Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Grief 1 in principaal hoger beroepis gericht tegen een onderdeel van 2.2, te weten de zinsnede ‘Lake Hotel was reeds voor de verkoop nauw betrokken bij de exploitatie van het hotel’. Deze grief kan, wat daarvan ook zij, niet leiden tot vernietiging van enig onderdeel van de beslissing van de kantonrechter. Het hof zal deze zinsnede hieronder ook niet opnemen omdat die niet van belang is voor de beslissing in hoger beroep. Voor het overige zijn de door de kantonrechter opgesomde feiten in hoger beroep niet in geschil en deze dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Voor zover in hoger beroep van belang en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
3.Beoordeling
grief 5 in principaal hoger beroepheeft Lake Hotel gewezen op de in het geding gebrachte brief van 16 februari 2021 van de brandweer Kennemerland en het daarbij gevoegde controlerapport. Hieruit blijkt, aldus Lake Hotel, dat het bouwwerk niet voldoet aan verschillende wettelijke bepalingen inzake de brandveiligheid en dat geen geldige omgevings- en gebruiksvergunningen zijn afgegeven. Volgens Lake Hotel zijn [geïntimeerden] als verhuurder verantwoordelijk voor de naleving van die bepalingen. De brandweer heeft te kennen gegeven dat zij de gemeente [gemeente] zou adviseren Lake Hotel te bevelen het gebruik gestaakt te houden, zodat, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, ernstig rekening moet worden gehouden met een aanschrijving van het bevoegde gezag. Voldoende staat vast dat het gehuurde gebreken vertoont op het gebied van brandveiligheid en dat deze gebreken op korte termijn verholpen moeten worden. De desbetreffende vorderingen van Lake Hotel dienen daarom alsnog te worden toegewezen, aldus Lake Hotel.
going concernhotel omvatte. Vanaf de leveringsdatum moest zij zelf zorgen voor de vereiste vergunningen.
grief 2 in incidenteel hoger beroephebben [geïntimeerden] gesteld dat Lake Hotel de huur over het vierde kwartaal van 2020 slechts gedeeltelijk heeft betaald en de vervolgens opeisbaar geworden termijnen helemaal niet heeft voldaan. Het bestreden vonnis heeft niet geleid tot betaling en executie daarvan is onmogelijk gebleken. Omdat [geïntimeerden] zich kunnen voorstellen dat ontruiming van het gehuurde als voorlopige voorziening verstrekkend is, hebben zij hun vordering tot ontruiming gewijzigd in een voorwaardelijke vordering, waarbij ontruiming alleen plaatsvindt wanneer Lake Hotel de toe te wijzen vorderingen tot betaling van de huur niet binnen vier weken na betekening van het te wijzen arrest heeft voldaan.