op artikel 6:248 lid 2 BW. Ringers heeft gesteld dat het beroep van Ista op artikel 3 van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij heeft daarbij gewezen op de volgens haar misleidende wijze van totstandkoming van de overeenkomst (in de zin van artikel 6:194 BW), waarbij Ista Ringers eerst heeft gelokt met beloften over gratis meters, in de aanbiedingsbrieven en de offerte bewust informatie heeft achterhouden over de vergoedingsregeling, en vervolgens heimelijk de vergoedingsregeling in de overeenkomst heeft geïntroduceerd. Verder heeft Ringers betoogd dat het niet redelijk is dat zij moet betalen voor meters die zij niet kan gebruiken, dat Ista de meters kan ophalen, dat niet aannemelijk is dat de meters een levensduur van tien jaar hebben en dat (dus) wel aannemelijk is dat Ista de investering in de meters – nu de overeenkomst vijf jaar heeft geduurd – al (grotendeels) heeft terugverdiend.
4.14
Ista betwist dat het beroep op artikel 3 uit de overeenkomst in strijd is met artikel 6: 248 lid 2 BW. Zij heeft naar voren gebracht dat zij ten onrechte wordt afgeschilderd als een partij die haar klanten onjuist informeert om op oneigenlijke wijze gewin te behalen. De vergoedingsregeling is volgens haar niet “stiekem” in de verhouding met Ringers ingebracht, de tekst van de overeenkomst is over de vergoeding duidelijk. Verder is de vergoedingsregeling ook redelijk omdat bij optie 1 de klant geen hardware-investering doet en Ista de meters, die een levensduur van ongeveer tien jaar hebben, niet kan hergebruiken, aldus Ista.
4.15
Het hof is van oordeel dat het beroep van Ringers op artikel 3 van de overeenkomst niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hierbij heeft het hof verschillende omstandigheden in aanmerking genomen. Zoals hiervoor overwogen, dateren de brieven van 10 maart 2010 en 29 januari 2011 van ruim een jaar voor de offerte. In de offerte is melding gemaakt van een afkoopregeling in het kader van optie 1 en in de overeenkomst, die volgde binnen een week na ondertekening van de offerte, waren de voorwaarden van de afkoopregeling duidelijk uitgewerkt. Tevens neemt het hof in ogenschouw dat het feitelijk gaat om de voortzetting van een zakelijke relatie tussen twee professionele partijen die handelen in de uitoefening van hun bedrijven. Hoewel aan Ringers kan worden toegegeven dat het beter was geweest als de voorwaarden waaronder de afkoopsom verschuldigd werd al duidelijk in de offerte waren omschreven, kan de wijze van totstandkoming van de overeenkomst niet de conclusie dragen dat het beroep van Ringers op de vergoedingsregeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hetzelfde geldt voor het betoog van Ringers dat erop neer komt dat de vergoedingsregeling niet redelijk is omdat aannemelijk is dat Ista de investering al (grotendeels) heeft terugverdiend, terwijl Ringers moet betalen voor meters die voor haar geen waarde of nut meer hebben. Zelfs als dat het geval zou zijn, is dat onvoldoende om de hoge drempel van artikel 6:248 lid 2 BW te halen.
4.16
Bij pleidooi heeft Ringers in het kader van haar beroep op artikel 6:248 lid 2 BW nog aangevoerd dat de vergoedingsregeling uit de overeenkomst moet worden beschouwd als een algemene voorwaarde en dat die vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn (artikel 6:237 aanhef en onder i BW). Daargelaten dat de goede procesorde zich ertegen verzet dat Ringers deze nieuwe stellingname eerst in dit late stadium van de procedure naar voren brengt, terwijl zij dat ook eerder in de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, al had kunnen doen en Ista aldus onvoldoende gelegenheid heeft gehad tegen deze stellingname op te komen, stuit deze stellingname af op hetgeen hiervoor is overwogen. Ook indien de vergoedingsregeling als een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:233 BW moet worden beschouwd en Ringers een beroep zou kunnen doen op de reflexwerking van artikel 6:237 aanhef en onder i BW, is dit in het licht van alle overige omstandigheden, zoals hiervoor genoemd, niet voldoende om het beroep van Ringers op artikel 6:248 lid 2 BW te kunnen dragen.
4.17
De grieven 1, 2 en 3 falen op grond van het voorgaande. Er is geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden. Grief 4 faalt voor zover die voortbouwt op de voorgaande grieven. Voor zover Ringers betoogt dat een compensatie van kosten had moeten worden uitgesproken, omdat de vordering van Ista gedeeltelijk zou zijn afgewezen, faalt de grief eveneens omdat de vordering van Ista geheel is toegewezen. Grief 5 heeft geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van de overige grieven. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Ringers zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Ringers in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Ista begroot op € 741,- aan verschotten en € 2.361,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.M. de Winter, A.L.M. Keirse en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.