ECLI:NL:GHAMS:2021:2305

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
200.251.536/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en toerekenbaar tekortschieten door bovenmatige scheurvorming in vloer met schadevergoeding en deskundigenkosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] VLOERSYSTEMEN B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin [X] werd veroordeeld tot schadevergoeding wegens toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een aannemingsovereenkomst. De zaak betreft scheurvorming in een cementdekvloer die door [X] is aangebracht in de woning van [geïntimeerde]. De kantonrechter oordeelde dat de scheuren als een gebrek moeten worden aangemerkt en dat [X] de mogelijkheid had om deze te herstellen, maar dit niet heeft gedaan. In hoger beroep heeft [X] betoogd dat de scheurvorming het gevolg is van drogingskrimp en dat zij niet aansprakelijk is voor de schade. Het hof heeft vastgesteld dat de scheurvorming een gebrek vormt en dat [X] in verzuim is geraakt. Het hof heeft geoordeeld dat plaatselijk herstel mogelijk is en heeft de kosten van herstel begroot op € 2.212,79. Daarnaast zijn er kosten voor lijm en deskundigen in rekening gebracht, wat leidt tot een totaalbedrag van € 5.691,95 dat [X] aan [geïntimeerde] moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigd en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.251.536/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 6408265 \ CV EXPL 17-7671
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 juli 2021
inzake
[X] VLOERSYSTEMEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I. van Leusden-Willemse te Veenendaal,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. R.J. van Velzen te Heiloo.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en [geïntimeerde] genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 18 september 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 20 juni 2018, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [X] als gedaagde.
Bij tussenarrest van 29 januari 2019 heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast, die op 24 mei 2019 heeft plaatsgevonden. Ten behoeve van die comparitie heeft [X] producties ingediend, waaronder door deskundigen opgemaakte stukken, die deel uitmaken van het dossier. Het van die comparitie opgemaakte proces-verbaal bevindt zich eveneens bij de stukken.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens houdende akte vermeerdering van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, tevens antwoordakte vermeerdering van eis, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 15 april 2021 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord en inlichtingen verstrekt. [geïntimeerde] heeft nog nadere producties in het geding gebracht.
Aangezien tussen partijen na deze mondelinge behandeling geen minnelijke regeling tot stand is gekomen, is ten slotte arrest gevraagd.
[X] heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties. In incidenteel hoger beroep heeft [X] eveneens geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[geïntimeerde] heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en in incidenteel hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarbij zijn vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is afgewezen en, kort gezegd, - uitvoerbaar bij voorraad - die vordering alsnog zal toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat het hof de vorderingen waarmee hij in hoger beroep zijn eis heeft vermeerderd zal toewijzen, met veroordeling van [X] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.17. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof als uitgangspunt. Het hof zal rekening houden met het bij de
eerste griefin principaal hoger beroep aangevoerde. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Op 4 september 2015 hebben [geïntimeerde] en [X] telefonisch een overeenkomst gesloten tot het aanbrengen van een cementdekvloer in de woning van [geïntimeerde] .
2.2.
De opdrachtbevestiging van [X] van 7 september 2015 houdt in, voor zover van belang:
Onder dankzegging van uw gewaardeerde telefonische opdracht d.d. 04-09-2015 doen wij u hierbij toekomen onze opdrachtbevestiging voor het leveren en aanbrengen van cementdekvloeren op bovengenoemd project.
(…)
Garantie welke wij verstrekken:
De garantie betreft het hechten aan de ondergrond, evenals de functionaliteit van het aangebrachte vloersysteem. Indien van toepassing conform technische productbladen en/of uitgebrachte adviezen van fabrikant/leverancier.
De garantieduur bedraagt 3 jaar, afbouwend, ingaande op opleveringsdatum.
Wat wij voor u zullen verzorgen:
Gehechte cementdekvloeren, kwaliteit C20 (NEN 2741), volgens NEN 2747 vlakheids klasse 3.
Oppervlakte : 55 m2., gelegen op de begane grond
Hechting : d.m.v. cementpap
Wapening : ja, d.m.v. kunststof vezels
Laagdikte : 70 mm.
Bovengenoemd vloersysteem kunnen wij aanbrengen voor € 975,00
Bovengenoemde prijs geldt bij uitvoering in één ononderbroken werk.
Eventuele minder meters/laagdikte zullen wij niet verrekenen.
Onze prijs is inclusief
- Eigen stroomvoorziening
- Afwerken met een vlindermachine.
- Levering materialen onder Komo-keur.
Bij deze opdrachtbevestiging gaan wij ervan uit een gezonde ondergrond waar wij rechtstreeks onze vloer op aan kunnen brengen zonder verdere voorbereidende werkzaamheden.
Werkzaamheden welke hierboven niet omschreven staan zijn niet in onze prijs opgenomen. (…)
Bij gehechte cementdekvloeren met cementpap is plaatselijke onthechting met een middellijn kleiner dan 150 mm toelaatbaar conform paragraaf 5.6 (NEN 2741)(…)
Op al onze offertes en leveringen zijn de levering en betalingsvoorwaarden van toepassing die zijn vastgesteld door het bestuur van de stichting vloerkeur. (…) Indien u deze niet in uw bezit heeft, zijn wij gaarne bereid u deze toe te zenden.
2.3.
[X] heeft de cementdekvloer op 8 september 2015 gestort.
2.4.
Op 11 september 2015 heeft [X] aan [geïntimeerde] een factuur voor een bedrag van € 975,- excl. btw (€ 1.179,75 incl. btw) verzonden. In de omschrijving op de factuur staat vermeld, voor zover van belang:
55m2 cementdekvloer, kwaliteit C16, laagdikte 70 mm
2.5.
[geïntimeerde] heeft de factuur, na verrekening van meerwerk (€ 284,35 incl. btw) en minderwerk (€ 231,11 incl. btw), derhalve een totaalbedrag van € 1.232,24 incl. btw op 21 september 2015 voldaan.
2.6.
Half oktober 2015 heeft [geïntimeerde] geconstateerd dat er scheuren in de cementdekvloer zaten. [geïntimeerde] heeft [X] daar op aangesproken.
2.7.
Namens [X] heeft [A] de vloer op 28 oktober 2015 geïnspecteerd. [A] heeft vervolgens op 2 november 2015 een email aan [geïntimeerde] gezonden. Deze email houdt in, voor zover van belang:
Scheurvorming tijdens het drogen van een cementdekvloer is nooit uit te sluiten en dit komt veelvuldig voor. De scheurvorming in de dekvloer in uw woning zit op logische plaatsen, met uitzodering van de haakse scheur in de zijaanbouw welke niet te verklaren is (verwacht is een snelle droging ivm veel glas in de aanbouw). (…)
Als oplossing kunnen wij de scheurvorming in de zijaanbouw V-vormig openslijpen en deze volgieten met epoxy hars, (…) Door het vol laten lopen van de scheur met epoxy hars bind dit de twee delen en is de reparatie sterker als het naast gelegen vloerveld. In de toekomst zal er op de gerepareerde plek dan ook geen scheurvorming meer optreden. Uitsluiten dat er op andere locaties scheurvorming optreed kunnen wij niet.
Voor de dekvloer afgewerkt wordt met tegels is het verstandig om eerst de vloerverwarming op te stoken volgens protocol. Als bijlage zend ik u het opstook protocol mee.
[X] heeft vervolgens aangeboden genoemde haakse scheur in de aanbouw te herstellen door deze te vullen met epoxyhars. De overige scheuren vormden wat [X] betreft geen gebrek, omdat deze naar zeggen van [X] niet ‘los’ lagen. [geïntimeerde] heeft dit aanbod niet aanvaard omdat [X] niet kon garanderen dat na de voorgestelde reparatie van de haakse scheur, op andere plekken scheurvorming zou uitblijven.
2.8.
[geïntimeerde] heeft [X] per brief van 26 november 2015 aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van de scheurvorming.
2.9.
Op 23 december 2015 heeft een deskundige verbonden aan [Y] Expertises, in opdracht van [geïntimeerde] , in aanwezigheid van beide partijen de vloer onderzocht. Nadat nadere informatie was opgevraagd, heeft de deskundige van [Y] Expertises de vloer op 16 juni 2016 voor de tweede keer onderzocht.
2.10.
[Y] Expertises heeft een rapport opgesteld. Van dit rapport bestaan twee versies, een met datum 16 augustus 2016 (hierna: het eerste rapport) en een met als datum 13 oktober 2016 (hierna: het tweede rapport). De conclusie die in het eerste rapport getrokken wordt is dat in het geval de scheuren niet bewegend zijn, plaatselijk herstel afdoende is. De kosten van dit herstel worden begroot op circa € 650,- inclusief btw.
2.11.
De conclusie van het tweede rapport luidt dat plaatselijk herstel van de vloer niet afdoende is en dat de gehele vloer vervangen moet worden. De deskundige baseert zich hierbij op de verklaring van [geïntimeerde] dat de scheuren bewegend zijn. Was dat niet zo, dan had volgens de deskundige plaatselijk herstel een uitkomst geboden. De kosten voor herstel worden in dit tweede rapport begroot op € 5.057,80 inclusief btw.
2.12.
In beide versies van het rapport wordt opgemerkt dat er onthechting is geconstateerd die groter is dan de toelaatbare 150 mm.
2.13.
Per brief van 17 mei 2017 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [X] gesommeerd om binnen 21 dagen tot herstel van de cementdekvloer (door algehele vervanging) over te gaan.
2.14.
In een brief van 13 juni 2017 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] geschreven dat [geïntimeerde] geen prijs meer stelt op herstel van de vloer, maar in plaats daarvan aanspraak maakt op (vervangende) schadevergoeding, te betalen binnen drie weken.
2.15.
[geïntimeerde] heeft [Z] , verbonden aan ingenieursbureau IACT B.V. gevraagd een reactie op de rapporten van [Y] Expertises te geven. In zijn reactie van 20 februari 2018 vermeldt [Z] het volgende, voor zover van belang:
Uit de door u gemailde deskundigenbericht van [Y] Expertises, beide met nummer [nummer] wordt het volgende opgemaakt;
- Er is sprake van een zonder meer overmatige scheurvorming zowel in de zin van het aantal scheuren als de scheurlengte. Een norm of richtlijn hieromtrent bestaat overigens niet. Ook in NEN 2741 staat hieromtrent niets vermeld.
- Er is zonder meer sprake van een overmatige onthechting. Volgens NEN 2741 wordt onthechting over een vlak van maximaal 3 x de dikte van de dekvloer toegelaten ter plaatse van aansluitingen tussen dekvloer en omliggende wanden (veldbeëindigingen. Niet alleen wordt dit criterium overschreden, doch tevens heeft onthechting (tot 400mm) plaats gevonden bij scheuren (scheuren zijn geen veldbeëindigingen). Overigens kan uit het scheurenpatroon worden afgeleid dat er naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een aanzienlijke onthecht: er zijn a.h.w. schollen ontstaan in de dekvloer.
- Er is deels sprake van grote dikteverschillen in de dekvloer, terwijl de dikte van de dekvloer zo gelijkmatig mogelijk dient te zijn om verschillen in krimp- en thermische spanning te voorkomen. (Die spanning is o.a. afhankelijk van de dikte van de dekvloer.)
Wat betreft de uitvoering van de dekvloer wordt het volgende opgemaakt:
- De samenstelling van de dekvloer is in het geheel niet onderzocht. Nu is niet bekend of drogingskrimp verminderende maatregelen zijn getroffen, welke gezien de deels grote dikte, zonder meer aanbevolen worden. Dergelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld het toepassen van zo min mogelijk cement en aanmaakwater in combinatie met een uitgekiende korrelverdeling van het toegepaste zand, het toepassen van kunstharsveredelingen en het zo optimaal mogelijk verdichten van de dekvloer.
- Niet bekend is of krimpwapening is toegepast. Bij overmatige dikten wordt dit aanbevolen, zeker indien geen andere drogingskrimp verminderende maatregelen zijn getroffen. Kunststof vezelwapening heeft bij traditionele cementgebonden dekvloeren nauwelijks effect.
- Niet onderzocht is of de ondergrond deugdelijk is voorzien van een aanbrandlaag of primer, zodat een optimale hechting wordt verkregen tussen ondergrond en dekvloer.
- Niet bekend is of voldoende nazorg is gepleegd (voorkomen van versnelde wateronttrekking door bijvoorbeeld het afdekken van de dekvloer middels folie voor circa 3 dagen na applicatie.
- De sterkteklasse van de dekvloer is niet bepaald. Indien de dekvloer ter plaatse van de locaties met grote dikten in één maal is aangebracht is het zeer waarschijnlijk dat het onderste deel van de dekvloer een zeer beperkte sterkte bezit door een gebrekkige verdichting. Hierdoor kunnen delen die nu massief klinken alsnog onthechten.
Uit het voorgaande wordt geconcludeerd:
Deze dekvloer is zonder meer ondeugdelijk. Maatregelen zijn zeker nodig, waarbij zonder meer de voorkeur uitgaat naar volledige vervanging, zeker nu nog de nodige informatie ontbreekt. Daarbij wordt aanvullend opgemerkt dat, indien men herstel wenst toe te passen, de benodigde herstelwerkzaamheden (dichten scheuren met giethars of (bij voorkeur) met injectie en herstellen van de onthechtingslocaties bij de scheuren middels injectie) omvangrijk en kostbaar zullen zijn, waarbij een deugdelijk eindresultaat zeker niet gegarandeerd is vanwege de ontbrekende informatie doch mede ook omdat de optredende spanningen in het vloersysteem zullen veranderen bij gebruik van de vloerverwarming in combinatie met een tegelafwerking. Hoe dit uiteindelijk zal uitpakken is onduidelijk.
2.16.
Nadat het bestreden vonnis was gewezen, heeft [X] [technisch adviseur] , als senior technisch adviseur verbonden aan Technisch Bureau Afbouw, gevraagd de cementdekvloer te beoordelen. Zijn rapport van 12 september 2018 houdt, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende in:
- De oorzaak van de scheurtjes is drogingskrimp. Scheurvorming is een materiaaleigenschap van een cementgebonden dekvloer.
- Het ligt in de rede dat in de periode na applicatie van de vloer de houtkachel in werking is geweest. Daardoor wordt vochtonttrekking uit de dekvloer versneld, hetgeen aanzienlijke scheurvorming en onthechting kan opleveren.
- Dat er scheurtjes en onthechtingen zijn opgetreden, vormt op zich feitelijk geen gebrek. De opgetreden onthechtingen zijn slechts lokaal wat groter dan is toegestaan en daar zal de verwarming van de woning zeker een bijdrage aan hebben geleverd. De onthechting op zich vormt geen enkel probleem voor het gebruik.
- De mate waarin scheuren zijn opgetreden en de aanwezigheid van vloerverwarming maakt dat dit fenomeen wel opgelost zal moeten worden alvorens de vloer met tegels wordt afgewerkt. Dat kan door de scheuren te verlijmen. Dat er daarna nog nieuwe scheuren ontstaan, valt niet te verwachten.
De scheuren lijken visueel breder geworden, maar dat is feitelijk niet het geval.
- De gebruikswaarde van de geleverde dekvloer is zelfs zonder de nog aan te brengen tegelvloer (die de belastbaarheid verder verhoogd) uitmuntend te noemen.
- Verwijderen en vervangen van de dekvloer is geenszins noodzakelijk. Herstel kan eenvoudig plaatsvinden. De herstelkosten bedragen € 1.350,- excl. btw.
2.17.
De reactie van [Z] van 12 november 2018 op het rapport van [technisch adviseur] houdt, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende in:
- De woning is na de realisatie van de dekvloer flink opgewarmd door langdurige bezonning. De aanname van [technisch adviseur] dat de woning toen door de houtkachel werd verwarmd, is voorbarig te noemen.
- Drogingskrimp is inderdaad een eigenschap van een cementgebonden dekvloer. Dit maakt dat altijd enige kans op scheurvorming aanwezig is. Deze kans kan beperkt doch niet geheel tot nul gereduceerd worden door het treffen van krimpbeperkende maatregelen. In het rapport van [technisch adviseur] wordt daarover niets vermeld en dergelijke maatregelen zijn niet getroffen.
- Er is sprake van een extreme mate van scheurvorming.
- Gezien de langdurige bezonning, waardoor een dekvloer versneld kan drogen met een verhoogde scheurkans en onthechting tot gevolg, had de eerste paar dagen nabehandeling door plaatsing van een folie op de dekvloer moeten plaatsvinden.
- Bij de vraag of herstel, waarmee de dekvloer geschikt wordt voor het beoogde doel, mogelijk en realistisch is, is een knelpunt dat naar verwachting geen vloerafwerker een dekvloer met zo’n groot aantal scheuren, ook al zijn die gerepareerd, zal accepteren als ondergrond voor de door hem aan te brengen afwerking.
- Er kunnen na reparatie wel degelijk nieuwe scheuren ontstaan. Wel is het zo dat de drogingskrimp volledig achter de rug is, waardoor dit schademechanisme niet meer zal werken. Ook zal de dekvloer door opwarming minder aan trek en meer op druk belast worden, hetgeen normaliter geen scheurvorming opwekt.
- [Z] kan zich vinden in de hersteloptie nu gebleken is dat de onthechting van de dekvloer bij de scheuren over het algemeen beperkt is en nu de dekvloer qua sterkte bruikbaar lijkt. Dit moet gepaard gaan met het aanvaarden van een scheurrisico van de afwerking door [X] .
- De kosten voor herstel worden begroot op € 3.080,- excl. btw.
2.18.
De op de reactie van [Z] nog gegeven reactie van [technisch adviseur] van 9 januari 2019 houdt, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende in:
- [technisch adviseur] is het eens met de opsomming van [Z] van maatregelen die tot beperking van materiaalkrimp kunnen leiden, maar maakt een kanttekening bij het aanbrengen van vochtkerende folie. Het niet aanbrengen daarvan leidt volgens [technisch adviseur] niet tot een andere uitkomst wanneer de vloer ruim voor het bereiken van de eindsterkte reeds bewoond wordt en bovendien een houtkachel wordt gebruikt voor verwarming van de woning, zoals hier waarschijnlijk het geval is geweest.
- De hoeveelheid scheuren is inderdaad bovenmatig; dat komt vooral voort uit het voortijdig in gebruik nemen van de houtkachel als verwarming (en niet door de zon).

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd dat de kantonrechter [X] veroordeelt om een bedrag van in totaal € 12.207,27 te voldoen. Dit bedrag bestaat uit a) € 9.611,16 voor het verwijderen van de oude cementdekvloer, herstel vloerverwarming en het aanbrengen van een nieuwe vloer,
b) € 980,- voor het vervoer en de opslag van de meubels (€ 70,- per maand over de periode juli 2016 tot en met september 2017), en
c) € 730,- voor de kosten voor nieuwe lijm,
aan vervangende schadevergoeding, en,
d) € 886,11 voor buitengerechtelijke incassokosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, proces- en nakosten.
3.2.
[geïntimeerde] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [X] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat [X] een vloer gelegd heeft die niet beantwoordt aan die overeenkomst. De vloer vertoont gebreken. [geïntimeerde] heeft [X] de mogelijkheid geboden om de vloer te herstellen, maar daaraan heeft [X] geen gevolg gegeven. [geïntimeerde] heeft zich door de tekortkoming en het feit dat [X] niet over wenste te gaan tot herstel genoodzaakt gezien om de oorspronkelijke verbintenis om te zetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
3.3.
[X] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [geïntimeerde] geheel toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft daartoe onder meer vooropgesteld dat de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk betreft met [X] als aannemer en [geïntimeerde] als opdrachtgever; dat [X] daarbij verplicht is het overeengekomen werk tot stand te brengen en op te leveren en dat [geïntimeerde] de overeengekomen prijs dient te betalen; dat als zich na de oplevering gebreken voordoen, [geïntimeerde] [X] in de gelegenheid moet stellen die gebreken weg te nemen; dat [geïntimeerde] desgewenst ook zelf kan vorderen dat herstel plaatsvindt, tenzij de kosten van herstel in geen verhouding staan tot zijn belang bij herstel in plaats van schadevergoeding; dat [geïntimeerde] de voor de werkzaamheden verzonden factuur heeft voldaan en dat tussen partijen niet in geschil is dat de vloer is opgeleverd en dat verder vaststaat dat er na enige tijd scheurvorming in de vloer is opgetreden. De kantonrechter heeft verder overwogen dat die scheuren aangemerkt moeten worden als een gebrek, zoals [geïntimeerde] heeft gesteld. [X] heeft de door [geïntimeerde] ter onderbouwing van zijn stelling overgelegde rapporten van [Y] Expertises en de reactie daarop van [Z] volgens de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat er twee versies van het rapport van [Y] Expertises met verschillende conclusies in omloop zijn, kan daaraan volgens de kantonrechter niet afdoen. [geïntimeerde] heeft [X] voldoende in de gelegenheid gesteld dit gebrek weg te nemen, aldus de kantonrechter. Zowel [Y] Expertises als [Z] gaan ervan uit dat vervanging van de gehele vloer de enige remedie is. Het is daarom volgens de kantonrechter niet onredelijk dat [geïntimeerde] - zonder nadere garanties - niet akkoord heeft willen gaan met plaatselijk herstel. [X] heeft volgens de kantonrechter ook de hoogte van de door [geïntimeerde] gestelde herstelkosten onvoldoende gemotiveerd betwist.
3.5.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] in principaal hoger beroep op met negen grieven, waarvan de eerste grief, voor zover die de feitenvaststelling betreft, al is behandeld. [geïntimeerde] komt in incidenteel hoger beroep op met één grief die is gericht tegen het niet toewijzen van de door hem gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd. Het hof komt hierna daarop terug.
3.6.
Het resterende deel van de
eerste griefen de
tweede en derde griefvan [X] in het principaal hoger beroep kunnen gezamenlijk worden besproken. Deze houden in de kern in dat [X] , op grond van de door haar in hoger beroep overgelegde stukken van de deskundigen [technisch adviseur] en [Z] , heeft aangetoond dat de vloer niet gebrekkig is en dat [X] niet aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] gevorderde schade. Volgens [X] staat op grond van deze stukken vast dat de scheurvorming is ontstaan door drogingskrimp, hetgeen niet als gebrek is aan te merken. Dat sprake is van bovenmatige scheurvorming valt [X] niet te verwijten. Dat komt immers voort uit het stoken van de houtkachel (aldus [technisch adviseur] ) of door overvloedige bezonning (aldus [Z] ). [X] geeft aan zelf geen invloed te hebben gehad op deze beide factoren en dat de vloer voldoet aan de eisen van een goed en deugdelijk werk nu de scheurvorming binnen de norm valt en de prestatie van de dekvloer goed is.
3.7.
[geïntimeerde] is gebleven bij zijn standpunt dat [X] een gebrekkige vloer heeft geleverd. Volgens [geïntimeerde] heeft [X] de in hoger beroep door haar overgelegde reactie van [Z] van 12 november 2018 voorzien van een onjuiste interpretatie en gevolgtrekking. Er is sprake van diverse tekortkomingen aan de zijde van [X] , zoals blijkt uit de reactie van [Z] . Het zorgdragen voor een goede droging, door de vloer af te dekken met een folie en [geïntimeerde] tenminste een goede instructie te geven omtrent de droging van de vloer en het door hem te verzorgen binnenklimaat, hoort bij de verantwoordelijkheden van [X] als deskundige opdrachtnemer. [X] heeft dat nagelaten. De vloer is niet geschikt voor het beoogde doel, te weten het betegelen daarvan met de door [geïntimeerde] daarvoor aangeschafte granieten tegels.
3.8.
Het hof overweegt als volgt. Naar eigen zeggen van [X] ter zitting in hoger beroep is de vloer na de oplevering door de - volgens [technisch adviseur] en [Z] : extreme - hoeveelheid scheuren zonder reparatie niet geschikt voor afwerking met, granieten, tegels. [geïntimeerde] heeft deze afwerking steeds beoogd. [X] was daarvan, zoals zij niet althans onvoldoende heeft weersproken, op de hoogte. De vloer voldoet derhalve niet aan hetgeen [geïntimeerde] daarvan mocht verwachten. Het hof is van oordeel dat de bovenmatige scheurvorming voor rekening en risico van [X] komt en dat [X] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Voor zover de scheurvorming is ontstaan door drogingskrimp is gesteld noch gebleken dat [X] tijdens en na het aanleggen van de vloer krimpbeperkende maatregelen heeft getroffen en/of [geïntimeerde] tijdig ter zake heeft geïnstrueerd, terwijl dergelijke (na)zorg van haar als professionele partij verwacht mag worden, zoals [geïntimeerde] terecht heeft gesteld. Genoemde grieven falen dan ook.
3.9.
Met haar
vierde griefin principaal hoger beroep betoogt [X] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij door [geïntimeerde] deugdelijk in gebreke is gesteld en dat zij in verzuim was. Volgens [X] heeft de kantonrechter ten onrechte niet bij zijn oordeelsvorming betrokken dat er twee versies van het rapport van [Y] Expertises in omloop waren. [X] heeft aanvankelijk alleen van de eerste versie kennisgenomen, waarin geconcludeerd werd dat kon worden volstaan met plaatselijk herstel van de vloer. [geïntimeerde] bleef echter in zijn correspondentie volharden in zijn eis om de vloer geheel te vervangen, waarin [X] niet mee hoefde te gaan. Van verzuim is dan ook geen sprake, aldus [X] .
3.10.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd weersproken dat verzuim niet is ingetreden.
3.11.
Het hof volgt [X] niet in haar betoog. Uit de stukken blijkt dat [geïntimeerde] [X] bij brief van 26 november 2015 aansprakelijk heeft gesteld voor de door hem te lijden schade. Daarna heeft [Y] Expertises op verzoek van [geïntimeerde] de vloer onderzocht en daarvan een rapport, in twee versies, opgemaakt. Bij navraag heeft [geïntimeerde] vernomen dat [X] zich wenste te beraden op het inschakelen van een eigen deskundige. Dat heeft zij vervolgens niet gedaan. [X] heeft overigens niet gereageerd. [geïntimeerde] heeft [X] bij brief van 17 mei 2017 gesommeerd om de vloer binnen eenentwintig dagen te herstellen (door algehele vervanging). [X] heeft ook daarop niet geantwoord en niet laten blijken dat zij bereid was om de zaak op te pakken. [X] heeft aangevoerd dat zij niet ervan op de hoogte is gesteld dat het tweede rapport van [Y] Expertises een andere uitkomst had dan het eerste. Onduidelijk voor het hof is of zij ook beoogt te betogen dat zij alleen het eerste rapport van [Y] Expertises heeft ontvangen en niet de tweede versie daarvan. Hoe dat ook zij, als [X] zich niet kon vinden in vervanging van de vloer maar plaatselijk herstel daarvan voorstond, had zij zich met een dergelijk voorstel tot [geïntimeerde] kunnen wenden. Gesteld noch gebleken zijn feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat [X] adequaat heeft gereageerd op de sommaties van [geïntimeerde] , terwijl het op haar weg lag om klachten over tekortkomingen in de uitvoering van haar werkzaamheden naar behoren af te handelen. Het feit dat er twee versies van het rapport van [Y] Expertises in omloop waren met andersoortige conclusies is ongelukkig te noemen, maar leidt niet tot een ander oordeel. De grief heeft geen succes.
3.12.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de tussenconclusie dat de gestelde scheurvorming een gebrek aan de vloer vormt, waarvoor [X] aansprakelijk is. [X] is in verzuim geraakt en is gehouden om [geïntimeerde] schadeloos te stellen.
3.13.
Met haar
vijfde griefin principaal hoger beroep voert [X] aan dat zij in hoger beroep op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen en conclusies van de deskundigen [technisch adviseur] en [Z] heeft aangetoond dat, in het geval dat het hof van oordeel is dat [X] gehouden is om [geïntimeerde] schadeloos te stellen, volstaan kan worden met plaatselijk herstel van de vloer.
3.14.
[geïntimeerde] is bij zijn standpunt gebleven dat volledige vervanging van de vloer noodzakelijk is. Plaatselijk herstel is volgens hem niet aan de orde, (mede) gelet op het door [Z] genoemde knelpunt dat naar verwachting geen vloerafwerker de gerepareerde dekvloer zal accepteren als ondergrond voor de aan te brengen tegels.
3.15.
De grief slaagt. Het hof ziet onvoldoende aanknopingspunten voor de noodzaak van algehele vervanging van de vloer zoals [geïntimeerde] voorstaat. [X] heeft naar het oordeel van het hof afdoende onderbouwd dat volstaan kan worden met plaatselijk herstel. Volgens deskundige [technisch adviseur] kan daarmee worden volstaan; ook volgens de nadere reactie van deskundige [Z] is plaatselijk herstel een optie wegens de over het algemeen beperkte onthechting bij de scheuren en het feit dat de dekvloer qua sterkte bruikbaar lijkt, met dien verstande, zo begrijpt het hof, dat [X] zich volgens [Z] in dat geval garant moet stellen voor de afwerking van de vloer. Het hof heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat [geïntimeerde] de door [X] (op grond van de bevindingen van [technisch adviseur] ) ingenomen stelling dat de scheuren (enkel) visueel breder lijken te zijn geworden, terwijl dat feitelijk niet het geval is, niet heeft weersproken. De conclusie in de tweede versie van het rapport van [Y] Expertises dat de vloer vervangen dient te worden omdat sprake is van bewegende (groter wordende) scheuren, houdt daarom geen stand. Dat geen vloerafwerker bereid zal zijn de vloer na reparatie af te werken, zoals [geïntimeerde] met een beroep op de conclusies van [Z] heeft aangevoerd, acht het hof onvoldoende onderbouwd. [X] heeft dit gemotiveerd betwist en daartoe verwezen naar een als productie bij de memorie van grieven overgelegde e-mail van een tegelzetter die aangeeft dat het tegelwerk na een op de juiste wijze uitgevoerd herstel kan worden uitgevoerd onder de gebruikelijke garantie. Aan het aanbod dat [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep heeft gedaan om [Z] over het door hem zogenoemde knelpunt te horen, wordt voorbij gegaan. [geïntimeerde] heeft immers in dit hoger beroep reeds voldoende gelegenheid gehad om de door [X] reeds bij gelegenheid van de comparitie na aanbrengen overgelegde stukken, waaronder de nadere reactie van [Z] , van commentaar te voorzien.
3.16.
Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal het hof deze schatten. [technisch adviseur] heeft de kosten van herstel in zijn rapport geraamd op € 1.350,- exclusief btw, terwijl [Z] de kosten heeft begroot op € 3.080,- exclusief btw. [X] heeft daarnaast bij haar memorie van grieven een offerte overgelegd van Qualityfloor B.V., waarin de kosten voor herstel worden begroot op € 1.828,75 exclusief btw. Het hof zal aansluiten bij deze laatste concrete offerte en begroot de kosten van herstel op laatstgenoemd bedrag, derhalve op € 2.212,79 inclusief btw. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij, in het geval dat het hof zal uitgaan van herstel van de vloer en niet van vervanging daarvan, nog in de gelegenheid wenst te worden gesteld om een nadere begroting van de kosten van herstel in te brengen. Het hof gaat hieraan voorbij; [geïntimeerde] had daartoe reeds eerder de gelegenheid maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
3.17.
Met haar
zesde griefin principaal hoger beroep verzet [X] zich tegen toewijzing van de kosten voor vervoer en opslag van de meubels. Volgens [X] heeft [geïntimeerde] niet aangetoond dat sprake is van een causaal verband ten aanzien van de gestelde schade, waarbij zij erop heeft gewezen dat haar in de procedure is gebleken dat de woning van [geïntimeerde] niet alleen qua vloer maar ook voor het overige verre van afgewerkt is.
3.18.
Het hof volgt [X] in haar betoog. Deze kosten zijn niet toewijsbaar. [geïntimeerde] heeft onvoldoende onderbouwd dat het onvermijdelijk was dat de meubels elders opgeslagen moesten worden en dat dat voor rekening van [X] moet komen vanwege haar tekortkoming. Zijn stelling dat hij ervan uitging dat [X] op ieder moment de vloer kon komen repareren is daartoe onvoldoende. De grief slaagt.
3.19.
[X] beklaagt zich er in haar
zevende griefin principaal hoger beroep over dat de kantonrechter de kosten voor (nieuwe) lijm voor het aanbrengen van de tegels heeft toegewezen. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter deze kosten terecht heeft toegewezen. Het valt [geïntimeerde] niet te verwijten dat hij de lijm in afwachting van het herstel van de vloer niet heeft geretourneerd en dat de houdbaarheidsdatum daarvan inmiddels is verstreken. Deze grief gaat niet op.
3.20.
De
achtste griefin principaal hoger beroep van [X] is gericht tegen toewijzing van de wettelijke rente per 4 juli 2017. Volgens [X] was geen sprake van een verzuimsituatie, zodat zij geen wettelijke rente verschuldigd is. Deze grief is ten onrechte opgeworpen. Zoals het hof reeds hiervoor heeft vastgesteld is [X] in verzuim geraakt. Dat was het geval na ommekomst van de bij brief van 17 mei 2017 genoemde termijn van eenentwintig dagen. Per 4 juli 2017 was [X] aan [geïntimeerde] een geldbedrag verschuldigd omdat hij de vordering tot nakoming bij brief van 13 juni 2017 heeft omgezet in een vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding, te betalen binnen drie weken. Dat de omvang van die schadevergoeding toen nog niet vaststond en dat het prijspeil in 2019 hoger ligt dan in 2017, zodat eventuele renteschade er niet is, zoals [X] als verweer heeft aangevoerd, leidt er niet toe dat de gevorderde wettelijke rente niet toewijsbaar is.
3.21.
De
negende griefin principaal hoger beroep is gericht tegen de in eerste aanleg toegewezen proceskosten. Aangezien [X] ook met inachtneming van voorgaande overwegingen nog steeds te beschouwen is als de in eerste aanleg grotendeels in het ongelijk gestelde partij, komen deze terecht voor zijn rekening. De grief faalt.
Incidenteel hoger beroep
3.22.
[geïntimeerde] beklaagt zich met zijn grief in incidenteel hoger beroep erover dat de kantonrechter de door hem gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet heeft toegewezen. Volgens [geïntimeerde] zijn deze kosten niet verzekerd onder zijn rechtsbijstandsverzekering. [X] heeft gemotiveerd betwist deze kosten verschuldigd te zijn. Volgens haar is niet gebleken dat [geïntimeerde] de gestelde schade daadwerkelijk heeft geleden.
3.23.
Het hof is van oordeel dat deze kosten niet voor toewijzing in aanmerking komen, aangezien [geïntimeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij ter zake schade heeft geleden. [geïntimeerde] is niet ingegaan op het verweer van [X] hoewel dat wel op zijn weg had gelegen. Het hof verwerpt de grief.
Vermeerdering van eis
3.24.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd met een drietal schadeposten, te weten een bedrag van € 5.498,31 wegens de door de deskundige van [Y] Expertises en [Z] voor hun werkzaamheden in rekening gebrachte bedragen, € 480,- aan opslagkosten (twee maanden maal € 240,- per maand) voor het geval dat de vloer daadwerkelijk in zijn geheel vervangen wordt en € 9.600,- aan gederfd woongenot (achtenveertig maanden maal € 200,- per maand). [X] heeft de verschuldigdheid van deze posten gemotiveerd weersproken.
3.25.
Wat betreft de kosten van de deskundigen overweegt het hof als volgt. Het hof acht niet onredelijk dat [geïntimeerde] de deskundige van [Y] Expertises en [Z] heeft ingeschakeld en zodoende kosten heeft gemaakt om vast te kunnen stellen dat sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [X] . De daarvoor in rekening gebrachte kosten, die het hof als redelijk voorkomen, zijn aan te merken als schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW en dienen in beginsel door [X] te worden vergoed. [X] heeft de stellingen van [geïntimeerde] in dit verband onvoldoende weersproken en de kosten vallen niet onder de proceskosten, zoals zij heeft aangevoerd. De door deze deskundigen opgemaakte stukken hebben bijgedragen aan de oordeelsvorming van de kantonrechter en ook het hof, zij het dat het hof op grond van de in hoger beroep door [X] toegevoegde stukken deels tot andere beslissingen komt dan de kantonrechter. Het komt het hof daarom redelijk voor dat partijen gezamenlijk de kosten hiervoor dragen. Het hof zal [X] veroordelen om aan [geïntimeerde] hiervoor de helft van € 5.498,31 is € 2.749,16 te voldoen.
3.26.
[geïntimeerde] heeft opslagkosten van zijn huisraad gevorderd voor het geval dat de vloer in zijn geheel wordt vervangen. Aangezien geoordeeld is dat met plaatselijk herstel kan worden volstaan en gesteld noch gebleken is dat de huisraad ook bij herstelwerkzaamheden dient te worden opgeslagen, worden deze kosten afgewezen. De post gederfd woongenot is, bij gebreke van een nadere onderbouwing, te beschouwen als een vordering tot vergoeding van immateriële schade. Nu niet is komen vast te staan dat [X] het oogmerk heeft gehad om [geïntimeerde] zodanig nadeel toe te brengen, komt deze post evenmin voor toewijzing in aanmerking.
3.27.
Uit het voorgaande volgt dat in hoger beroep toewijsbaar is:
Kosten herstel vloer € 2.212,79
Kosten lijm € 730,--
Kosten werkzaamheden deskundigen
€ 2.749,16
Totaal € 5.691,95
vermeerderd met wettelijke rente over de kosten van herstel van de vloer en de lijm vanaf 4 juli 2017. Over de kosten van de werkzaamheden van de deskundigen is wettelijke rente verschuldigd vanaf 1 oktober 2019, de datum dat de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens houdende akte vermeerdering van eis, is ingediend.
3.28.
Partijen hebben geen voldoende geconcretiseerde stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere beslissingen. De bewijsaanbiedingen worden gepasseerd.
3.29.
De slotsom is dat de grieven van [X] in principaal hoger beroep leiden tot een gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis. Voor het overige heeft het principaal hoger beroep geen succes. De door [geïntimeerde] geleden schade dient te worden vastgesteld op € 5.691,95, in plaats van op € 11.321,16, zoals door de kantonrechter is geoordeeld. Om proceseconomische redenen zal het gehele vonnis worden vernietigd.
3.30.
Het hof ziet in de uitkomst van deze procedure in principaal hoger beroep aanleiding om de proceskosten in principaal hoger beroep te compenseren. Nu de grief in incidenteel hoger beroep faalt, maar de vermeerdering van eis deels wordt toegewezen, ziet het hof ook in incidenteel hoger beroep aanleiding om de proceskosten te compenseren.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X] aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 5.691,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.942,79 vanaf 4 juli 2017 tot aan de dag van de gehele betaling en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.749,16 vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt [X] tot betaling aan [geïntimeerde] van de proceskosten in de eerste aanleg, tot op heden begroot op € 327,04 aan verschotten en € 600,- aan salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling, alsmede tot betaling van € 100,- aan nasalaris voor zover die nakosten zijn gemaakt;
bepaalt dat ieder der partijen in hoger beroep de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, E.K. Veldhuijzen van Zanten en S. van Gulijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021.