Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.COLTAVAST ROTTERDAM B.V.,
COLTAVAST B.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft Metroprop B.V. een vordering ingesteld tot opheffing of vermindering van een dwangsom die aan haar was opgelegd in het kader van een vastgoedtransactie met Coltavast Rotterdam B.V. en Coltavast B.V. De vordering is gebaseerd op artikel 611d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Metroprop had op 9 september 2020 Coltavast gedagvaard en stelde dat zij door de coronacrisis niet in staat was om de onroerende zaken tijdig af te nemen. De voorzieningenrechter had eerder in een vonnis van 20 mei 2020 Metroprop veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst, met een dwangsom van € 50.000 per werkdag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 2.750.000. Dit vonnis werd in hoger beroep gedeeltelijk vernietigd, waarbij het maximum van de dwangsom werd verhoogd naar € 20.000.000.
Metroprop heeft gesteld dat de coronacrisis en de impact daarvan op de vastgoedmarkt haar in de weg stonden om de onroerende zaken af te nemen. Het hof heeft echter geoordeeld dat Metroprop onvoldoende heeft aangetoond dat zij sinds de hoofdveroordeling op 20 mei 2020 al het mogelijke heeft gedaan om aan de veroordeling te voldoen. De rechter heeft vastgesteld dat de onmogelijkheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen al bestond vóór het vonnis van 20 mei 2020 en dat de nieuwe feiten die Metroprop aanvoert niet relevant zijn voor de beoordeling van de vordering. Het hof heeft de vordering van Metroprop afgewezen en haar verwezen in de kosten van het geding.